Onterechte boetes vanwege werkzaamheden aan spoorbrug over IJssel

Gepubliceerd op 14 september 2016

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had aan ProRail, twee Nederlandse bedrijven, een Duits bedrijf en een bedrijf uit Macedonië geen boetes mogen opleggen vanwege overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn voor de vreemdelingen geen Nederlandse werkvergunningen nodig, omdat ze in dienst waren van het Duitse bedrijf en bovendien over Duitse werkvergunningen beschikten. Dit blijkt uit vijf uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (14 september 2016).

Achtergrond

Volgens de minister hadden de bedrijven in 2009 en 2010 in totaal 62 vreemdelingen uit Macedonië en Bulgarije zonder werkvergunning werkzaamheden aan de spoorbrug over de IJssel laten verrichten. De minister legde elk bedrijf een boete van € 552.000 op, omdat de vreemdelingen bij het Macedonische bedrijf in dienst zouden zijn geweest en voor hen geen Nederlandse geen werkvergunningen waren afgegeven.

Vrij verkeer van diensten

De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de minister niet heeft aangetoond dat de vreemdelingen in dienst waren van het bedrijf uit Macedonië. De feiten en omstandigheden wijzen "er veeleer op dat de vreemdelingen gedurende de door hen verrichte werkzaamheden" in dienst waren van het Duitse bedrijf. Zo betaalde het Duitse bedrijf de salarissen van de vreemdelingen. Omdat de vreemdelingen bovendien beschikten over Duitse verblijfs- en werkvergunningen, waren er op grond van het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie geen Nederlandse werkvergunningen meer nodig. De minister heeft de boetes daarom ten onrechte opgelegd.

Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201506852/1. Zie ook de uitspraken met zaaknummers 201506846/1, 201506850/1, 201506853/1 en 201506778/1.