Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche), met nota van toelichting.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche), met nota van toelichting.

Bij Kabinetsmissive van 11 februari 2014, no.2014000306, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche), met nota van toelichting.

Met het ontwerpbesluit, dat de zogenoemde zevende tranche vormt van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, wordt een aantal nieuwe ontwikkelingsgebieden aangewezen zoals bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw). Tevens wordt een aantal nieuwe innovatieve projecten als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, van de Chw benoemd. Het ontwerpbesluit breidt categorie 11 "duurzame mobiliteit" in Bijlage I van de Chw uit met drie subcategorieën. Ook worden elf projecten toegevoegd aan categorie Aa "overige ruimtelijke projecten" van bijlage II van de Chw. Eén plangebied van een project met nationale betekenis wordt uitgebreid en een project wordt toegevoegd aan de lijst met projecten van de categorie Gebiedsontwikkeling met nationale uitstraling.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt, onder meer in het licht van de criteria die de Chw voor experimenten bevat, opmerkingen over de aanwijzing van het project Dijckerwaal als innovatief project en over een aantal onderdelen van de experimentenregeling voor bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Project Dijckerwaal, gemeente Westland

Het ontwerpbesluit voegt aan paragraaf 3 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet het project Dijckerwaal in de gemeente Westland toe. (zie noot 1) Daardoor wordt het mogelijk om bij wijze van experiment af te wijken van artikel 5.18, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Als gevolg hiervan kan de gemeente vijftien jaar in plaats van vijf jaar gebruik maken van een tijdelijke omgevingsvergunning voor dit project.

Volgens de toelichting wordt het project Dijckerwaal als innovatief project aangewezen, omdat de vaste periode voor tijdelijk gebruik van vijf jaar te beperkt is voor de investering die gemoeid is met een logiesgebouw-labourhotel voor 350 arbeidsmigranten. Ook vergt de procedure te veel tijd. Het project draagt bij aan de economische dynamiek in het Westland en biedt een innovatieve oplossing voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Het project draagt bij aan een duurzame economie en het gebouw is door ontwerp, bouw en beoogd hergebruik ook duurzaam, aldus de toelichting. (zie noot 2)

Het experiment wordt gebaseerd op artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet. Dit artikel maakt het mogelijk bij wege van experiment af te wijken van een aantal wettelijke bepalingen, en wel uitsluitend indien het experiment bijdraagt aan innovatieve ontwikkelingen en het voldoende aannemelijk is dat uitvoering ervan bijdraagt aan het bestrijden van de economische crisis en aan de bevordering van duurzaamheid. (zie noot 3) De drie criteria zijn dus cumulatief. (zie noot 4)

De Afdeling merkt op dat de aanwijzing als experiment slechts wordt gemotiveerd met een behoefte aan tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor een langere periode dan wettelijk is toegestaan. Naar het oordeel van de Afdeling kan het tegemoet komen aan deze behoefte niet worden aangemerkt als een innovatieve ontwikkeling in de zin van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet. Deze bepaling vereist bovendien dat innovatie mogelijk wordt gemaakt die anders op wettelijke grenzen zou stuiten. (zie noot 5) De toelichting geeft er geen blijk van dat aan dit vereiste wordt voldaan. Ten slotte merkt de Afdeling op dat niet is toegelicht hoe de bouw van een prefabgebouw met duurzame en milieuvriendelijke materialen, rekening houdend met hergebruik, bijdraagt aan de duurzaamheid in de zin van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet.

De Afdeling adviseert de aanwijzing van het project Dijckerwaal in het licht van de criteria van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet dragend te motiveren.

2. Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Het ontwerpbesluit maakt experimenten mogelijk met een verbrede reikwijdte van bestemmingsplannen voor een aantal specifieke gebieden. De voorgestelde regeling biedt gemeenten mogelijkheden om bij bestemmingsplan van een aantal wettelijke regelingen af te wijken, waardoor bestemmingsplannen het karakter krijgen van een omgevingsplan in de zin van de toekomstige Omgevingswet. (zie noot 6) Op grond van het ontwerpbesluit kunnen zeven gemeenten deelnemen aan het experiment.

De Afdeling merkt over het voorgestelde artikel 7c het volgende op.

a. Beleidsregels (zesde en zevende lid)
Ingevolge het voorgestelde zesde lid kunnen in een bestemmingsplan regels worden gesteld waarvan de uitleg bij de uitoefening van een bij die regels aan te geven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Daarbij kan worden bepaald dat de beleidsregels worden vastgesteld door de gemeenteraad of door burgemeester en wethouders. Als de regels, bedoeld in het zesde lid, betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken en bij de toepassing een interpretatie behoeven, stelt de gemeenteraad ingevolge het zevende lid de criteria vast die worden toegepast bij de beoordeling van het uiterlijk van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit betrekking heeft.

In de uitvoering van het voorgestelde experiment kunnen zich situaties voordoen waarin het college van burgemeester en wethouders ten gunste van een concreet project wil afwijken van een bestemmingsplanregel waarvoor een beleidsregel is vastgesteld. Ziet de Afdeling het goed, dan kan zich in dergelijke situaties een samenloop van afwijkingsbevoegdheden voordoen. Van bestemmingsplanregels kan worden afgeweken bij omgevingsvergunning terwijl aan beleidsregels de zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid is verbonden. De afwijkingsbevoegdheid voor beleidsregels in de Algemene wet bestuursrecht (zie noot 7) is strikter geclausuleerd dan de afwijkingsbevoegdheid voor omgevingsvergunningen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. (zie noot 8) Onduidelijk is of beide afwijkingsbevoegdheden kunnen worden gebruikt in de bedoelde situaties, dan wel slechts een van de twee en zo ja, welke. Nu de toepassingsmogelijkheden van de beide bevoegdheden uiteenlopen, behoeft het ontwerpbesluit in zoverre verduidelijking.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen.

b. Beperking van vergoeding van planschade (achtste lid)
In de plangebieden die onder het experiment Bredere reikwijdte bestemmingsplan vallen (zie noot 9), kan de gemeenteraad bij de vaststelling besluiten om af te wijken van de regeling voor vergoeding van planschade voor zover het gaat om het wegnemen van planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden die ten minste drie jaar ongebruikt zijn gebleven. (zie noot 10) Dit onderdeel van het experiment betreft een afwijking van de Wet ruimtelijke ordening. (zie noot 11) Volgens de toelichting is onder meer deze afwijking identiek aan de regeling voor het experiment met flexibele bestemmingsplannen dat is opgenomen in de zesde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. (zie noot 12)

De thans in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet vervatte beperking van vergoeding van planschade is van toepassing wanneer aan drie voorwaarden is voldaan:
a. de desbetreffende herziening van het bestemmingsplan is ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan aangekondigd;
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
c. gedurende deze termijn bestond de mogelijkheid de bouw- of gebruiksmogelijkheden te realiseren. (zie noot 13)

De voorgestelde bepaling brengt evenwel mee dat de aanspraak op planschadevergoeding reeds wordt beperkt wanneer bouw- en gebruiksmogelijkheden ten minste drie jaar voorafgaande aan de bestemmingsplanherziening ongebruikt zijn gebleven. Anders dan het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bevat de voorgestelde bepaling niet de onder a. en b. genoemde voorwaarden. Daardoor ontbreekt een termijn van drie jaren na een aankondiging waarbinnen de eigenaren in het gebied de mogelijkheid hebben om te anticiperen op het aanstaande verlies van hun bouw- of gebruiksmogelijkheden door deze alsnog te realiseren. (zie noot 14)

Wanneer een gemeenteraad besluit tot uitoefening van de voorgestelde bevoegdheid, betekent dit voor de betrokken eigenaren dat hun zowel een anticipatietermijn als een planschadevergoeding wordt onthouden. Naar het oordeel van de Afdeling worden deze eigenaren door een dergelijk besluit van de gemeenteraad onevenredig benadeeld. Het ontwerpbesluit biedt aldus een grondslag voor overheidsoptreden dat strijdt met de notie van behoorlijk bestuur

Daarenboven acht de Afdeling dergelijk overheidsoptreden in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aangezien een anticipatietermijn in artikel 7c, achtste lid, ontbreekt, waarborgt deze bepaling niet dat de maatregel die de inmenging in het eigendomsrecht van de betrokken eigenaren kan rechtvaardigen, te weten de herziening van het bestemmingsplan, voorzienbaar is. Voorts kan dit leiden tot een aantasting van de rechtszekerheid van de eigenaren.
Gelet hierop zal de gemeenteraad niet voetstoots kunnen besluiten tot uitoefening van de voorgestelde bevoegdheid, maar zal hij bij de financiële onderbouwing van zijn plannen moeten onderzoeken of schadevergoeding op basis van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM aan de orde is. Het zal dan in het bijzonder gaan om de vraag of er een redelijk evenwicht is tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van fundamentele rechten van het individu. Daarbij zal vooral gelet moeten worden op de ernst van de inbreuk op de eigendom en de mate waarin rechtszekerheid of gewekte verwachtingen zijn aangetast. (zie noot 15)

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling een anticipatietermijn in het de voorgestelde bepaling op te nemen, teneinde een willekeurige toepassing van die bepaling uit te sluiten en de voorzienbaarheid en rechtszekerheid voor eigenaren te waarborgen.

c. Artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (negende lid)
Het negende lid verklaart artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit van overeenkomstige toepassing op bestemmingsplannen in de zin van artikel 7c.
De voorgestelde bepaling strekt ertoe experimenten mogelijk te maken waarin wordt bekeken op welke wijze een afwijkende norm voor geluidsbelastingen voor gevoelige bestemmingen in een bestemmingsplan kan worden opgenomen.

Zoals de toelichting terecht vermeldt, is artikel 2.19 tot op heden niet in werking getreden. Deze bepaling maakt daarmee nog geen deel uit van het geldende recht. Naar het oordeel van de Afdeling kan artikel 2.19 dan ook niet van overeenkomstige toepassing worden verklaard in het voorliggende ontwerpbesluit.

De Afdeling adviseert het negende lid te vervangen door een bepaling waarin de regeling van artikel 2.19 inhoudelijk is uitgeschreven.

d. Toepassing op plangebieden - Assen (twaalfde lid)
Het ontwerpbesluit verklaart de experimentenregeling voor bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte onder meer van toepassing op het plangebied Toeristisch, recreatieve zone (inclusief het TT-circuit) in de gemeente Assen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 39 bij het ontwerpbesluit. (zie noot 16) De toelichting vermeldt dat het gebied tussen TT-circuit Assen en verkeerspark Assen, inclusief het natuurgebied Witterveld, voor een deel onderdeel uit maakt van de toeristisch-recreatieve zone van het project FlorijnAs. Dit project is aangemerkt als lokaal project met nationale betekenis op grond van Afdeling 7 van Hoofdstuk 2 van de Chw. De toeristisch-recreatieve zone moet uitgroeien tot een hoogwaardig recreatief gebeid met een grote aantrekkingskracht voor zowel bewoners als toeristen. Deelname aan het experiment biedt de gemeente Assen de gelegenheid om flexibel in te spelen op initiatieven uit de markt om het gebied verder te ontwikkelen. (zie noot 17)

De Afdeling merkt op dat het genoemde natuurgebied Witterveld de status van een Natura 2000-gebied heeft. (zie noot 18) Hierop is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing. Op grond van deze wet moet voor plannen, projecten of andere handelingen die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelen van dat gebied. Voor dergelijke plannen, projecten of andere handelingen kan slechts toestemming worden verleend wanneer de zekerheid is verkregen dat zij de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zullen aantasten. (zie noot 19)

Gelet op het beschermingsregime dat op het Witterveld van toepassing is, acht de Afdeling het niet aannemelijk dat ontwikkelingen in dit gebied worden voorzien die van het Witterveld een "hoogwaardig recreatief gebied met een grote aantrekkingskracht voor zowel bewoners als toeristen" kunnen maken. Naar het oordeel van de Afdeling ontbreekt daarom de zin om het Witterveld deel te laten uitmaken van het plangebied waarvoor een bestemmingsplan met een verbrede reikwijdte kan worden vastgesteld.

De Afdeling adviseert het Natura 2000-gebied Witterveld uit te zonderen van het plangebied Toeristisch, recreatieve zone (inclusief het TT-circuit) in de gemeente Assen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 39 bij het ontwerpbesluit.

e. Overige onderdelen van het experiment
Bij een aantal onderdelen van het experiment met bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte is de toelichting dermate summier dat onduidelijk is in welk opzicht de deelnemende gemeenten meer mogelijkheden krijgen ten opzichte van de geldende wetgeving. Ook is onduidelijk hoe deze mogelijkheden zich verhouden tot de geldende wetgeving. De Afdeling acht het gewenst dat de toelichting meer aanknopingspunten biedt voor de uitvoeringspraktijk van het experiment, mede met het oog op het verkrijgen van ervaring in anticipatie op de toekomstige Omgevingswet. Met name betreft dit de volgende onderdelen:
- De verruimde reikwijdte van bestemmingsplannen. (zie noot 20) In de toelichting ontbreekt een uitleg van hetgeen meer mogelijk wordt gemaakt ten opzichte van de mogelijkheden in de geldende Wet ruimtelijke ordening. (zie noot 21) - De mogelijkheid om voor de fysieke leefomgeving relevante algemeen verbindende voorschriften op te nemen in het bestemmingsplan. (zie noot 22) Niet is toegelicht aan welke voorschriften wordt gedacht.
- De mogelijkheid om activiteiten aan een verbod behoudens omgevingsvergunning te onderwerpen. (zie noot 23) Niet toegelicht is aan welke activiteiten wordt gedacht en hoe deze mogelijkheid zich verhoudt tot de omgevingsvergunningplichten onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen, waar mogelijk aan de hand van concrete voorbeelden.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W14.14.0038/IV

- In artikel 7c, vijfde lid, de woorden "in ieder geval" schrappen.
- In artikel 7c, achtste lid, onderdeel a, de woorden "de Wet ruimtelijke ordening" vervangen door: de volgende artikelen van de Wet ruimtelijke ordening. Voorts onder 1 en 2 telkens "artikel" schrappen.
- In artikel 7c, achtste lid, onderdeel b, de woorden "het Besluit ruimtelijke ordening" vervangen door: de volgende artikelen van het Besluit ruimtelijke ordening. Voorts onder 1 en 2 telkens "artikel" schrappen.
- In artikel 7c, achtste lid, onderdeel c, schrappen. Vervolgens in een afzonderlijk lid bepalen dat artikel 8.42b van overeenkomstige toepassing is op een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 7c.
- In artikel 7c, achtste lid, onderdeel e, onder 1, de woorden "van die wet" vervangen door: van de Wet geluidhinder.
- In artikel 7c het elfde lid samenvoegen met het tweede lid.
- In artikel 7d, onderdeel b, de zinsnede "als toepassing is gegeven aan artikel 76, tweede lid, onder a, van die wet," schrappen. Deze zinsnede is overbodig omdat de aangehaalde bepaling verwijst naar artikel 83 van de Wet geluidhinder.
- In artikel 7d, onderdeel b, onder 2, de zinsnede "voor woningen in stedelijk gebied" schrappen.
- In artikel 7d, onderdeel c, de bepaling onder 1 schrappen. Het bepaalde volgt reeds uit onderdeel b, onder 1.
- In artikel 7d, onderdeel c, onder 2, de zinsnede "vanwege een weg … binnen het bestemmingsplan" schrappen. Artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder gaat niet over woningen.
- In de artikelsgewijze toelichting bij artikel III (inwerkingtreding) de tweede alinea schrappen. Het ontwerpbesluit bevat geen voorziening voor een experiment met AEC-bodemassen in de gemeente Lelystad.


Nader rapport (reactie op het advies) van 8 mei 2014

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) aanleiding tot het maken van enkele inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat met haar opmerkingen rekening zal zijn gehouden. Hieronder ga ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in op de opmerkingen van de Afdeling.

1. Project Dijckerwaal, gemeente Westland
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling over dit project is in de nota van toelichting een nadere motivering opgenomen, waarin nadrukkelijk wordt gerefereerd aan de criteria van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet.

2. Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
De Afdeling plaatst een aantal kanttekeningen bij het voorgestelde artikel 7c, waarin experimenten mogelijk worden gemaakt met een verbrede reikwijdte van bestemmingsplannen voor een aantal specifieke gebieden (in zeven gemeenten).

a. Beleidsregels (zesde en zevende lid)
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de toelichting verduidelijkt. De tekst van het ontwerpbesluit behoeft evenwel zelf geen verduidelijking.

b. Beperking van vergoeding van planschade (achtste lid)
Conform het advies van de Afdeling is in de voorgestelde bepaling een anticipatietermijn opgenomen, waarbij aangesloten wordt bij de tekst van een bepaling met een vergelijkbare strekking in de zesde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

c. Artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (negende lid)
In afwijking van het advies van de Afdeling is het voorgestelde negende lid niet vervangen door een bepaling waarin de regeling van artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer inhoudelijk is uitgeschreven. De omstandigheid dat artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer nog niet in werking is getreden, staat er niet aan in de weg dat dit artikel van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. De tekst van artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is vastgesteld en bekendgemaakt in Stb. 2007, 415. Door deze bepaling van overeenkomstige toepassing te verklaren, maakt deze tekst na de inwerkingtreding van deze tranche deel uit van het geldende recht, ook al is artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zelf nog niet in werking getreden.

d. Toepassing op plangebieden - Assen (twaalfde lid)
In afwijking van het advies van de Afdeling wordt het Natura 2000-gebied Witterveld niet uitgezonderd van het plangebied Toeristisch, recreatieve zone (inclusief het TT-circuit). De verruimde reikwijdte maakt het mogelijk om regels op het gebied van milieu en natuur in het plan op te nemen en daarmee de natuurbelangen in het Natura 2000-gebied Witterveld uitdrukkelijk te borgen. Het is in het kader van dit experiment niet mogelijk om van de natuurregelgeving af te wijken. De gemeente Assen zal het beschermingsregime van dit Natura 2000-gebied in het bestemmingsplan met verruimde reikwijdte conserveren.

e. Overige onderdelen van het experiment
Conform het advies van de Afdeling is de toelichting aangevuld met een aantal concrete voorbeelden. Het als derde door de Afdeling genoemde onderdeel - de mogelijkheid om activiteiten aan een verbod behoudens omgevingsvergunning te onderwerpen - is bij nader inzien overbodig en daarom komen te vervallen.

De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn in de tekst van het ontwerpbesluit doorgevoerd. Tevens is van de gelegenheid gebruikgemaakt om aanvullend een enkele redactionele verbetering in de tekst van het ontwerpbesluit aan te brengen. Dit betreft het opschrift van het ontwerpbesluit, het gebruik van de term «miniwindturbine» en de tekst van artikel 7c (in Onderdeel E). Tenslotte is de inwerkingtredingsbepaling aangepast (artikel III).

Ik moge U hierbij, in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het (gewijzigde) ontwerpbesluit en de (gewijzigde) nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu


(1) Artikel I, onderdeel B.
(2) Nota van toelichting, Artikel I, onderdeel B (aanvulling artikel 6).
(3) Artikel 2.4, tweede lid, van de Crisis- en herstelwet.
(4) Zie het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 25 april 2013 over het ontwerpbesluit tot wijziging van de het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zesde tranche), W01.13.0072/I, Stcrt. 2013 nr. 19563, blz. 4.
(5) Zie het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 7 december 2012 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche), W01.12.0438/I, punt 2.a, www.raadvanstate.nl.
(6) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, Artikel I, onderdeel E (nieuwe artikelen 7c, 7d en 7e), Artikel 7c (pilot Bredere reikwijdte bestemmingsplan).
(7) Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge deze bepaling is afwijking toelaatbaar indien handelen overeenkomstig de beleidsregels ‘voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen’.
(8) Artikel 2.12, lid 1 onderdeel a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ingevolge deze bepaling is afwijking mogelijk ‘indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat’.
(9) Zie het twaalfde lid van het voorgestelde artikel 7c.
(10) Voorgesteld artikel 7c, achtste lid, onderdeel a, onder 1.
(11) Artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toekennen, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
(12) Nota van toelichting, artikelsgewijs, Onderdeel E, artikel 7c, achtste lid, onder "Besluit ruimtelijke ordening (Bro)".
(13) Artikel 7a, tweede lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
(14) Anders dan de toelichting stelt, is de afwijking van de Wro op dit punt niet identiek aan de al geldende beperking van vergoeding van planschade in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
(15) Vergelijk in deze zin het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van State van 25 april 2013 over het ontwerpbesluit tot wijziging van de het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zesde tranche), W01.13.0072/I, Stcrt. 2013 nr. 19563, blz. 5. De gemeenteraad kan in het kader van deze afweging uit eigen beweging besluiten de eigenaren een anticipatietermijn te gunnen.
(16) Voorgesteld artikel 7c, twaalfde lid, onderdeel c.
(17) Nota van toelichting, artikelsgewijs, Onderdeel E, artikel 7c, twaalfde lid, onder "Assen - toeristisch-recreatieve zone (inclusief TT-circuit)".
(18) Bij besluit van 10 september 2009 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het gebied Witterveld aangewezen als Natura 2000-gebied. Het gebied is aangewezen voor vijf natuurlijke habitattypen opgenomen in bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG (H4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix, H4030 Droge Europese heide, H7110 Actief hoogveen, H7120 Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is, en H91D0 Veenbossen.
Volgens de gebiedsbeschrijving in de nota van toelichting behorende bij het aanwijzingsbesluit is het Witterveld een heide- en hoogveengebied. In het gebied worden vochtige en droge heidevegetaties, rustend hoogveen, levende hoogveenvegetaties, plaatselijk opgaand bos, enkele schraalgraslanden en open water aangetroffen. Er is een goed ontwikkelde gradiënt van hoogveen naar droge heide op zandgrond aanwezig, waarin alle bijbehorende habitattypen goed ontwikkeld voorkomen. In de heide liggen enkele pingoruïnes.
(19) Zie de artikelen 19d en 19j van de Natuurbeschermingswet 1998.
(20) Voorgesteld artikel 7c, eerste lid.
(21) Zie artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
(22) Voorgesteld artikel 7c, vierde lid.
(23) Voorgesteld artikel 7c, vijfde lid.


Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 441 kB)