Uitspraak 201801423/1/V2


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201801423/1/V2.
Datum uitspraak: 4 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 februari 2018 in zaak nr. NL18.801 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 9 februari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaken ECLI:NL:RVS:2018:2169 en ECLI:NL:RVS:2018:2170 ter zitting behandeld op 26 april 2018, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. F.S. Schoot, en de vreemdeling, bijgestaan door mr. T. Neijzen, advocaat te Leiden, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Niet in geschil is dat de vreemdeling homoseksueel en transgender is. De vreemdeling is geboren als man, maar voelt zich en kleedt zich als vrouw. De Afdeling zal daarom vrouwelijke aanduidingen gebruiken.

Deze uitspraak gaat over de positie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en personen met een intersekse conditie (hierna: LHBTI) in Cuba. In geschil is of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Cuba problemen heeft ondervonden, omdat zij tot de groep van LHBTI behoort. Wanneer sprake is van dergelijke problemen dan is het de vraag of deze hebben geleid tot zo ernstige belemmeringen in haar leven dat sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of van een schending van artikel 3 van het EVRM. De Afdeling zal eerst de algemene situatie van LHBTI in Cuba bespreken en bezien of er aanknopingspunten bestaan om aan te nemen dat deze groep onderworpen wordt aan systematische vervolging, dan wel als groep een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Daarna zal de persoonlijke situatie van de vreemdeling aan de orde komen. Ook komt aan de orde of aan LHBTI in het algemeen bescherming van de autoriteiten wordt geboden.

1.1. De Afdeling besteedt bij beantwoording van de geschilpunten aandacht aan de algemene situatie voor LHBTI uit Cuba. Gelet hierop en op de actualiteitswaarde van de uitspraak, betrekt de Afdeling bij deze toetsing ook stukken waarop partijen pas na de aangevallen uitspraak een beroep hebben gedaan. De in deze procedure betrokken stukken zijn vermeld in de aangehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Eerste en tweede grief

2. De staatssecretaris klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door de vreemdeling ondervonden problemen niet zo'n ernstige beperking van haar bestaansmogelijkheden opleveren dat het voor haar onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Cuba te functioneren. Daartoe betoogt de staatssecretaris dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij zich allereerst op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar problemen verband houden met haar seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit. Vervolgens heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de problemen niet zwaarwegend genoeg zijn om haar een verblijfsvergunning te verlenen. De staatssecretaris klaagt daarnaast dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij het besluit van 8 januari 2018 niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat in Cuba in het algemeen bescherming mogelijk is voor LHBTI.

Standpunten van partijen

2.1. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie voor LHBTI in Cuba aanzienlijk is verbeterd in de afgelopen jaren. Zo volgt uit de landeninformatie dat homoseksualiteit geen strafbaar feit is en dat het verrichten van homoseksuele handelingen niet verboden is. Cubaanse wetgeving verbiedt discriminatie op grond van seksuele gerichtheid bij werk en toegang tot huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. De Cubaanse autoriteiten bevorderen de rechten van LHBTI in internationale fora, financieren geslachtsveranderingen en hebben in 2016 een 'gay pride' toegestaan. Met toestemming van de autoriteiten heeft een demonstratie plaatsgevonden van voorstanders van huwelijken tussen personen van gelijke sekse. De verbeteringen zijn grotendeels tot stand gekomen onder leiding van Mariela Castro, de dochter van de onlangs teruggetreden president van Cuba, Raúl Castro. Mariela Castro staat aan het hoofd van het 'Centro Nacional de Educación Sexual' (CENESEX), een organisatie die opkomt voor de rechten van LHBTI in Cuba. Mariela Castro staat bekend als een voorvechtster van de rechten van LHBTI. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat het hier gaat om een geleidelijk proces. Hij erkent dat LHBTI in Cuba nog steeds te maken hebben met discriminatie en geweld en dat zij door medeburgers en politie worden lastiggevallen. De staatssecretaris is echter van mening dat de discriminatie en andere problemen niet zo ernstig zijn dat in Cuba het leven van LHBTI onhoudbaar is. Het aanhouden van LHBTI door de politie lijkt meestal verband te houden met het voorkomen van prostitutie en andere criminele activiteiten. Cuba kent volgens de staatssecretaris geen strafwetgeving die specifiek betrekking heeft op LHBTI, maar juist wetgeving die hen kan beschermen. Verder kunnen LHBTI zich bij een eventuele schending van hun grondrechten wenden tot CENESEX, dat advocaten in dienst heeft die klachten van LHBTI in behandeling nemen. Uit de landeninformatie blijkt ook verder niet dat in Cuba sprake is van groepsvervolging van LHBTI, aldus de staatssecretaris.

2.2. De vreemdeling heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie voor LHBTI in Cuba nog steeds erg slecht is. LHBTI ondervinden veel geweld. Ook worden LHBTI gestigmatiseerd, hebben zij te maken met discriminatie op de woning- en arbeidsmarkt en komen zij door armoede vaak in de prostitutie terecht. De traditionele machocultuur vormt een barrière voor LHBTI om gelijk behandeld te worden. De vreemdeling betoogt verder dat CENESEX, dat feitelijk deel uitmaakt van de overheid, alleen is opgericht als staatspropaganda en als doel heeft om in het buitenland een beter imago voor Cuba te creëren. CENESEX is verder de enige organisatie die mag opkomen voor de rechten van LHBTI. LHBTI mogen zich niet onafhankelijk organiseren. Personen die dit wel doen, hebben verklaard dat zij door de autoriteiten in de gaten worden gehouden, worden lastiggevallen en in sommige gevallen te maken krijgen met geweld. Een geslachtsveranderende operatie is alleen mogelijk als de betrokkene zich verbindt aan de ideologie van de overheid. De vreemdeling stelt dat strafwetgeving wordt gebruikt om LHBTI in preventieve hechtenis te nemen, bijvoorbeeld op grond van de 'Ley de Peligrosidad' (hierna: de wet 'potentieel gevaar'). De autoriteiten passen deze wetgeving toe om antisociaal gedrag te beheersen, zoals drugsgebruik, prostitutie, alcoholisme of om politieke opposanten het zwijgen op te leggen. De vreemdeling verwijst naar de oproep van het COC en naar de brieven van VVN, waarin is vermeld dat de politie plekken aanpakt die bekend staan als homo-ontmoetingsplekken. De politie houdt LHBTI die deze plekken bezoeken aan en zet hen gevangen. De politie is verder weinig actief als het gaat om het onderzoeken van klachten van LHBTI. De vreemdeling verwijst naar de landeninformatie, in het bijzonder de brief van het Cubaans Observatorium van de Mensenrechten, om te onderbouwen dat in Cuba geen concrete mechanismes bestaan om het schenden van de rechten van minderheden, zoals LHBTI, aan te pakken. Het is volgens de vreemdeling daarom zinloos om bij de autoriteiten bescherming te zoeken tegen geweld dat is gepleegd door een politieagent. Ook heeft het geen zin om een klacht bij CENESEX in te dienen, aldus de vreemdeling.

Beoordeling algemene situatie voor LHBTI in Cuba

2.3. In het rapport van het U.S. Department of State 'Country report on Human Rights Practices 2016 - Cuba', van 3 maart 2017 staat op pagina 25-26 onder meer het volgende:

"[...] The law prohibits discrimination based on sexual orientation in employment, housing, statelessness, or access to education or health care. Nonetheless, societal discrimination based on sexual orientation or gender identity persisted.

Mariela Castro, President Castro’s daughter, headed the National Center for Sexual Education and continued to be outspoken in promoting the rights of lesbian, gay, bisexual, transgender, and intersex (LGBTI) persons. Throughout the year the government promoted the rights of LGBTI persons, including nonviolence and nondiscrimination in regional and international fora. In May the government sponsored a march and an extensive program of events to commemorate the International Day Against Homophobia and Transphobia.

Several unrecognized NGOs promoted LGBTI issues and faced some government criticism, not for their promotion of such topics, but for their independence from official government institutions. [...]"

2.3.1. In het rapport van het Austrian Centre for Country of Origin & Asylum Research and Documentation, 'Cuba: Travel regulations and Civil and Political Rights, COI Compilation', van augustus 2017 staat op pagina's 166, 167, 169 en 173 onder meer het volgende:

"[…] The German Federal Foreign Office states in its country information profile on Cuba (last update: March 2017) that the situation of homosexuals, bisexuals and transgender people in Cuba has improved considerably in the last few years and that Raúl Castro’s daughter, Mariela, has for many years led the National Center for Sexual Education (CENESEX) which is strongly committed to the LGBT community. (AA, March 2017b) […]"

"[…] The news agency Reuters in a May 2017 article reports on a transgender mass held in Cuba: "For decades belonging to a religion and being anything but heterosexual was stigmatized in Communist-ruled, macho Cuba, making the Mass held by three transgender pastors in the western Cuban city of Matanzas all the more groundbreaking. […] Friday was the first time a trans pastor held a Holy Communion in Cuba, highlighting how much the island nation has changed since both religious believers and homosexuals went to ‘correctional’ labor camps in the early years after the 1959 revolution. […] The Mass on Friday was the highlight of a three-day conference on transsexuality and theology organized by the Matanzas-based Cuban branch of the international Metropolitan Community Church." (Reuters, 5 May 2017) […]"

"[…] The IACHR in its March 2016 annual report covering the year 2015 also addresses criticism voiced regarding the activities of CENESEX: "Nonetheless, the activities of the CENESEX have been criticized by LGBT organizations and activists who are not aligned with the government’s position. Accordingly, while the IACHR has been informed that since 2008 trans persons have received surgery free of charge, under the national health system, activists critical of the government allege that fewer than 30 persons have benefited from such procedures. The Commission has received information indicating that trans people wishing to access this benefit must first sign a document indicating their affiliation and commitment to the ideology of the government. In addition, some LGBT activists criticize the government, for even though Mariela Castro has publicly supported marriage equality, they do not consider there to be a genuine intent to protect it." (IACHR, 17 March 2016, p. 602) […]"

"[…] The Madrid-based Cuban Human Rights Observatory (Observatorio Cubano de Derechos Humanos, OCDH) which consists mostly of former prisoners of conscience pertaining to the Cuban ‘group of 75’, in November 2016 organised a round table discussion debating the Cuban reality from a civil society perspective. 20 Cuban human rights activists participated in the event, including members of several LGBT organisations. One of the topics discussed was the relationship between Mariela Castro and the civil society organisations. Juana Mora of the Cuban LGBT organisation Arco Iris Libre de Cuba admitted that the LGBT community in Cuba gained visibility due to Mariela Castro’s advocacy. Problems arise when independent civil society organisations that defend the rights of LGBT individuals are created. Those are not recognised by the government and therefore cannot count on its support. According to Kineria Yalit of the Mesa de Diálogo de la Juventud Cubana, the Cuban government prevents the registration of civil society organisations. In addition, Juana Mora explained that according to the Law on Associations no new organisation can be legalised when another organisation is already registered with identical or similar objectives or name. As CENESEX already exists, no other organisation with similar objectives can gain a legal status […]"

"[…] The GIZ mentions in May 2017 that since 1979 homosexuality is no longer a crime in Cuba (GIZ, May 2017b). The International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association (ILGA), the world federation of national and local organisations advocating equal rights for lesbian, gay, bisexual, trans and intersex (LGBTI) people, states in its June 2016 State Sponsored Homophobia report that same-sex sexual acts in Cuba are legal and that the age of consent is equal for same and different sex sexual acts (ILGA, June 2016, p. 35; p. 38). […]"

2.3.2. In de brief van het Cubaans Observatorium voor mensenrechten van 7 februari 2018 staat onder meer het volgende:

"[…] In Cuba treden de mechanismen tot wie de burgers zich in het algemeen kunnen wenden, zoals de politie of het openbaar ministerie, niet op tegen schendingen van mensenrechten door diezelfde vertegenwoordigers of organen van de staat; dat is de logica van de totalitaire staten waar geen scheiding is van machten en de macht van de staat is absoluut. Daarom zijn deze mechanismen louter formeel en inefficiënt. […]"

"[…] Evenmin zijn er mechanismen die aandacht besteden aan schendingen van de rechten van minderheden, waaronder de gemeenschap Igbt. Er zijn delegaties van het ministerie van binnenlandse zaken (de politie) in elke provincie die een afdeling hebben van Aandacht voor de Burger, waar klachten en aangiften tegen de politie en overige staatsorganen kunnen worden ingediend. Maar zoals wij in de vorige alinea al vermeldden, wordt het merendeel niet behandeld omdat optreden in die gevallen zou betekenen dat dit tegen de eigen instelling gericht zou zijn. Tevens moet niet uit het oog worden verloren dat, ondanks enige vooruitgang op dit gebied, de Cubaanse maatschappij en de machtsstructuur nog steeds een diepe homofobie koesteren, na decennia van discriminatie vanuit de Communistische Partij die homoseksualiteit decennia lang als "zwakte" of schandelijke afwijking van de revolutionaire "nieuwe man" beschouwde. […]"

2.3.3. In de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 5 april 2018 staat onder meer het volgende:

"[…] In een artikel van de website Cubanet (3 juni 2014) wordt gesteld dat de Cubaanse politie plekken aanpakt die bekend staan als homo- ontmoetingsplekken. Genoemd worden in Havana el Parque de la Normal, el Bosque Forestal en la Plaza de Cataluna. Ook de heuvel van het ziekenhuis Calixto Garcia en het strand del Chivo. Het merendeel van deze ontmoetingsplekken zouden door de politie zijn aangemerkt als plekken die 'vatbaar zijn voor criminaliteit', die gefrequenteerd worden door overvallers en prostituees. Op basis van dit argument voert de politie verrassingsoperaties uit en worden veel homoseksuelen gedetineerd. Hen worden officiële waarschuwingen gegeven en hoge boetes opgelegd. Artikel 75.1 van het wetboek van strafrecht wordt toegepast. Hierin staat dat mensen die relaties hebben met delinquenten potentieel zelf ook crimineel zijn. Bij vier waarschuwingen wordt de persoon in kwestie als delinquent aangemerkt. Volgens de politie wordt deze werkwijze gevolgd om homoseksuelen te ontmoedigen om dergelijke ontmoetingsplekken te bezoeken, omdat ze slachtoffer zouden kunnen worden van geweld. Volgens Cubanet staan Cubaanse homoseksuelen machteloos tegenover politiegeweld. Velen hebben hulp gezocht bij de juridische afdeling van CENESEX. Advocaten Amaya en Lisset raden mensen aan om een klachtbrief te schrijven aan het hoofd van het politiebureau waar de straf is opgelegd, welke binnen 72 uur na de gebeurtenis moet zijn ontvangen. Over het algemeen wordt hieraan geen gehoor gegeven en wordt de maatregel gehandhaafd. […]"

2.4. Uit deze stukken blijkt dat Cuba in de afgelopen jaren vooruitgang heeft geboekt waar het gaat om het beschermen van de rechten van LHBTI en het aannemen van wetgeving die de LHBTI moet beschermen tegen discriminatie. Homoseksualiteit en het verrichten van homoseksuele handelingen zijn niet meer strafbaar en discriminatie op basis van seksuele gerichtheid is wettelijk niet toegestaan. De autoriteiten hebben de 'gay pride' en een demonstratie voor het homohuwelijk toegestaan en maken geslachtsveranderende operaties mogelijk. CENESEX probeert het proces van emancipatie van LHBTI verder te brengen. Deze organisatie is, zowel organisatorisch als in de persoon van de voorzitter, nauw verbonden met de autoriteiten. Dat levert de organisatie invloed en speelruimte op, maar betekent anderzijds dat zij niet onafhankelijk van de autoriteiten kan opereren.

Uit de stukken komt echter ook naar voren dat LHBTI niet altijd door de maatschappij worden geaccepteerd en als minderheid in het land een makkelijk doelwit zijn om slachtoffer te worden van intolerantie, discriminatie, misbruik en geweld. Uit de landeninformatie volgt verder dat er ook excessen zijn, maar niet dat die structureel voorkomen. De Cubaanse autoriteiten kennen LHBTI rechten toe, voor zover deze ook aan andere Cubanen worden toegekend. Dat betekent dat er wel beperkingen zijn, bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om zonder toestemming van de autoriteiten een onafhankelijke organisatie op te richten. Duidelijk is dat het proces van emancipatie van LHBTI nog niet is voltooid. Uit de stukken blijkt niet dat de manier waarop de autoriteiten de rechten van LHBTI promoten niet oprecht is.

2.5. De Afdeling leidt uit de stukken, anders dan de vreemdeling, niet af dat in Cuba de autoriteiten de wet 'potentieel gevaar' of andere strafwetgeving inzetten om LHBTI aan te pakken en hen te bestraffen om de enkele reden dat zij een andere seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit hebben. Deze wetgeving is op elke Cubaan van toepassing en uit de stukken blijkt niet dat de autoriteiten deze op een discriminerende manier op LHBTI toepassen.

Uit de stukken blijkt dat de politie aandacht heeft voor personen die aanwezig zijn op homo-ontmoetingsplekken. De Afdeling volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat aan het aanhouden van personen op deze plaatsen vaak redenen van openbare orde ten grondslag liggen, omdat deze bekend staan om criminaliteit, zoals prostitutie. De Afdeling volgt de staatssecretaris ook in zijn standpunt dat voor LHBTI in het algemeen bescherming mogelijk is bij problemen met de politie, al dan niet daarbij gesteund door CENESEX. Zoals de staatssecretaris ter zitting bij de Afdeling heeft toegelicht, bestaat er een rechterlijk systeem in Cuba en kan bij CENESEX een klacht worden ingediend. CENESEX heeft advocaten in dienst die LHBTI kunnen ondersteunen. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat de vraag of zo'n klacht kans van slagen heeft, samenhangt met de reden voor het aanhouden. Als iemand is aangehouden voor prostitutie zal dit moeilijk met een klacht te bestrijden zijn.

Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat in Cuba LHBTI niet systematisch worden vervolgd en ook niet als groep het risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

Individuele beoordeling

3. De vreemdeling moet daarom op grond van haar persoonlijke feiten en omstandigheden die verband houden met haar seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit, aannemelijk maken dat zij is vervolgd of is behandelend in strijd met artikel 3 van het EVRM, dan wel dat daarvan sprake zal zijn bij terugkeer.

De vreemdeling heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich sinds 2016 als vrouw kleedt. Zij heeft verklaard dat zij daarna is ontslagen, omdat zij fysiek veranderde onder invloed van medicijngebruik. Zij heeft verklaard dat zij sinds augustus 2016 ongeveer 25 tot 30 keer is aangehouden door de politie voor een paar uur of tot de volgende dag. In januari 2017 leerde zij haar vriend kennen en ging zij meer uit. Vanaf die periode werd zij zo'n 2 tot 3 keer per week aangehouden en heeft zij diverse boetes ontvangen. Verder heeft zij verklaard dat zij tijdens carnaval 's nachts is geslagen door de politie net als vele andere homoseksuelen en transgenders. Ook is zij op een feest na een ruzie tussen homoseksuele vrienden en een groep heteroseksuelen aangevallen met een fles. Zij is daarna door de politie aangehouden en heeft een nacht in een politiecel door moeten brengen. Verder is zij door medeburgers op straat in elkaar geslagen, waarbij haar partner is neergestoken. De politie heeft haar partner naar het ziekenhuis gebracht, maar niets gedaan tegen de mensen die haar en haar partner hebben aangevallen. Ten slotte heeft de vreemdeling twee waarschuwingsbrieven ontvangen. De eerste omdat zij beschuldigd werd van drugsgebruik, waarna zij een week heeft vastgezeten. De tweede ontving zij na een beschuldiging van prostitutie. De vreemdeling heeft verklaard dat zij vreest dat als zij een derde waarschuwing ontvangt, aan haar gevangenisstraf zal worden opgelegd op grond van de wet 'potentieel gevaar'.

3.1. De rechtbank heeft overwogen dat de staatsecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling met die problemen, die door de staatssecretaris geloofwaardig zijn geacht, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij is gediscrimineerd op een manier waardoor haar leven in Cuba onhoudbaar is geworden. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet aannemelijk is dat de door de vreemdeling ondervonden problemen verband houden met haar seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit. Zo heeft de staatssecretaris geloofwaardig geacht dat de vreemdeling is ontslagen toen zij zich als vrouw begon te kleden en dat zij geen ander werk kon vinden. Verder heeft de rechtbank overwogen dat uit wat de vreemdeling heeft verklaard valt af te leiden dat tijdens het carnaval alleen de 'gay community' door de politie in elkaar is geslagen. Hetzelfde geldt voor de overige door de vreemdeling naar voren gebrachte voorvallen, aldus de rechtbank.

3.2. De staatssecretaris heeft, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet aannemelijk geacht dat de door de vreemdeling ondervonden problemen enkel en alleen verband houden met haar seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit. Ter zitting bij de Afdeling heeft de staatssecretaris desgevraagd toegelicht dat uit wat de vreemdeling heeft verklaard kan worden afgeleid dat de politie het tijdens carnaval alleen op LHBTI had gemunt. Van de overige voorvallen is niet aannemelijk dat enkel en alleen de seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit heeft geleid tot confrontaties met de politie.

3.3. De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat uit wat de vreemdeling heeft verklaard niet kan worden afgeleid dat zij enkel en alleen werd aangehouden, omdat zij tot de groep van LHBTI behoort. De staatssecretaris heeft in het besluit en het daarin ingelaste voornemen, afdoende gemotiveerd dat uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat zij vaak werd aangehouden, omdat zij overlast veroorzaakte, zich ophield in gebieden waar dat niet is toegestaan of omdat zij haar identiteitskaart niet bij zich had. De staatssecretaris heeft ter zitting bij de Afdeling erop gewezen dat het aanhouden, ook tijdens carnaval, vooral in de late avond en nacht heeft plaatsgevonden en op bepaalde plaatsen die door de politie worden beschouwd als zones waar prostitutie wordt bedreven. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval het aanhouden wel in verband kan worden gebracht met haar seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit. Haar betoog dat zij niets verkeerd deed op de momenten dat zij werd aangehouden, is daarvoor onvoldoende. Zij heeft desgevraagd ter zitting bij de Afdeling erkend dat zij zich overdag buiten kon begeven zonder op te vallen. Het betoog van de vreemdeling dat van haar geen terughoudendheid mag worden verwacht door bepaalde plekken te vermijden, te meer omdat zij daar haar vrienden ontmoet, kan niet slagen. Regels van openbare orde kunnen eraan in de weg staan dat zij op elke plek en op elk tijdstip samen kan komen met vrienden. Dat betekent niet dat zij geen uiting kan geven aan haar seksuele geaardheid, dan wel genderidentiteit. De staatssecretaris heeft ter zitting bij de Afdeling erop gewezen dat er ook andere plekken zijn waar LHBTI elkaar kunnen ontmoeten, zoals bijvoorbeeld legale clubs.

3.4. De staatssecretaris heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de wet 'potentieel gevaar' op iedereen, dus ook op personen met een heteroseksuele gerichtheid, van toepassing is en dat niet is gebleken dat deze wet discriminatoir wordt toegepast.

Uit de verklaringen van de vreemdeling volgt niet dat zij betrokken is bij organisaties die zich onafhankelijk van CENESEX inzetten voor de rechten van LHBTI of dat zij zich anderszins kritisch heeft opgesteld tegenover de Cubaanse autoriteiten, waardoor zij in de negatieve belangstelling is komen te staan.

Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van de vreemdeling volgt dat zij heeft kunnen werken. Zij heeft verklaard dat zij, na te zijn ontslagen niet opnieuw naar werk heeft gezocht. Ook heeft zij onderwijs genoten, had zij toegang tot medische zorg en had zij een sociaal leven.

De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door de vreemdeling ondervonden problemen niet zo'n ernstige beperking van haar bestaansmogelijkheden opleveren dat het voor haar onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Cuba te functioneren. De vreemdeling heeft daarom ook in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat zij in Cuba voor vervolging heeft te vrezen.

3.5. Voor zover het door de vreemdeling ondervonden geweld gerelateerd kan worden aan artikel 3 van het EVRM, volgt uit wat de Afdeling in 2.5 heeft overwogen dat de staatssecretaris alsnog afdoende heeft gemotiveerd dat uit de beschikbare landeninformatie blijkt dat LHBTI in het algemeen bescherming kan worden geboden. Voor LHBTI in het bijzonder geldt dat CENESEX een klachtregeling kent en advocaten in dienst heeft, die LHBTI verder kunnen helpen. De vreemdeling heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval het vragen van bescherming gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is. Dat de vreemdeling stelt dat het geen zin heeft om bescherming te vragen, is daarvoor onvoldoende. De vreemdeling heeft zich niet tot de (hogere) autoriteiten of tot CENESEX gewend om bescherming te vragen, terwijl dit wel van haar mocht worden verwacht om met succes in te roepen dat zij onvoldoende bescherming kan krijgen.

Conclusie

4. Het hoger beroep is gegrond. Wat voor het overige is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou moeten doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 8 januari 2018 van de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaren, omdat er geen beroepsgronden meer zijn die bespreking behoeven.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 februari 2018 in zaak nr. NL18.801;

III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.

w.g. Verheij w.g. Engelhart
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2018

643.


BIJLAGE

Overzicht van in de procedure door de Afdeling betrokken stukken

1. Artikel van 10 maart 2015 'onafhankelijke gays verwerpen zelfgekozen leiderschap Mariela Castro';

2. Een rapport van Lexinter, 7 januari 2018;

3. De brief van het Cubaans Observatorium voor Mensenrechten van 7 februari 2018;

4. Oproep van het COC aan de staatssecretaris over LHBTI-asielzoekers uit Cuba, 22 februari 2018;

5. Het rapport van het U.S. Department of State 'Country report on Human Rights Practices 2016- Cuba', van 3 maart 2017;

6. Austrian Centre for Country of Origin & Asylum Research and Documentation - Cuba: Travel regulations and Civil and Political Rights, COI Compilation van augustus 2017;

7. Brieven van Vluchtelingenwerk Nederland van 16 januari 2018, 5 april 2018 en 9 april 2018;

8. The Cuban LGBTI Blackbook van april 2018.