Uitspraak 201203113/1/R3


Volledige tekst

201203113/1/R3.
Datum uitspraak: 27 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V., gevestigd te Amstelveen,
2. de commanditaire vennootschap Neddex Vastgoedfonds 1 C.V., de besloten vennootschap Neddex Beherend Vennoot 1 B.V., beide gevestigd te Rotterdam, en de stichting Stichting Bewaarder Neddex 1, gevestigd te Den Haag (hierna tezamen en in enkelvoud: Neddex),
appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Ekkersrijt; Saturn" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Altera en Neddex beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwontwikkeling Jongen B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Neddex en het college hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2012, waar Altera, vertegenwoordigd door mr. H.A. Samuels Brusse-van der Linden, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door drs. E.J. Mengers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Bouwontwikkeling Jongen B.V., vertegenwoordigd door C.P.H. Kulter, bijgestaan door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond, gehoord.

Overwegingen

1. Het wijzigingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan "Ekkersrijt", dat de raad op 26 mei 2011 heeft vastgesteld. Het plan voorziet in de vestiging van perifere detailhandel op Woonboulevard Ekkersrijt.

Het beroep van Altera

2. Altera kan zich niet verenigen met het wijzigingsplan. Hiertoe voert zij aan dat niet aan de wijzigingsvoorwaarde ingevolge artikel 27.2, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Ekkersrijt" is voldaan. Volgens Altera volgt uit deze bepaling dat alleen van de wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt indien met een distributieplanologisch onderzoek wordt aangetoond dat in het plangebied daadwerkelijk behoefte bestaat aan meer winkelruimte. Nu het filiaal van Saturn reeds in het bestaande winkelgebied op het Meubelplein gevestigd zou kunnen worden, bestaat er geen uitbreidingsbehoefte.

2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat aan de wijzigingsvoorwaarde wordt voldaan. Hiertoe stelt het college dat uit de distributieplanologische onderzoeken volgt dat er kwantitatief gezien behoefte bestaat aan uitbreiding, nu er geen duurzame ontwrichting van het voorzieningsniveau zal plaatsvinden. Ook kwalitatief gezien bestaat deze behoefte, nu de beschikbare winkelpanden niet aan de wensen van Saturn voldoen. Daarnaast is in het Masterplan Ekkersrijt reeds aangegeven dat een westelijke uitbreiding van het "home & livingcentrum" wordt voorgestaan. De vrees voor leegstand van omliggende winkelpanden deelt het college niet.

2.2. In het bestemmingsplan "Ekkersrijt" is aan de gronden waarop het wijzigingsplan ziet de bestemming "Bedrijventerrein - 2" met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 2" toegekend.

Ingevolge artikel 27.2 van de planregels van het bestemmingsplan "Ekkersrijt" is het college bevoegd de bestemming "Bedrijventerrein - 2" ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 2" te wijzigen in de bestemming "Detailhandel - Perifeer" en/of "Verkeer". Hierbij gelden de volgende bepalingen:

a. er wordt in het wijzigingsgebied in totaal maximaal 1 zelfstandige horecavestiging toegelaten, ten dienste van de meubelboulevard;

b. in aanvulling op de bestemming "Detailhandel - Perifeer" zijn sportzaken toegestaan, met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte niet minder mag bedragen dan 1.500 m²;

c. de uitbreidingsbehoefte dient middels een distributieplanologisch onderzoek te worden aangetoond;

d. de bebouwing dient stedenbouwkundig inpasbaar te zijn.

2.3. Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de bestemming "Bedrijventerrein - 2". Hiertoe is aan de desbetreffende gronden de bestemming "Detailhandel - Perifeer" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels van het wijzigingsplan "Ekkersrijt; Saturn" zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor perifere detailhandel in: 1. keukens, badkamers en sanitair; 2. meubelen en woninginrichting; 3. bouwmaterialen; 4. bruin- en witgoed.

Ingevolge het bepaalde onder b zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor ondergeschikte horeca, behorende bij de onder a bedoelde detailhandelsbedrijven.

2.4. Ingevolge artikel 27.2, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Ekkersrijt" dient de uitbreidingsbehoefte door middel van een distributieplanologisch onderzoek te worden aangetoond.

In de plantoelichting is opgenomen dat de bestaande winkelpanden op de Meubelboulevard moeten worden herontwikkeld en uitbreiding in westelijke richting mogelijk is. Deze uitbreiding kan volgens die toelichting pas plaatsvinden indien de vraag uit de markt onvoldoende gefaciliteerd kan worden op de bestaande locaties. Voorts volgt uit de plantoelichting dat bij uitbreiding van winkelpanden in de westelijke richting van de Meubelboulevard door middel van een distributieplanologisch onderzoek moet worden aangetoond dat de voorgenomen vestiging geen duurzame ontwrichting van de gevestigde detailhandel tot gevolg zal hebben.

Wat er ook zij van de plantoelichting op dit punt, de Afdeling overweegt dat aan de plantoelichting geen bindende betekening toekomt. In hetgeen door het college en Bouwontwikkeling Jongen is betoogd, ziet de Afdeling geen aanleiding een andere uitleg aan de wijzigingsvoorwaarde te geven dan die de voorzitter in de uitspraak van 21 juni 2012 in zaak nr. 201203113/2/R3, inzake het verzoek om voorlopige voorziening en in de uitspraak van 6 september 2012 in zaak nr. 201203113/2/R3, inzake het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening heeft gegeven. Onder het begrip uitbreidingsbehoefte in artikel 27.2, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Ekkersrijt" dient te worden verstaan: een daadwerkelijke behoefte aan meer winkelruimte in het plangebied, wat betekent dat het bestaande aanbod van winkelruimte niet toereikend is voor de vraag uit de markt. Voor zover het college stelt dat er kwantitatief gezien behoefte bestaat aan uitbreiding, nu er geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal plaatsvinden, overweegt de Afdeling dat gelet op de betekenis van het begrip uitbreidingsbehoefte moet worden aangetoond dat het bestaande aanbod aan m² winkelruimte ontoereikend is.

2.5. Uit het distributieplanologisch onderzoek "Son en Breugel, Mogelijkheden nieuwe vestiging Saturn op Ekkersrijt" van het stedenbouwkundig bureau BRO van 29 september 2011 (hierna: dpo 1) volgt dat het voorzieningenniveau in de branche bruin- en witgoed in de regio Son en Breugel, Eindhoven, Best en Veldhoven niet duurzaam zal worden ontwricht als Saturn zich op Meubelboulevard Ekkersrijt zal vestigen. Uit het distributieplanologisch onderzoek "Son en Breugel, Mogelijkheden nieuwe detailhandelvestiging op Ekkersrijt" van BRO van 26 januari 2012 (hierna: dpo 2) volgt dat het voorzieningenniveau in de branche doe-het-zelf en tuincentra in de regio Son en Breugel, Eindhoven, Best en Veldhoven niet duurzaam zal worden ontwricht als een winkel binnen één van deze branches zich op de Meubelboulevard Ekkersrijt zal vestigen. Voorts volgt hieruit dat er beperkte distributieve ruimte voor de branche wonen en sport is in de regio Son en Breugel, Eindhoven, Best en Veldhoven. Uit het aanvullend distributieplanologisch onderzoek "Son en Breugel, Mogelijkheden nieuwe vestiging Saturn op Ekkersrijt" van BRO van 10 juli 2012 (hierna: dpo 3) volgt dat de vestiging van een zeer grootschalige elektronicazaak van 7.000 m² bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo) op het Meubelplein in kwantitatief opzicht mogelijk is, omdat op het Meubelplein ongeveer 9.000 m² bvo is gereserveerd voor elektronicazaken. De vraag van de afnemer van de winkelruimte, in dit geval Saturn, sluit volgens dpo 3 echter in kwalitatieve zin niet aan bij de bestaande vestigingsmogelijkheden op het Meubelplein. Saturn wenst zich op een solitaire locatie op Meubelboulevard Ekkersrijt te vestigen. Hierbij wordt gewezen op het belang van gratis parkeerplaatsen op maaiveldniveau op korte afstand van de winkel, een goede zichtbaarheid van de winkel vanaf de openbare weg en de mogelijkheid tot een heldere, individuele externe presentatie van de winkel. De bestaande locaties op het Meubelplein voldoen niet aan deze kwalitatieve vestigingseisen van Saturn en daarom wordt in dpo 3 geconcludeerd dat er geen geschikte bestaande winkelruimte is.

Uit dpo 1 en dpo 2 volgt alleen binnen welke branches in de regio Son en Breugel, Eindhoven, Best en Veldhoven het voorzieningenniveau al dan niet duurzaam zal worden ontwricht bij vestiging van een winkel in het plangebied. Hieruit volgt echter niet dat een daadwerkelijke behoefte aan meer winkelruimte bestaat. Voorts volgt uit dpo 3 dat de vestiging van een filiaal van Saturn op het Meubelplein in kwantitatief opzicht mogelijk is. Voor zover het college en Bouwontwikkeling Jongen stellen dat de vestiging van Saturn in kwalitatief opzicht niet mogelijk is op de bestaande locaties, omdat Saturn zich op een solitaire locatie binnen Ekkersrijt wil vestigen, overweegt de Afdeling dat, gelet op de hiervoor vermelde betekenis van het begrip uitbreidingsbehoefte, voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet worden aangetoond dat de bestaande locaties in kwantitatief opzicht ontoereikend zijn. Gelet hierop wordt niet aan artikel 27.2, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Ekkersrijt" voldaan, nu uit de distributieplanologisch onderzoeken volgt dat er geen daadwerkelijke behoefte bestaat aan meer winkelruimte in het plangebied, omdat het bestaande aanbod van winkelruimte op het Meubelplein toereikend is voor de vraag uit de markt.

Het betoog slaagt.

2.6. In hetgeen Altera heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 27.2, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Ekkersrijt". Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu uit dpo 3 volgt dat de vraag uit de markt in kwantitatief opzicht gefaciliteerd kan worden op de bestaande locaties op het Meubelplein, kan dit gebrek niet worden gerepareerd. In verband hiermee behoeven de overige beroepsgronden van Altera geen bespreking.

3. Het college dient ten aanzien van Altera op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Het beroep van Neddex

4. Neddex kan zich niet verenigen met het wijzigingsplan. Hiertoe betoogt zij dat door de vestiging van Saturn een overaanbod aan elektronicawinkels zal ontstaan. Nu dpo 1 zich alleen op bruin- en witgoed richt, is onvoldoende onderzocht of de komst van Saturn niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau.

4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat uit de distributieplanologisch onderzoeken volgt dat er geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan.

4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraken van 10 juni 2009 in zaak nr. 200808122/1/R3 en van 2 december 2009 in zaak nr. 200901438/1/R3), komt voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of mogelijk sprake is van een overaanbod in het verzorgingsgebied en een mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen, maar is het doorslaggevende criterium of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woning hun dagelijkse boodschappen en geregelde inkopen kunnen doen. De bij het wijzigingsplan toegekende bestemming is "Detailhandel - Perifeer". Deze bestemming maakt perifere detailhandel in bruin- en witgoed mogelijk. Niet valt in te zien dat de raad zich voor wat betreft de vraag of op het gebied van perifere detailhandel in bruin- en witgoed sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau niet mocht baseren op dpo 1, dat daarop zag. Het betoog faalt.

5. Neddex betoogt voorts dat de oppervlakte en de omvang van ondergeschikte horeca die is toegestaan bij de bestemming "Detailhandel - Perifeer" ten onrechte niet is begrensd. Hierdoor wordt de exploitatie van zelfstandige horeca niet uitgesloten. Nu het plan een grote oppervlakte aan ondergeschikte horeca toestaat, zal de bedrijfsvoering van bestaande horecabedrijven daar negatieve gevolgen van ondervinden.

5.1. Ingevolge artikel 1, lid 1.29, van de planregels wordt onder ondergeschikte horeca verstaan: beperkte vorm van horeca die ondergeschikt is aan, en afgeleid is van, de hoofdfunctie.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, zijn de voor "Detailhandel - Perifeer" aangewezen gronden bestemd voor:

a. perifere detailhandel in:

1. keukens, badkamers en sanitair;

2. meubelen en woninginrichting;

3. bouwmaterialen;

4. bruin- en witgoed;

b. ondergeschikte horeca, behorende bij de onder a bedoelde detailhandelsbedrijven;

(…).

Ingevolge lid 3.3, aanhef en onder b, is het gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemming "Detailhandel - Perifeer" voor ondergeschikte horeca toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het gebouw tot een maximum van 5.000 m² per horecavestiging.

5.2. Uit artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a en b, van de planregels, gelezen in samenhang met de begripsomschrijving van ondergeschikte horeca in artikel 1, lid 1.29, volgt dat horeca ondergeschikt moet zijn aan en afgeleid moet zijn van de hoofdfunctie perifere detailhandel. Het college heeft hiermee de mogelijkheid willen bieden om bij bedrijven in perifere detailhandel enige vorm van horeca, bijvoorbeeld in de vorm van een coffeecorner, te vestigen. Naar het oordeel van de Afdeling is in de planregels voldoende gewaarborgd dat onder ondergeschikte horeca ook alleen onzelfstandige horeca wordt begrepen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, anders dan Neddex stelt, in artikel 3, lid 3.3, aanhef en onder b, ook beperkingen zijn gesteld aan de oppervlakte van ondergeschikte horeca.

Ten aanzien van de vrees van Neddex voor concurrentie voor bestaande horecabedrijven wordt overwogen dat geen aanleiding bestaat om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake regulerend op te treden. Voor het oordeel dat het college onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de belangen van bestaande horecabedrijven, bestaat daarom geen aanleiding.

Het betoog faalt.

6. Neddex voert verder aan dat het wijzigingsplan zal leiden tot een aanzienlijke verkeerstoename vanwege de daarin toegelaten detailhandel. De panden van Neddex zullen hierdoor minder goed bereikbaar worden. Gelet hierop is onvoldoende onderzoek verricht naar de gevolgen van het wijzigingsplan voor de verkeerssituatie. Daarnaast is dit onderzoek op basis van onjuiste standpunten verricht. Zo liggen de winkels in het winkelgebied Ekkersrijt op een dergelijke afstand van het plangebied dat de normen voor combinatiebezoek niet toegepast kunnen worden. Ook is ten onrechte gesteld dat slechts 50% van de werknemers gebruik zal maken van een auto. Voorts dient het aantal motorvoertuigbewegingen als gevolg van het voormalige bedrijf in het plangebied niet in mindering te worden gebracht op de toename van het aantal motorvoertuigbewegingen ten gevolge van de vestiging van Saturn, nu het desbetreffende pand al geruime tijd niet meer in gebruik is.

6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat voldoende onderzoek is verricht naar de te verwachten verkeershinder. Gezien de capaciteit van de ontsluitingsweg zal de verkeersafwikkeling niet nadelig worden beïnvloed.

6.2. In paragraaf 4.11 en bijlage 2 van de plantoelichting is uiteengezet op welke wijze het aantal verkeerbewegingen per dag is berekend. Hierbij is aangesloten bij de normen voor winkelboulevards die worden aangehouden door het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (hierna: CROW), zoals opgenomen in publicatie nr. 256, "Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer", en publicatie nr. 272, "Verkeersgeneratie voorzieningen, kerntallen gemotoriseerd verkeer". Omdat de te verwachten bezoekersaantallen hoger liggen dan de berekening van de verkeersgeneratie met behulp van de CROW-rekentool doet vermoeden, is de verkeersgeneratie van de toekomstige situatie met toepassing van de CROW-uitgangspunten herberekend aan de hand van te verwachten bezoekersaantallen van 20.000 bezoekers per week. Voorts is rekening gehouden met het feit dat het plangebied onderdeel zal uitmaken van de meubelboulevard, zodat een bezoek aan Saturn gecombineerd kan worden met een bezoek aan andere winkels binnen de meubelboulevard. Op basis hiervan is aangenomen dat de voorziene ontwikkeling leidt tot 868 motorvoertuigbewegingen per etmaal van en naar het plangebied.

Nu in CROW-publicatie nr. 256 is opgenomen dat indien zich diverse winkels op één locatie bevinden, de som van de verkeersgeneratie als gevolg van deze winkels kan worden gedeeld door het gemiddeld aantal winkelbezoeken per bezoeker, heeft het college in redelijkheid bij de normen voor combinatiebezoek van winkels kunnen aansluiten. Voorts acht de Afdeling het standpunt van het college dat het plangebied op loopafstand van de meubelboulevard ligt, gelet op het feit dat het Meubelplein op een afstand van ongeveer 45 m van het plangebied ligt, niet onredelijk. Nu ten aanzien van de verkeersgeneratie door werknemers in CROW-publicatie nr. 272 is opgenomen dat 50% van de werknemers gebruik maakt van een auto, waarbij de bezettingsgraad één persoon per auto bedraagt, heeft het college ook hierbij in redelijkheid kunnen aansluiten.

Het deel van de meubelboulevard waar Neddex panden verhuurt, wordt via een ringweg aan de noordzijde ontsloten op de Ekkersrijt 10.000 en vervolgens op de rijksweg A50. Het plangebied wordt ontsloten op de Ekkersrijt 4000, dat aan de westzijde direct ontsluit op een verbindingsweg naar de rijksweg A50. In paragraaf 4.11 van de plantoelichting is opgenomen dat motorvoertuigbewegingen van en naar het plangebied zich hoofdzakelijk zullen concentreren op deze route. De verbindingsweg is voorzien van twee rijstroken per rijrichting en is onlangs aangelegd om de extra verkeerstromen van en naar de meubelboulevard op te vangen. Daarbij is rekening gehouden met de komst van een vestiging van Ikea en de uitbreiding van het Meubelplein. Voor zover Neddex betoogt dat het aantal motorvoertuigbewegingen als gevolg van het voormalige bedrijf in het plangebied niet in mindering dient te worden gebracht op de toename van het aantal motorvoertuigbewegingen ten gevolge van de vestiging van Saturn, overweegt de Afdeling dat het college heeft beoordeeld of een toename van 740 motorvoertuigbewegingen per etmaal bovenop de al bestaande 128 motorvoertuigbewegingen per etmaal geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling. Hieruit volgt dat het college een beoordeling heeft gemaakt van in totaal 868 motorvoertuigbewegingen in het plangebied. De conclusie dat op grond van de te verwachten bezoekersaantallen een toename van 740 motorvoertuigen per etmaal de verkeersafwikkeling niet nadelig zal beïnvloeden, komt de Afdeling gelet op het vorenstaande niet onredelijk voor. Neddex heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de in het wijzigingsplan voorziene ontwikkelingen een zodanige verkeerstoename met zich zullen brengen dat de bestaande ontsluitingsstructuur onvoldoende capaciteit heeft voor de afwikkeling daarvan. Gelet op het voorgaande leidt het hetgeen Neddex heeft aangevoerd daarom niet tot het oordeel dat het plan onzorgvuldig is voorbereid.

Het betoog faalt.

7. Voorts voert Neddex aan dat ten onrechte geen parkeernormen in de planregels zijn opgenomen. Evenmin is gewaarborgd dat parkeernormen kunnen worden gehandhaafd.

7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het aantal te realiseren parkeerplaatsen is vastgelegd in een anterieure exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de eigenaar van de gronden in het plangebied, waardoor de aanleg hiervan is verzekerd.
7.2. De Afdeling stelt voorop dat het opnemen van parkeernormen in de planregels geen wettelijke verplichting is, maar dat dit een keuze van het college betreft.

Het college heeft te kennen gegeven dat de CROW-parkeernormen uit publicatie nr. 182, "Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering", worden gehanteerd voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen in het plangebied. In paragraaf 4.11 van de plantoelichting is opgenomen dat de functieomschrijving van de functie "grootschalige detailhandel" overeenkomt met de voorziene ontwikkeling. Uit CROW-publicatie nr. 182 volgt dat minimaal 4,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo en maximaal 8,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo voor grootschalige detailhandel dienen te worden gerealiseerd. Volgens het college zal er gezien het feit dat op het Meubelplein een diversiteit aan winkels aanwezig is een grote uitwisselbaarheid met betrekking tot het parkeren aanwezig zijn. Nu uit dpo 1 volgt dat er ongeveer 1 miljoen bezoekers per jaar zijn te verwachten en grootschalige detailhandel ziet op grote publiekstrekkers met 3 tot 5 miljoen bezoekers per jaar, heeft het college gelet daarop het parkeerkencijfer bijgesteld naar 3,5 per 100 m² bvo. Nu de vestiging van Saturn 6.000 m² zal bedragen, dienen op basis hiervan 210 parkeerplaatsen in het plangebied te worden gerealiseerd. Het plan voorziet in 214 parkeerplaatsen, zodat hieraan wordt voldaan.

De Afdeling is van oordeel dat Neddex niet aannemelijk heeft gemaakt dat de parkeerdruk in het plangebied zo hoog zal zijn dat het college niet heeft kunnen uitgaan van een parkeerkencijfer van 3,5 per 100 m² bvo. Hierbij betrekt de Afdeling dat op loopafstand van het plangebied reeds verscheidene parkeervoorzieningen aanwezig zijn en er combinatiebezoek van winkels zal plaatsvinden. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende parkeerplaatsen in het plan zijn voorzien om de parkeerbehoefte van de voorziene ontwikkeling op te vangen. Daarbij is van belang dat de bestemming "Detailhandel - Perifeer" voorziet in parkeren, nu ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder e, van de planregels (on)gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet voor gezamenlijk gebruik, mogelijk worden gemaakt. Gelet hierop zullen de parkeerplaatsen die volgens de plantoelichting nodig zijn, ook kunnen worden gerealiseerd.

Het betoog faalt.

8. Neddex betoogt verder dat nu het verkeersonderzoek niet is gebaseerd op juiste uitgangspunten en als gevolg daarvan een onjuiste conclusie ten aanzien van het aantal motorvoertuigbewegingen is getrokken, ook de gevolgen voor de luchtkwaliteit onvoldoende zijn onderzocht.

8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat voldoende onderzoek naar de luchtkwaliteit is verricht.

8.2. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer maken bestuursorganen bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), draagt, met ingang van het tijdstip dat een programma als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor de eerste maal is vastgesteld, de uitoefening van een of meer bevoegdheden of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften niet in betekenende mate bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van die uitoefening of toepassing, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3%grens overschrijdt.

8.3. Wat er ook zij van het feit dat het aantal motorvoertuigbewegingen als gevolg van het voormalige bedrijf in het plangebied van de totaal te verwachten motorvoertuigbewegingen zijn afgetrokken, uit de NIBM-rekentool volgt dat ook indien van een toename van 868 motorvoertuigbewegingen wordt uitgegaan, dit aantal motorvoertuigbewegingen de 3%grens niet overschrijdt, zodat een toename van 868 motorvoertuigbewegingen niet in betekende mate bedraagt aan de luchtkwaliteit. Gelet hierop is geen nader onderzoek nodig.

Het betoog faalt.

9. Ten slotte verwijst Neddex naar de ingediende zienswijze, die als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.

9.1. Voor zover Neddex in het beroepschrift heeft verwezen naar de inhoud van haar zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Neddex heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn.

10. In hetgeen Neddex heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van de commanditaire vennootschap Neddex Vastgoedfonds 1 C.V., de besloten vennootschap Neddex Beherend Vennoot 1 B.V. en de stichting Stichting Bewaarder Neddex 1 ongegrond;

II. verklaart het beroep van de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V. gegrond;

III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel van 31 januari 2012 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Ekkersrijt; Saturn";

IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel tot vergoeding van bij de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 968,92 (zegge: negenhonderdachtenzestig euro en tweeënnegentig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel aan de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2013

288-758