Uitspraak 201202349/1/A1


Volledige tekst

201202349/1/A1.
Datum uitspraak: 21 november 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Maassluis,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2012 in zaak nr. AWB 11/41 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Maassluis.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] en anderen om handhavend op te treden tegen het gebruik van de woning gelegen op het perceel Hagedoorn 18 te Maassluis (hierna: het perceel) ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers afgewezen.

Bij besluit van 26 november 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 9 februari 2012 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft nadere stukken ingediend,

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2012, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. B.M. den Engelsman en S. Zantman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingplan "Rozenlaan e.o." (hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemming "Wonen".

Ingevolge artikel 15.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor:

a. het wonen;

b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

c. (…).

Ingevolge artikel 15.3 is op gronden met de bestemming "Wonen" - in samenhang daarmee - ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;

b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;

c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige activiteiten.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de woning in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Daartoe voert hij aan dat de woning wordt gehuurd door Work Support B.V. (hierna: Work Support) die de woning gebruikt voor de huisvesting van haar buitenlandse werknemers. De gehele woning wordt daarmee volgens hem bedrijfsmatig gebruikt voor kamerverhuur, zodat geen sprake is van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 15.3 van de planvoorschriften. Bovendien is onvoldoende in parkeergelegenheid voorzien, zodat het huidige gebruik van de woning in strijd is met artikel 15.3, aanhef en onder b, van de planvoorschriften, aldus [appellant]. Hij voert voorts aan dat het voorheen geldende bestemmingsplan Dijkpolder II alleen bewoning van de woning door één huishouden toestond. Uit de toelichting op het bestemmingsplan blijkt dat is beoogd de reeds aanwezige functies te behouden. Bovendien is bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet expliciet aangegeven dat de nieuwe bestemming een verruiming van de gebruiksmogelijkheden inhield, aldus [appellant]. Om die redenen dient volgens [appellant] onder het begrip "wonen" bewoning door één huishouden te worden verstaan. [appellant] betoogt ten slotte dat de rechtbank niet heeft onderkend dat bedrijfsmatig gebruik van de woning niet is toegestaan, omdat de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna: SVBP 2008) is gehanteerd bij de opstelling van het bestemmingsplan. Daarin is kamerverhuur als functie opgenomen. Als de planwetgever zou hebben bedoeld om kamerverhuur toe te staan op het perceel, zou dat uitdrukkelijk aangegeven moeten zijn. Nu dat niet is gebeurd, omvat de bestemming "wonen" niet het gebruik van een woning voor kamerverhuur, aldus [appellant].

2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, nu het begrip "wonen" in het bestemmingsplan niet is gedefinieerd, ervan uit moet worden gegaan dat diverse woonvormen, waaronder de verhuur van kamers aan individuele huurders, zijn toegestaan, zodat er geen overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan plaatsvindt. De rechtbank heeft in het betoog van [appellant] dat de woning in strijd met artikel 15.3 van de planvoorschriften volledig bedrijfsmatig wordt gebruikt, terecht geen grond gezien voor een ander oordeel. Hoewel Work Support de woning huurt en ter beschikking stelt aan haar buitenlandse werknemers, gebruiken de werknemers de woning alleen ten behoeve van het wonen als bedoeld in artikel 15.1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften. In de woning vinden geen bedrijfsmatige activiteiten in de zin van artikel 15.1, aanhef en onder b, of artikel 15.3 van de planvoorschriften plaats, zodat de in artikel 15.3 van de planvoorschriften opgenomen beperkingen ten aanzien van het gebruik van de gronden met de bestemming "Wonen" voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan bewoning van de woning door arbeidsmigranten niet in de weg staan.

Voor zover [appellant] betoogt dat de reikwijdte van de bestemming zoals die is omschreven in artikel 15.1 van de planvoorschriften te ver strekkend is, leidt dat niet tot het oordeel dat die bepaling buiten toepassing moet worden gelaten. De vaststelling van de bestemming en de invulling die daaraan is gegeven, kunnen, bij wijze van exceptieve toetsing, slechts onder zeer bijzondere omstandigheden tot dat oordeel leiden en zodanige omstandigheden doen zich hier niet voor. Dat uit de toelichting op het bestemmingsplan blijkt dat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, kan niet tot het oordeel leiden dat de rechtbank niet heeft onderkend dat om die reden moet worden aangenomen dat de woning in overeenstemming met het bestemmingsplan Dijkpolder II alleen door één huishouden mag worden gebruikt. Dat bij het opstellen van het bestemmingsplan gebruik is gemaakt van de SVBP 2008 en dat de bestemming "kamerverhuur" niet uitdrukkelijk in het bestemmingsplan wordt genoemd, leidt evenmin tot dat oordeel. Voorts geeft de omstandigheid dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet expliciet is aangegeven dat de nieuwe bestemming een verruiming van de gebruiksmogelijkheden inhield, geen grond voor een ander oordeel, omdat de verplichting daartoe niet voortvloeit uit de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.

w.g. Wortmann w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012

407-724.