Uitspraak 201205313/3/R3


Volledige tekst

201205313/3/R3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekster], alsmede haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Bergeijk (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),

en

de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "2e herziening Bedrijventerrein het Stoom" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2012, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 28 juni 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] heeft het verzoek aangevuld bij brief van 13 juli 2012.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door A.H. van Leeuwen, en de raad, vertegenwoordigd door B. van Dorsten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Boerenbond Retail B.V., belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - dierbenodigdheden" op het perceel Loo 18 te Bergeijk, als nadere invulling van de bestemming "Bedrijf-Volumineuze detailhandel en totaalrecreatiebedrijf" ten behoeve van de vestiging van Boerenbond.

2.3. [verzoeker] beoogt met haar verzoek te voorkomen dat zij ten gevolge van het plan schade in de vorm van verlies van omzet zal leiden.

2.4. [verzoeker] betoogt dat de raad haar aanvullende zienswijze ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.

2.4.1. Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 oktober 2011 zes weken ter inzage gelegen. [verzoeker] heeft tijdig bij de raad een gemotiveerde zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht. Vervolgens is deze zienswijze na afloop van de in artikel 3:16, eerste lid, van de Awb genoemde termijn voorzien van een nadere motivering.

In beginsel mag een bestuursorgaan een na afloop van de termijn van terinzagelegging van het ontwerpplan ingediende nadere motivering van een tijdig ingediende en gemotiveerde zienswijze niet buiten beschouwing laten, tenzij dat, gelet op de datum van indiening, in redelijkheid niet meer van dat orgaan mag worden verwacht. Deze uitzondering doet zich hier voor, nu de nadere motivering, wat daar ook van zij, eerst bij de raad is ingekomen op de dag dat het plan is vastgesteld.

2.5. [verzoeker] betoogt voorts dat niet is gebleken dat in rechte te honoreren toezeggingen zijn gedaan aan Boerenbond op grond waarvan de raad was gehouden de verkoop van dierbenodigdheden in de bestemming op te nemen.

2.5.1. De raad heeft blijkens het bestreden besluit beoogd de volledige bedrijfsvoering van Boerenbond vanuit de kern van Luyksgestel te verplaatsen naar het bedrijventerrein Het Stoom. Deze intentie lag ook ten grondslag aan een onherroepelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze vrijstelling is vertaald in het door de raad op 29 januari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Het Stoom". In dat plan is aan het perceel van Boerenbond de bestemming "Volumineuze detailhandel en totaalrecreatiebedrijf (VD/TB)" toegekend. In de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2009 in zaak nr. 200901683/1/H1 is geoordeeld dat de detailhandel in dierbenodigdheden ingevolge de planregels bij dat bestemmingsplan binnen deze bestemming niet is toegestaan. Met het thans voorliggende bestemmingsplan wordt de detailhandel in dierbenodigdheden alsnog mogelijk gemaakt en het plan vormt daarmee de afronding van de door de raad beoogde verplaatsing. Nu toezeggingen niet de aanleiding waren om het bestreden plandeel vast te stellen, kan de vraag of rechtens te honoreren verwachtingen zijn gewekt, buiten beschouwing blijven.

2.6. Ten slotte stelt [verzoeker] dat zij ten gevolge van het plan schade zal leiden in de vorm van verlies van omzet en een mogelijk faillissement.

2.6.1. Voor zover [verzoeker] een toename van concurrentie vreest, stelt de voorzitter voorop dat geen aanleiding bestaat voor de raad om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake van concurrentieverhoudingen regulerend op te treden.

Voor zover [verzoeker] in zijn zienswijze heeft gewezen op de gevolgen van het bestreden plandeel voor het voorzieningenniveau in Bergeijk wordt door de voorzitter overwogen dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 10 juni 2009 in zaak nr. 200808122/1/R3), voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toekomt aan de vraag of sprake is van overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen, maar het doorslaggevende criterium is of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen. In hetgeen is aangevoerd, ziet de voorzitter vooralsnog geen grond voor het oordeel dat het voorzieningenniveau in de gemeente Bergeijk ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan duurzaam zal worden ontwricht.

2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2012

429-653.