Uitspraak 201112959/1/R3


Volledige tekst

201112959/1/R3.
Datum uitspraak: 28 november 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Belangenvereniging Automarkt Utrecht (hierna: de BAU), gevestigd te Utrecht, en anderen,
appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2011 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de Sartreweg en de Biltse Rading/Kardinaal de Jongweg te Utrecht, voor nieuwe woningen op het voormalige Veemarktterrein te Utrecht.

Tegen dit besluit hebben de BAU en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.H. Meijer, L. de Wit, E.F. Boons, H. Scholtes, L.J. Peeters en K. Sam Sin, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

Overwegingen

1. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Veemarkt" voor de bouw van maximaal 580 woningen op het Veemarktterrein te Utrecht. De Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is van toepassing op dit besluit.

1.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw mag de administratieve rechter een besluit niet vernietigen op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

1.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3 bevat

afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.
De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.

Onbetwist is dat de BAU en anderen woonachtig zijn in noch eigenaren zijn van woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de BAU en anderen.

1.3. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen de BAU en anderen aanvoeren over de vastgestelde hogere waarden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij ter zake aanvoeren.

1.4. Het beroep van de BAU en anderen is ongegrond.

1.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012

361.