Einduitspraak in twee zaken over de Europese Dienstenrichtlijn

Gepubliceerd op 27 januari 2016

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (27 januari 2016) twee uitspraken gedaan in zaken waarin een beroep is gedaan op de Europese Dienstenrichtlijn. In beide zaken stelde de Afdeling bestuursrechtspraak eerder zogenoemde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie in Luxemburg om uitleg te krijgen over de Dienstenrichtlijn.

Achtergrond

Eén uitspraak gaat over de weigering door de burgemeester van Amsterdam om exploitatievergunningen te verlenen voor twee raamprostitutiebedrijven, omdat de exploitant ook kamers verhuurde aan prostituees met wie hij niet in een voor hem begrijpelijke taal kan communiceren.
De andere uitspraak gaat over de weigering door het Amsterdamse gemeentebestuur om een exploitatievergunning te verlenen voor bootvervoer door de Amsterdamse grachten. Volgens het gemeentebestuur is het maximale aantal vergunningen voor bootvervoer op grond van het zogenoemde volumebeleid van de gemeente bereikt en komt de exploitant niet in aanmerking voor een vergunning buiten de uitgifteronde.

Dienstenrichtlijn van toepassing

In navolging van het Hof van Justitie oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak in beide uitspraken dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is. Zo is in de zaak van het raamprostitutiebedrijf het verhuren van kamers aan prostituees die uit andere lidstaten afkomstig kunnen zijn, aan te merken als dienstverlening volgens de Dienstenrichtlijn. Ook het per boot vervoeren en rondleiden van toeristen uit andere lidstaten door de Amsterdamse grachten, is een dienst op grond van de Dienstenrichtlijn, aldus de hoogste algemene bestuursrechter.

Taal

In de zaak over het raamprostitutiebedrijf heeft de Afdeling bestuursrechtspraak vervolgens geoordeeld dat de Dienstenrichtlijn zich niet verzet tegen een voorschrift waarin is bepaald dat de exploitant en de prostituee in een voor beiden begrijpelijke taal moeten kunnen communiceren. Dit is naar haar oordeel een geschikt en effectief middel dat bijdraagt aan de signaalfunctie van de exploitant om gedwongen prostitutie en mensenhandel te melden. Daarbij neemt de Afdeling bestuursrechtspraak in aanmerking dat het niet vereist is dat de prostituee de Nederlandse taal machtig is, maar alleen dat zij zich ook in een andere voor de exploitant begrijpelijke taal verstaanbaar kan maken. Ten slotte bestaan er geen andere, minder beperkende maatregelen waarmee dit doel bereikt kan worden, aldus de hoogste algemene bestuursrechter.

Volumebeleid

In de zaak over het bootvervoer is de Afdeling bestuursrechtspraak van oordeel dat het zogenoemde volumebeleid van de gemeente Amsterdam op twee punten in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Op grond van dit beleid is een beperkt aantal vergunningen beschikbaar voor bootvervoer gelet op de drukte op het water. Deze vergunningen worden voor onbeperkte tijd verleend. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak staat de Dienstenrichtlijn daaraan in de weg en kunnen deze vergunningen alleen voor beperkte duur worden afgegeven. En hoewel het mogelijk is om buiten de uitgifterondes in aanmerking te komen voor een vergunning geeft het gemeentebestuur in de praktijk op "inconsistente en niet inzichtelijke wijze uitvoering aan deze bevoegdheid". Dit is eveneens in strijd met de Dienstenrichtlijn, omdat die vereist dat vergunningsvoorwaarden duidelijk, ondubbelzinnig, transparant en toegankelijk moeten zijn. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak brengt een redelijke beleidstoepassing in dit geval mee dat het gemeentebestuur de gevraagde exploitatievergunning destijds had moeten verlenen.

Lees de volledige tekst van de einduitspraak over het raamprostitutiebedrijf en de einduitspraak over het bootvervoer langs de Amsterdamse grachten.