Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de rechtspositie van de leden van de centrale directies en de colleges van bestuur van de hogescholen (Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur hogescholen).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regelen betreffende de rechtspositie van de leden van de centrale directies en de colleges van bestuur van de hogescholen (Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur hogescholen).

Bij Kabinetsmissive van 23 december 1999, no.99.006401 , heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regelen betreffende de rechtspositie van de leden van de centrale directies en de colleges van bestuur van de hogescholen (Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur hogescholen).

Het ontwerp-Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur van hogescholen decentraliseert de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de categorie hoogste leidinggevenden van instellingen voor hoger beroepsonderwijs (hbo). De arbeidsvoorwaarden worden voortaan per instelling vastgesteld door het bevoegd gezag. Op centraal niveau worden nog slechts enkele onderwerpen geregeld, waaronder de maximale beloning. De Raad van State heeft hierover één opmerking.

1. Ten behoeve van de totstandkoming van de arbeidsvoorwaarden op instellingsniveau wordt in overleg tussen de betrokken ministeries en de besturen van de rechtspersonen die de hogescholen instandhouden een model overeengekomen, de Adviesregeling Totaal Vast Inkomen 1998 (hierna: de Adviesregeling). De arbeidsovereenkomsten van de betrokkenen zullen volgens de toelichting op deze Adviesregeling gebaseerd zijn.(zie noot 1)
De Raad merkt op dat de stelligheid waarmee - op deze plaats en ook elders in de toelichting - wordt gesteld dat de Adviesregeling zal worden toegepast de vraag oproept welke de status van die regeling is. In het ontwerpbesluit is het gebruik ervan niet verplicht gesteld.
Het college adviseert, mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de (toekomstige) status van de adviesregeling aan te geven.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-president van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 januari 2000, no.W05.99.0625/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In de artikelen 2 en 3, vierde lid, mede gelet op aanwijzing 52 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, "het bepaalde in" achterwege laten.
- Artikel 3, eerste lid, formuleren als volgt: Het salaris dat aan een lid van de centrale directie onderscheidenlijk van het college van bestuur wordt toegekend, bedraagt niet meer dan het salaris overeenkomstig het maximum van schaal 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.



Nader rapport (reactie op het advies) van 20 juni 2001


De Raad heeft opgemerkt dat de status van de in de nota van toelichting genoemde en als bijlage daarbij bijgevoegde Adviesregeling Totaal Vast Inkomen 1998 onduidelijk is, nu het gebruik ervan in het ontwerpbesluit niet verplicht is gesteld. Het komt mij voor dat over de status van de regeling geen onduidelijkheid behoeft te bestaan. De inhoud van de adviesregeling is door een, in human resources management en arbeidsvoorwaardenvorming gespecialiseerd, consultancy-bureau tot stand gebracht op verzoek van de Vereniging van Bestuurders van Hogescholen in Nederland. De Raden van toezicht hebben, reeds in 1998, afgesproken het advies van dit bureau over te nemen. Vervolgens is in 1999 de ontwerp-algemene maatregel van bestuur met daarbij de adviesregeling aan de betrokkenen toegezonden, waarbij is aangegeven dat wanneer geen aanmerkelijke bezwaren kenbaar zouden worden gemaakt, ervan zou worden uitgegaan dat daarmee zou worden ingestemd en de regeling conform zou worden toegepast. Van dergelijke bezwaren is toen in het geheel niet gebleken. In het advies van de Raad heb ik aanleiding gezien mij er opnieuw van te vergewissen hoe de adviesregeling door betrokkenen wordt ervaren. De HBO-Raad heeft mij desgevraagd schriftelijk bericht dat naar zijn overtuiging de raden van toezicht materieel zijn gebonden en dat ook zo voelen. Het betrokken onderwijsveld heeft aldus bij mij een gefundeerd vertrouwen doen postvatten dat de adviesregeling adequaat zal worden toegepast. Dat neemt overigens niet weg dat de regeling een model-functie heeft, hetgeen met zich brengt dat de toepassing niet verplicht is gesteld. Ik heb in de opmerking van de Raad dan ook aanleiding gezien de nota van toelichting op dit punt enigszins aan te passen.

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen.

In het besluit zoals het ter advisering was voorgelegd aan de Raad van State was de datum van inwerkingtreding voorzien op een bij koninklijk besluit te bepalen datum. Dit was noodzakelijk, omdat het tijdstip waarop dit kan geschieden, onder meer afhankelijk was van de afspraken die op basis van de "Adviesregeling Totaal Vast Inkomen 1998" met de instellingsbesturen moesten worden gemaakt.
Inmiddels zijn deze afspraken gemaakt en kan het besluit in werking treden op 1 juli 2001. Hiertoe zijn artikel 9 van het besluit en de toelichting daarop aangepast.

Ik moge U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen



(1) Nota van toelichting, Algemeen deel, onder 1, Algemeen.