Uitspraak 201608688/2/R3


Volledige tekst

201608688/2/R3.
Datum uitspraak: 13 juni 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Dalen, gemeente Coevorden,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Dalen, gemeente Coevorden,

en

de raad van de gemeente Coevorden,
verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3543, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 13 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 27 september 2016 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 6 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "N34-verdubbeling" opnieuw vastgesteld.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze op het besluit van 6 maart 2018 naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het besluit van 27 september 2016

1. De Afdeling heeft onder 13.2 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad bij de belangenafweging een oordeel dient te geven over de gestelde verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van de woning van [appellant sub 1]. Voor zover aan de orde dient die beoordeling tevens te zien op in de sectorale wetten niet betrokken aspecten, zoals in dit geval de door [appellant sub 1] gestelde geluidbelasting op de voor de toepassing van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet als geluidgevoelig aangemerkte objecten de tuin en het boshuis. Een en ander ook cumulatief en - eveneens voor zover aan de orde - samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten.

De Afdeling heeft onder 15.2 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad bij de belangenafweging een oordeel dient te geven over de gestelde verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van de woning van [appellant sub 2]. Voor zover aan de orde dient die beoordeling tevens te zien op in de sectorale wetten niet betrokken aspecten, zoals in dit geval de door [appellant sub 2] gestelde negatieve invloed van de toegenomen geluidbelasting op zijn hondenfokkerij. Een en ander ook cumulatief en - eveneens voor zover aan de orde - samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten.

Op grond hiervan heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit zich niet verdraagt met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

2. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 27 september 2016 gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd.

3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 13 weken na de verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 13.2 en 15.2, in het kader van de belangenafweging een oordeel te geven over de gestelde verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Die beoordeling dient, wat [appellant sub 1] betreft, tevens te zien op de gestelde geluidbelasting op de voor de toepassing van de Wgh niet als geluidgevoelig aangemerkte objecten de tuin en het boshuis en wat [appellant sub 2] betreft op de gestelde negatieve invloed van de toegenomen geluidbelasting op zijn hondenfokkerij. Een en ander dient ook cumulatief te worden beoordeeld en - voor zover aan de orde - samen met de andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten. De raad dient zo nodig een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

Het besluit van 6 maart 2018

4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 6 maart 2018 het besluit van 27 september 2016 gehandhaafd onder aanvulling van de belangenafweging en het oordeel ten aanzien van het woon- en leefklimaat ten gevolge van de N34-verdubbeling ter plaatse van [locatie 1], Dalen en [locatie 2], Dalen.

5. Het besluit van 6 maart 2018 is een besluit tot vervanging van het oorspronkelijk bestreden besluit en ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben van rechtswege mede betrekking op dit besluit.

6. De raad heeft het Noordelijk Akoestisch Adviesburo (hierna: NAA) aanvullend onderzoek laten verrichten naar de (cumulatieve) geluidsituatie. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Geluidsbelasting op [locatie 2] en [locatie 1] in Dalen; Onderzoek goede ruimtelijke ordening voor bestemmingsplan N34-verdubbeling" van 29 januari 2018 (hierna: het rapport van NAA). De Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe heeft aanvullend onderzoek naar de (cumulatieve) luchtkwaliteitsituatie verricht. De resultaten uit die onderzoeken heeft de raad tezamen met andere aspecten die relevant zijn voor het woon- en leefklimaat ter plaatse (lichthinder van het verkeer, uitzichtsituatie en privacysituatie) beoordeeld en afgewogen. Deze afweging en beoordeling is opgenomen in de bij het vaststellingsbesluit gevoegde bijlage "Belangenafweging en oordeel woon- en leefklimaat N34-verdubbeling [locatie 1] en [locatie 2]" (hierna: het document "Belangenafweging en oordeel").

7. Uit het aanvullend onderzoek komt volgens de raad naar voren dat de verdubbeling van de N34 zoals voorzien in het plan niet leidt tot een onaanvaardbare woon- en leefsituatie voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Er is geen sprake van een onaanvaardbare verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van hun woningen. Ook is er geen sprake van een onaanvaardbare verslechtering van de geluidsituatie in de tuin en het boshuis van [locatie 1]. Verder is er geen sprake van een onaanvaardbare verslechtering van de geluidsituatie voor de (overigens niet vergunde) hondenfokkerij van [locatie 2]. Ook als de cumulatieve geluidsituatie en cumulatieve luchtkwaliteitsituatie worden beoordeeld tezamen met de andere relevante aspecten (lichthinder van het verkeer, de uitzichtsituatie en de privacy situatie) blijft de conclusie dat het woon- en leefklimaat bij de woonhuizen en op de woonerven van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvaardbaar is. Ook heeft de verdubbeling van de N34 geen onevenredig negatieve invloed op de bedrijfssituatie van de hondenfokkerij.

Er is volgens de raad dan ook geen aanleiding om het bestemmingsplan N34-verdubbeling niet vast te stellen. De belangen die gediend zijn met een verdubbeling van de N34 dienen in dit geval zwaarder te wegen dan de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gerelateerd aan het behoud van een ongewijzigde N34, aldus de raad.

De zienswijze van [appellant sub 1]

8. [appellant sub 1] acht het rapport van NAA tendentieus omdat volgens dat rapport bij hem sprake zou zijn van illegale activiteiten en in het rapport wordt gerefereerd aan het artikel "Blaffende honden bijten niet" van ing. M.J. Tennekes in het tijdschrift Geluid, nummer 1, maart 1998.

8.1. De Afdeling komt tot de conclusie dat in het rapport van NAA niet wordt ingegaan op de legaliteit van activiteiten op de gronden van [appellant sub 1] aan de [locatie 1]. Verder maakt het enkele feit dat wordt verwezen naar vakliteratuur het rapport niet vooringenomen.

Het betoog faalt.

9. [appellant sub 1] betoogt dat het document "Belangenafweging en oordeel" een onjuistheid bevat, nu daarin wordt vermeld dat perceelsgrens en woonhuis 13,4 meter dichter bij de verdubbelde weg komen te liggen, en het boshuis slechts 13,2 meter dichter bij de verdubbelde weg komt te liggen.

9.1. Op p. 2 van het document "Belangenafweging en oordeel" staat:

"In de huidige situatie ligt de perceelsgrens (de zuidoostelijke hoek van de tuin) op circa 41,7 meter afstand van de rijstroken van de N34. Het boshuis (het meest oostelijk gelegen losstaand bijgebouw op het perceel) ligt op circa 66,7 meter afstand van de rijstroken van de N34. Het woonhuis ligt op circa 93,6 meter afstand van de rijstroken van de N34."

"In de toekomstige situatie ligt de perceelsgrens (de zuidoostelijke hoek van de tuin) op circa 28,3 meter afstand van de rijstroken van de N34. Het boshuis ligt op circa 53,5 meter afstand van de rijstroken van de N34. Het woonhuis ligt op circa 80,2 meter afstand van de rijstroken van de N34."

9.2. Uit het bovenstaande volgt dat de afstand tot de weg afneemt met 13,4 m op de perceelsgrens, 13,2 m bij het boshuis en 13,4 m bij het woonhuis. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze afstanden. Hierbij betrekt de Afdeling dat de N34 ter plaatse volgens een niet geheel rechte lijn van zuidwest naar noordoost, en vice versa, verloopt.

Het betoog faalt.

10. [appellant sub 1] betoogt verder dat het document "Belangenafweging en oordeel" en het rapport van NAA een onjuistheid bevatten, nu daarin staat dat het asfalt van de N34 in de huidige en toekomstige situatie ongeveer 0,3 meter hoger is dan het maaiveld van de woning. In werkelijkheid ligt het asfalt echter ten minste 3,50 meter hoger dan het maaiveld van de woning, aangezien de N34 bij de woning op een talud ligt.

10.1. In paragraaf 4.2 van het rapport van NAA staat: "De invoergegevens van de rekenmodellen van de N34 zijn ongewijzigd ten opzichte van de rekenmodellen voor het bestemmingsplan N34 - verdubbeling met uitzondering van de extra rekenpunten. Deze extra rekenpunten zijn gelijk aan de rekenpunten in bijlage 2. De invoergegevens van de N34 zijn in deze rapportage niet nogmaals opgenomen."

In zijn beroepschrift heeft [appellant sub 1] de juistheid van de invoergegevens van de N34 in de rekenmodellen voor het bestemmingsplan "N34-verdubbeling" niet bestreden. In zijn zienswijze op het herstelbesluit heeft [appellant sub 1] de verwijzing hiernaar in het rapport van NAA niet bestreden. Aangezien de berekening van NAA maatgevend is voor de berekening van de geluidbelasting en, wat de invoergegevens van de N34 betreft, is gebaseerd op ongewijzigde gegevens van de rekenmodellen voor het bestemmingsplan "N34-verdubbeling", kan het betoog van [appellant sub 1] geen doel treffen.

In verband hiermee kan het hiervoor vermelde betoog van [appellant sub 1] over het document "Belangenafweging en oordeel" buiten bespreking blijven.

11. [appellant sub 1] betoogt dat volgens het rapport van NAA ter plaatse van het boshuis zowel sprake is van een geluidtoename als een geluidafname, hetgeen niet lijkt te kloppen. Zo is er bij de meetpunten G5 en G6 een afname van het geluidniveau, maar bij de punten G7 en G8 een toename, als er gekeken wordt naar het verschil tussen de N34 autonoom in 2030 en de N34 verdubbeld in 2030.

11.1. In bijlage 6 bij het rapport van NAA staan waarden voor het Lden voor onder meer de meetpunten G5 tot en met G8 bij het boshuis. In de autonome situatie bedragen deze: G5A 54,4; G5B 56,5; G6 53,2; G7 46,5; G8 49,4. Voor de verdubbelde N34 in het jaar 2030 bedragen deze: G5A 54,1; G5B 57,1; G6 53,0; G7 47,2; G8 49,7. Dit betekent bij G5B, G7 en G8 een toename en bij G5A en G6 een geringe afname van het geluidniveau. De Afdeling ziet in de enkele stelling dat er in zoverre iets niet lijkt te kloppen geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze gegevens. Daarbij betrekt de Afdeling dat de punten G5 tot en met G8 betrekking hebben op verschillende kanten van het boshuis − te weten: respectievelijk de oost-, zuid-, west- en noordzijde van het boshuis − en aldus op verschillende situaties zien.

Het betoog faalt.

12. [appellant sub 1] twijfelt aan de conclusie in het document "Belangenafweging en oordeel" dat er voor zijn perceel geen waarneembare geluidverandering zal optreden, omdat de toename van het geluid onder de 5 dB zal blijven. Op een door de provincie Drenthe georganiseerde inloopavond kon aan de hand van een demonstratie worden beluisterd dat op zijn perceel sprake zal zijn van een duidelijke geluidtoename. Voorts heeft een medewerker van NAA tijdens een bezoek aan zijn perceel in de periode na de inloopavond aangegeven dat de geluidtoename in het boshuis onaanvaardbaar zou worden.

[appellant sub 1] betoogt voorts dat hij nimmer heeft aangegeven tegen een verdubbeling van de N34 te zijn, maar alleen verlangt dat passende maatregelen worden genomen tegen met name de geluidtoename die hij verwacht te gaan ondervinden door de nieuw aan te leggen rijbanen. Met het plaatsen van een geluidscherm is het mogelijk om de geluidtoename ten gevolge van de reconstructie van de N34 teniet te doen en zowel in de tuin als in het woonhuis een acceptabel leefklimaat te behouden.

12.1. Op p. 4-5 van het document "Belangenafweging en oordeel" staat: "De geluidbelastingen op de hoogst belaste delen van het erf en het boshuis van [locatie 1] nemen beperkt toe ten opzichte van de bestaande situatie in 2019 en marginaal toe ten opzichte van de autonome situatie in 2030. […] Verschillen in gevoeligheid worden in de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer en ook in de gangbare geluidpraktijk tot uitdrukking gebracht met stappen/klassen van 5 dB. De toenames ten opzichte van de situatie in 2019 zijn ruim lager dan 5 dB. De toenames ten opzichte van de autonome situatie in 2030 zijn eveneens ruim lager dan 5 dB. […] In alle gevallen is de geluidbelasting vanwege de verdubbelde N34 ruim lager dan de maximaal onthefbare waarde van 68 dB uit de Wet geluidhinder, die de wetgever bij dit soort reconstructies van wegen maximaal toelaatbaar heeft geacht. […] De toenames van de cumulatieve geluidbelasting zijn gelijk of minder dan de toenames ingeval van de geluidbelasting afkomstig van louter de verdubbelde N34. In alle gevallen zijn de toenames (zowel ten opzichte van de situatie in 2019 als de autonome situatie in 2030) ruim minder dan 5 dB en kunnen deze aanvaardbaar worden geacht. In alle gevallen is ook de cumulatieve geluidbelasting ruim minder dan de maximaal onthefbare waarde van 68 dB uit de Wet geluidhinder, die de wetgever bij dit soort reconstructies van wegen maximaal toelaatbaar heeft geacht. […] Kortom, de verdubbeling van de N34 leidt voor wat betreft de akoestische situatie van het woonhuis, het boshuis en het woonerf niet tot een onaanvaardbare situatie. Er is ook na de verdubbeling van de N34 nog altijd sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat."

In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd over een door de provincie Drenthe georganiseerde inloopavond en mededelingen van een medewerker van NAA, ziet de Afdeling onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de genoemde conclusies uit de onderzoeksrapporten. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deze conclusies in redelijkheid kunnen overnemen. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een geluidscherm ter hoogte van de gronden van [appellant sub 1] vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet nodig is.

Het betoog faalt.

De zienswijze van [appellant sub 2]

13. [appellant sub 2] betoogt dat het aanvullende geluidonderzoek geen waarheidsgetrouw beeld geeft van de geluidbelasting op de gevel, omdat in de aannames geen rekening is gehouden met het (te) hoge werkelijke geluidniveau. In dit verband voert [appellant sub 2] aan dat uit eigen metingen blijkt dat de geluidbelasting vrijwel constant ligt op ongeveer 70 dB. Het ligt volgens [appellant sub 2] niet op zijn weg om zelf officiële metingen te laten uitvoeren.

13.1. De eigen metingen van [appellant sub 2] zijn ongeschikt om in dit geding de omvang van de geluidbelasting te bepalen. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat nadere gegevens van deze metingen ontbreken. Gelet daarop ziet de Afdeling in deze gegevens van [appellant sub 2] geen aanleiding om de resultaten uit het rapport van NAA in twijfel te trekken.

Het betoog faalt.

14. [appellant sub 2] betoogt dat in de beoordeling, waarin de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van zijn woning samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten moet worden beoordeeld, volledig voorbij is gegaan aan de effecten van trillingen als gevolg van het wegverkeer, terwijl dit aspect zeer nadelig is voor zijn woon- en leefklimaat. In dit verband voert hij aan dat de afstand van zijn woning tot de rijstroken van de N34 in de vierbaansuitvoering 28,2 meter bedraagt, terwijl deze in de tweebaansuitvoering 42,2 meter bedroeg.

14.1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de gestelde verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van de woning van [appellant sub 2], ook cumulatief, en - voor zover aan de orde - samen met de andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten te beoordelen. De raad heeft in dit kader mede gekeken naar lichthinder, privacy en uitzicht. In zijn zienswijze over het ontwerpbesluit en in beroep heeft [appellant sub 2] niet de vrees voor trillinghinder naar voren gebracht. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in het kader van de uitvoering van de tussenuitspraak trillinghinder in de beoordeling had moeten betrekken.

Het betoog faalt.

Conclusie

15. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 6 maart 2018 ongegrond.

Proceskosten

16. Ten aanzien van [appellant sub 1] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Voor zover [appellant sub 1] heeft verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, overweegt de Afdeling dat bij het proceskostenformulier weliswaar declaraties zijn gevoegd van een advocaat, maar deze namens [appellant sub 1] geen stukken bij de Afdeling heeft ingediend en evenmin ter zitting als gemachtigde is opgetreden. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Coevorden van 27 september 2016 gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Coevorden van 27 september 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "N34-verdubbeling";

III. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Coevorden van 6 maart 2018 ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Coevorden tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 55,88 (zegge: vijfenvijftig euro en achtentachtig cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V. gelast dat de raad van de gemeente Coevorden aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Kuipers
Voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018

271.