Uitspraak 201204794/1/A1


Volledige tekst

201204794/1/A1.
Datum uitspraak: 9 januari 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vastgoedmaatschappij De Poort van Weesp B.V., gevestigd te Vinkeveen,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 22 maart 2012 in zaak nr. 11/6015 in het geding tussen:

De Poort van Weesp

en

het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2010 heeft het college zijn beslissing om op 7 april 2010 de in de woning op het perceel aan de [locatie] te [plaats] aangetroffen hennepkwekerij af te sluiten van de energievoorziening, te ontmantelen en de daaraan gerelateerde zaken uit de woning te verwijderen en af te voeren, op schrift gesteld. Daarbij heeft het aan De Poort van Weesp medegedeeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang op haar zullen worden verhaald.

Bij besluit van 14 september 2010 heeft het college het door De Poort van Weesp daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 15 november 2010 heeft het college de kosten voor de toepassing van bestuursdwang voor rekening van De Poort van Weesp gebracht.

Bij uitspraak van 22 maart 2012 heeft de rechtbank het door De Poort van Weesp tegen de besluiten van 14 september 2010 en 15 november 2010 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft De Poort van Weesp hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2012, waar De Poort van Weesp, vertegenwoordigd door L.M. Ykema en bijgestaan door mr. T.A. Phijffer, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door H. Manski, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Axel" rust op het perceel de bestemming "Centrumdoeleinden (C)".

Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Centrumdoeleinden (C)" bestemd voor detailhandel en dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1a of 1b van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond en het wonen met bijbehorende erven.

Ingevolge artikel 30, eerste lid, is het verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven (sub)bestemming, verleende vrijstellingen of vastgestelde wijzigingen en de overige voorschriften.

Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

2. Vast staat dat in strijd met artikel 30, eerste lid, van de planvoorschriften alsmede artikel 2.55 van het Bouwbesluit 2003 en de artikelen 6.4.1. en 7.3.2 van de Bouwverordening Terneuzen is gehandeld, zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden.

3. De Poort van Weesp betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt, aangezien zij de woning heeft verhuurd. Volgens haar is de huurder van de woning de overtreder en had het college jegens hem handhavend moeten optreden. De Poort van Weesp stelt dat zij niet wist en ook niet had kunnen weten dat de woning mede als hennepkwekerij werd gebruikt.

3.1. De Poort van Weesp is professioneel verhuurder en eigenaar van de woning en was dit ook ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerij. De woning werd ten tijde van deze ontmanteling door De Poort van Weesp aan [huurder] verhuurd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 december 2011 in zaak nr. 201104223/1/H4), mag van de eigenaar van een pand worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. De eigenaar dient aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt. Dat in het huurcontract tussen De Poort van Weesp en [huurder] een verbod is opgenomen om een hennepkwekerij aan te leggen en andere met de Opiumwet strijdige activiteiten te ontplooien, maakt dat niet anders. In aanmerking genomen dat de woning nimmer is geïnspecteerd, heeft de rechtbank terecht overwogen dat De Poort van Weesp onvoldoende toezicht op de door haar verhuurde woning heeft gehouden. De omstandigheid dat De Poort van Weesp het beheer van de woning heeft overgedragen aan Vinken Vastgoed B.V. leidt niet tot een ander oordeel, nu De Poort van Weesp het recht heeft voorbehouden om eenmaal per zes maanden inspectie van het verhuurde uit te voeren. Dat de huurovereenkomst op 7 april 2010 slechts twee maanden en een week van kracht was, doet er niet aan af dat het uit een oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van De Poort van Weesp had gelegen om het gebruik van de woning te controleren. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college De Poort van Weesp op goede gronden als overtreder heeft aangemerkt.

Het betoog faalt.

4. De Poort van Weesp betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de kosten op [huurder] had moeten verhalen.

4.1. Zoals hiervoor onder 3.1 is overwogen, heeft het college De Poort van Weesp terecht aangemerkt als overtreder. Om die reden kon het college de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang op haar verhalen. Dat mogelijk ook [huurder] als overtreder kan worden aangemerkt, doet niet af aan de bevoegdheid van het college om de kosten op De Poort van Weesp te verhalen.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2013

374-672.