Uitspraak 201207598/2/R1


Volledige tekst

201207598/2/R1.
Datum uitspraak: 18 oktober 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. de vereniging Vereniging van Eigenaren Bispinckpark I en II, gevestigd te Bloemendaal (hierna: de VvE),
2. de stichting Stichting Exploitatie Accommodatie H.B.S., gevestigd te Bloemendaal,
3. de stichting Stichting Schapenduinen en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Bloemendaal,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Bloemendaal,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Bloemendaal 2012" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer de VvE, H.B.S. en Schapenduinen en anderen beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en H.B.S. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 september 2012, waar de VvE, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de VvE, bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, werkzaam bij DAS, H.B.S., vertegenwoordigd door mr. W.D. de Vos, advocaat te Amsterdam, Schapenduinen en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van Schapenduinen, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J.M.M. Vissers en drs. J. Rozema, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partijen gehoord de vereniging Hockeyclub Bloemendaal, vertegenwoordigd door [voorzitter] van Hockeyclub Bloemendaal, bijgestaan door mr. W.D. de Vos, advocaat te Amsterdam en de vereniging Cricket Club Bloemendaal, vertegenwoordigd door [lid] van het bestuur van Cricket Club Bloemendaal.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Het verzoek van H.B.S.

2. H.B.S. verzoekt om schorsing van de aanduiding "landschapswaarden" die aan een gedeelte van haar sportvelden met de bestemming "Sport" is toegekend. Op gronden met deze aanduiding mogen ingevolge artikel 18, lid 18.3, van de planregels geen kunstgrasvelden worden aangelegd. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 11 april 2011 geweigerd een omgevingsvergunning voor de aanleg van een kunstgrasveld op de gronden van H.B.S. te verlenen. H.B.S. heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en wil met haar verzoek voorkomen dat het college bij zijn besluit op bezwaar de omgevingsvergunning moet weigeren.

2.1. De voorzitter overweegt dat bij schorsing van de aanduiding "landschapswaarden" een omgevingsvergunning voor de aanleg van een kunstgrasveld aan H.B.S. niet kan worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan, zodat H.B.S. naar verwachting een kunstgrasveld kan aanleggen. Een schorsing van de aanduiding "landschapswaarden" zou derhalve tot onomkeerbare gevolgen kunnen leiden. Het is duidelijk dat de raad er een groot belang bij heeft dat een dergelijke situatie niet zal ontstaan. Niet is gebleken van zodanig zwaarwegende belangen van H.B.S. dat desondanks aanleiding bestaat om het verzoek toe te wijzen.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek van H.B.S. af te wijzen.

Het verzoek van de VvE

3. Het verzoek van de VvE is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel Bloemendaalseweg 137 (hierna: perceel), dat in eigendom is van de gemeente. Volgens de raad bestaat geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van dit plandeel, nu er nog geen concrete plannen zijn om de bestemming te realiseren.

De voorzitter acht niet uitgesloten dat voor de uitspraak in de bodemprocedure een omgevingsvergunning voor bouwen zal worden verleend voor het perceel indien geen voorlopige voorziening wordt getroffen. Daarbij betrekt de voorzitter dat de raad ter zitting niet heeft kunnen toezeggen dat voor de uitspraak in de bodemprocedure geen omgevingsvergunning voor bouwen zal worden aangevraagd. Gelet hierop heeft de VvE spoedeisend belang bij haar verzoek.

4. De VvE vreest voor ernstige geluidoverlast en verkeer- en parkeeroverlast als gevolg van de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel. Volgens haar is het de bedoeling dat op het perceel een kinderopvangverblijf met 100 plaatsen zal worden gerealiseerd. De VvE wijst erop dat haar appartementencomplexen op korte afstand, ongeveer 10 m, van het perceel liggen en dat het de bedoeling is dat ook naschoolse activiteiten op het perceel zullen plaatsvinden.

5. De raad stelt zich op het standpunt dat geen ernstige geluidoverlast en verkeer- en parkeeroverlast zal ontstaan als gevolg van de bestemming "Maatschappelijk". De raad is daarbij uitgegaan van een kinderopvangverblijf met 32 plaatsen.

5.1. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat geen ernstige geluidoverlast en verkeer- en parkeeroverlast zal ontstaan als gevolg van de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel. Daarbij wordt de maximaal bebouwbare oppervlakte in aanmerking genomen alsmede het feit dat blijkens de verbeelding, bezien in samenhang met artikel 12, lid 12.2, onder 12.2.1, van de planregels op het perceel een gebouw met een maximale bouwhoogte van 8 m is toegestaan. Gelet hierop acht de voorzitter op voorhand niet uitgesloten dat op het perceel een kinderopvangverblijf met meer dan 32 kinderplaatsen of andere maatschappelijke functies met een grote verkeersaantrekkende werking en een grote parkeerbehoefte kunnen worden gerealiseerd. De raad heeft evenwel niet onderzocht wat de gevolgen van deze mogelijkheden voor de geluidbelasting en de verkeer- en parkeersituatie zijn. Dit klemt te meer nu uit de ambtelijke memo "verkeerssituatie Bispinck" van 28 juni 2010 van de gemeente Bloemendaal volgt dat ter plaatse reeds een overbelaste parkeersituatie bestaat. In deze memo staat dat thans illegaal wordt geparkeerd op een grasberm langs de vijver waardoor de doorgang voor auto's en fietsers wordt bemoeilijkt. Voor zover de raad aanvoert dat bij een verlening van een omgevingsverordening voor bouwen op grond van de Bouwverordening in voldoende parkeerruimte op eigen terrein moet worden voorzien, wordt overwogen dat dit niet wegneemt dat de raad reeds bij de vaststelling van het plan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient te bezien of aan de parkeerbehoefte als gevolg van de bestemming "Maatschappelijk" kan worden voldaan.

Gelet op het voorgaande bestaat bij de voorzitter twijfel of het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel in de bodemprocedure stand zal houden.

6. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek van Schapenduinen en anderen

7. Het verzoek van Schapenduinen en anderen is gericht tegen de mogelijkheid om lichtmasten op te richten op de sportvelden drie en vier van Hockeyclub Bloemendaal (hierna: de sportvelden). Volgens de raad hebben Schapenduinen en anderen geen spoedeisend belang bij hun verzoek, omdat door Hockeyclub Bloemendaal nog geen omgevingsvergunningen voor het oprichten van lichtmasten zijn aangevraagd.

De voorzitter acht niet uitgesloten dat voor de uitspraak in de bodemprocedure omgevingsvergunningen voor het oprichten van lichtmasten worden aangevraagd indien geen voorlopige voorziening wordt getroffen. Daarbij betrekt de voorzitter dat Hockeyclub Bloemendaal ter zitting niet heeft kunnen toezeggen dat geen omgevingsvergunningen voor het oprichten van lichtmasten zullen worden aangevraagd voor de uitspraak in de bodemprocedure. Gelet hierop hebben Schapenduinen en anderen spoedeisend belang bij hun verzoek.

8. Hockeyclub Bloemendaal betoogt dat Schapenduinen en anderen geen belanghebbenden zijn bij de plandelen die lichtmasten mogelijk maken op de sportvelden.

De voorzitter acht aannemelijk dat in ieder geval één van de verzoekers, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed Caprera B.V., in de bodemprocedure als belanghebbende zal worden aangemerkt bij de plandelen die lichtmasten mogelijk maken op de sportvelden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de maximaal toegestane hoogte van lichtmasten 18 m is en dat vanaf de gronden van Landgoed Caprera zicht bestaat op het meertje van Caprera, waarachter de sportvelden liggen. Gelet hierop valt op voorhand niet uit te sluiten dat vanaf de gronden van Landgoed Caprera de lichtmasten op de sportvelden en het licht daarvan zichtbaar zullen zijn.

9. Schapenduinen en anderen betogen dat de raad bij het toestaan van de lichtmasten alleen de belangen van de sportbeoefening en het behoud van het landschap heeft meegewogen en ten onrechte niet de gevolgen van lichtmasten op de sportvelden voor de natuur heeft onderzocht. Zij wijzen er daarbij op dat de sportvelden naast het Natura 2000-gebied Zuid-Kennemerland (hierna: Natura 2000-gebied) liggen. Voorts wijzen Schapenduinen en anderen op het rapport "Aanvullend advies betreffende effecten van aanleg kunstgrasvelden Hockeyclub Bloemendaal" (hierna: natuuronderzoek) dat op 17 september 2002 is opgesteld door Vista in opdracht van de gemeente Bloemendaal.

9.1. Volgens de raad heeft hij meer belangen dan de belangen van de sportbeoefening en het behoud van het landschap meegewogen. Voorts wijst de raad erop dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan de lichtmasten ter voorkoming van de aantasting van natuurwaarden.

9.2. Gelet op de ligging van de sportvelden naast het Natura 2000-gebied kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet zonder een recent onderzoek worden uitgesloten dat lichtmasten zullen leiden tot significante effecten op het Natura 2000-gebied. Niet is gebleken dat een dergelijk onderzoek is verricht. Hierbij is van belang dat in het natuuronderzoek wordt geconcludeerd dat als gevolg van kunstverlichting op de sportvelden de gunstige staat van instandhouding van aanwezige vleermuissoorten in de nabijheid van de sportvelden aanzienlijk zou worden aangetast. De raad heeft niet op basis van een recent onderzoek aangetoond dat niet meer behoeft te worden uitgegaan van deze conclusie van het natuuronderzoek. Voor zover de raad erop wijst dat nadere eisen kunnen worden gesteld aan de lichtmasten, overweegt de voorzitter dat daarmee niet verzekerd is dat de natuurwaarden niet worden aangetast, nu het bevoegd gezag niet verplicht is nadere eisen te stellen aan de lichtmasten. Voorts betreffen de nadere eisen die kunnen worden gesteld mitigerende maatregelen. Mitigerende maatregelen kunnen niet betrokken worden bij de beoordeling of de lichtmasten tot significante effecten op het Natura 2000-gebied kunnen leiden, maar alleen bij een eventuele passende beoordeling. Gelet op het voorgaande betwijfelt de voorzitter of de raad de gevolgen van de lichtmasten op de natuur voldoende heeft onderzocht.

10. Gelet op het voorgaande en mede gelet op de omstandigheid dat Hockeyclub Bloemendaal niet zal worden geschaad door het treffen van een voorlopige voorziening omdat zij vooralsnog geen concrete plannen heeft om lichtmasten op te richten, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

Proceskosten

11. De raad dient ten aanzien van de VvE en Schapenduinen en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van H.B.S. bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bloemendaal van 11 juli 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bloemendaal 2012" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel Bloemendaalseweg 137;

II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat lichtmasten niet zijn toegestaan op de gronden van de vereniging Hockeyclub Bloemendaal die staan aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;

III. wijst het verzoek van de stichting Stichting Exploitatie Accommodatie H.B.S. af;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Bloemendaal tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) voor de vereniging Vereniging van Eigenaren Bispinckpark I en II, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) voor de stichting Stichting Schapenduinen en anderen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

V. gelast dat de raad van de gemeente Bloemendaal aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de vereniging Vereniging van Eigenaren Bispinckpark I en II en € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de stichting Stichting Schapenduinen en anderen , met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.

w.g. Koeman w.g. Bošnjaković
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2012

410-703.