Uitspraak 201205313/1/R3


Volledige tekst

201205313/1/R3.
Datum uitspraak: 5 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1]), gevestigd te Bergeijk,
2. de vereniging M.K.B. afdeling Bergeijk (hierna Winkelhart Bergeijk), gevestigd te Bergeijk,

en

de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "2e herziening bedrijventerrein het Stoom" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Winkelhart Bergeijk beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2013, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], Winkelhart Bergeijk, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door B. van Dorsten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Verder is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boerenbond Retail B.V., vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, gehoord.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet, net als het op 29 januari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein het Stoom", in verschillende vormen van (volumineuze) detailhandel op het zuidwestelijke deel van bedrijventerrein Het Stoom. Anders dan dat plan voorziet het voorliggende plan op de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - dierbenodigdheden" gelegen aan Loo 18, waar Boerenbond Retail is gevestigd, ook in de verkoop van dierbenodigdheden.

3. Aan de gronden in het plangebied is de bestemming "Bedrijf-Volumineuze detailhandel en totaalrecreatiebedrijf" toegekend. Verder is op het perceel Loo 18 de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel- dierbenodigdheden" gelegd.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, zijn de voor "Bedrijf-Volumineuze detailhandel en totaalrecreatiebedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:

a. detailhandel in:

1 volumineuze goederen;

2 motoren;

3 agrarische hulpmaterialen, diervoeders en tuininrichting

b. bedrijven met als activiteit de vervaardiging van tenten en detailhandel in recreatieverwante artikelen (totaalrecreatiebedrijf);

c. detailhandel in dierbenodigdheden, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel- dierbenodigdheden";

[…].

Het beroep van [appellant sub 1]

4. [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte zijn aanvulling op een eerder ingediende zienswijze buiten beschouwing heeft gelaten, nu een zienswijze in ieder stadium van de procedure nader kan worden aangevuld. Verder voert [appellant sub 1] aan dat het plan, met name door de verkoop van dierbenodigdheden, zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Voorts vreest [appellant sub 1] dat door de verkoop van dierbenodigdheden toe te staan haar concurrentiepositie ten opzichte van Boerenbond Retail wordt verzwakt, waardoor zij schade lijdt in de vorm van omzetverlies en mogelijk failliet zal gaan. [appellant sub 1] voert in dit verband aan dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de vaststelling van het plan en het toestaan van de verkoop van dierbenodigdheden noodzakelijk waren om tegemoet te komen aan eerder aan Boerenbond Retail gedane toezeggingen. De raad heeft volgens haar niet aannemelijk gemaakt dat hij gebonden was aan dergelijke toezeggingen en heeft mede daarom onvoldoende rekening gehouden met haar belangen. Verder stelt [appellant sub 1] dat het plan in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, nu de raad de verplaatsing van Boerenbond Retail heeft toegestaan, terwijl hij een eerder verzoek van [appellant sub 1] om haar detailhandel in de kern van Bergeijk te mogen verplaatsen naar het bedrijventerrein Waterlaat heeft afgewezen.

4.1. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] dat de raad de nadere motivering van haar zienswijze van 1 maart 2012 ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten ziet de Afdeling geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan in de uitspraak van 28 augustus 2012 in zaak nr. 201205313/3/R3, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening van [appellant sub 1] tegen het bestreden besluit is afgewezen en waarbij is ingegaan op deze beroepsgrond.

4.2. Met betrekking tot het voorzieningenniveau overweegt de Afdeling dat voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe komt aan de vraag of sprake is van overaanbod en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen. Het doorslaggevende criterium is of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse boodschappen en geregelde inkopen kunnen doen. De enige uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden in het voorliggende plan is dat nu ook de verkoop van dierbenodigdheden is toegestaan. Dat het plan, gelet daarop, zal leiden tot duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Bergeijk heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt.

4.3. Voor een mogelijke daling van de omzet van [appellant sub 1] door een sterkere concurrentie van Boerenbond Retail geldt dat een bestemmingsplan niet dient om concurrentieverhoudingen te regelen. In het enkele gegeven dat het toestaan van verkoop van dierenbenodigdheden wellicht ten koste zal gaan van de omzet van winkels met een soortgelijk assortiment elders behoefde de raad geen aanleiding te zien om de verkoop hiervan door Boerenbond Retail niet toe te staan. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de belangenafweging die de raad heeft gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening onzorgvuldig is verricht.

4.4. Over de door [appellant sub 1] gemaakte vergelijking met de door haar gewenste verplaatsing naar bedrijventerrein Waterlaat overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat het hier gaat om twee verschillende bedrijventerreinen. Een deel van Het Stoom is herbestemd en ingericht voor de verdere ontwikkeling van volumineuze detailhandelsvestigingen. Een uitbreiding van detailhandel op Waterlaat acht de raad evenwel niet gewenst. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.

Het beroep van Winkelhart Bergeijk

5. Winkelhart Bergeijk stelt dat Bax Totaalrecreatie (hierna: Bax), die ook in het plangebied is gevestigd, beschikt over een groter oppervlak dan op haar eerdere locatie in Eijkereind. Verder stelt Winkelhart Bergeijk dat het assortiment van Boerenbond Retail is uitgebreid ten opzichte van wat deze eerder te Luyksgestel verkocht. Voorts voert zij aan dat indien Boerenbond Retail de lokatie in het plan verlaat, een andere onderneming hier niet-volumineuze detailhandel kan uitoefenen. De raad had daarom een uitsterfregeling moeten opnemen voor niet-volumineuze detailhandel zoals de verkoop van dierbenodigdheden, nu deze vorm van detailhandel op Het Stoom ten koste gaat van de omzet van winkels in het centrum van Bergeijk. Verder geldt dat, indien een andere onderneming een andere vorm van niet-volumineuze detailhandel wil uitoefenen op de gronden in het plangebied, de raad dit dient toe te staan op grond van het gelijkheidsbeginsel, terwijl de raad dit deel van het bedrijventerrein oorspronkelijk heeft bedoeld voor volumineuze detailhandel, aldus Winkelhart Bergeijk.

5.1. Het plan is er op gericht om de verplaatsing van Bax uit Eikereijnd en van Boerenbond Retail uit Luyksgestel naar bedrijventerrein Het Stoom mogelijk te maken. Voor zover de totale oppervlakte van Bax aan het Loo in de huidige situatie meer bedraagt dan op haar vroegere locatie te Eijkereind ziet de Afdeling hierin geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij betrekt de Afdeling dat de plantoelichting vermeldt de gronden in het plangebied bedoeld zijn om ruimte te bieden aan bedrijven die op de huidige locatie te klein van omvang zijn en/of geen uitbreidingsmogelijkheden meer hebben.

5.2. Uit de nota van zienswijzen en wijzigingen leidt de Afdeling af dat de verkoop van dierbenodigdheden, waartoe de raad het plan heeft vastgesteld omdat het vorige plan die mogelijkheid niet bood, aansluit bij het assortiment van Boerenbond Retail in Luyksgestel. Voor zover Boerenbond Retail haar assortiment verder heeft uitgebreid ten opzichte van wat zij eerder verkocht in Luyksgestel ziet de Afdeling hierin op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Indien de verkoop van bepaalde producten in strijd is met de planregels, kan Winkelhart Bergeijk de verkoop hiervan tegengaan door een verzoek tot handhaving in te dienen.

5.3. Voor de wens van Winkelhart Bergeijk om een uitsterfregeling op te nemen voor niet-volumineuze detailhandel, te weten de verkoop van dierbenodigdheden, geldt dat de raad een uitsterfregeling in een bestemmingsplan kan opnemen voor activiteiten waarvan hij op termijn de beëindiging nastreeft. De plantoelichting vermeldt dat het gemeentelijke beleid in beginsel gericht is op een concentratie van detailhandel in de kern van Bergeijk en dat bedrijventerrein Het Stoom bedoeld is voor met name volumineuze detailhandel. Het gemeentelijke beleid biedt evenwel ook ruimte voor andere vormen van detailhandel op bedrijventerrein Het Stoom, die qua aard en schaal niet in het centrum passen. De raad heeft bij de vaststelling van het vorige plan bewust de keuze gemaakt om Boerenbond Retail toe te laten op bedrijventerrein Het Stoom omdat hij deze vorm van detailhandel qua schaal niet passend acht binnen het centrum van Bergeijk. Dit is naar het oordeel van de Afdeling niet onredelijk. Verder dient een bestemmingsplan, zoals hiervoor al is overwogen, niet om concurrentieverhoudingen te regelen en behoefde de raad in het gegeven dat de verkoop van dierbenodigdheden door Boerenbond Retail mogelijk ten koste gaat van de omzet van winkels in het centrum geen aanleiding te zien om een uitsterfregeling op te nemen.

5.4. Over de stelling dat de raad vanwege het gelijkheidsbeginsel gedwongen is om ook andere vormen van niet-volumineuze detailhandel op Het Stoom toe te staan overweegt de Afdeling dat de raad in het voorliggende plan de verkoop van dierbenodigdheden op het perceel Loo 18 mogelijk heeft gemaakt om Boerenbond Retail de gelegenheid te geven door te gaan met de verkoop van haar gehele vroegere assortiment. Het merendeel van de producten van Boerenbond Retail valt onder volumineuze detailhandel. Zoals hierboven reeds is overwogen is het gemeentelijke beleid gericht op de concentratie van niet-volumineuze detailhandel in de kern van Bergeijk. Een eventueel verzoek om andere vormen van niet-volumineuze detailhandel toe te staan op bedrijventerrein Het Stoom kan de raad beoordelen aan de hand van dit beleid.

6. In hetgeen [appellant sub 1] en Winkelhart Bergeijk hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.

w.g. Helder w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013

413-656.