Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de aanpassing van de arbeidsduur van militairen.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels voor de aanpassing van de arbeidsduur van militairen.

Bij Kabinetsmissive van 18 mei 2000, no.00.003226, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Defensie, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.E. Verstand-Bogaert, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende regels voor de aanpassing van de arbeidsduur van militairen.

Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan artikel 2, tweede lid, van de Wet aanpassing arbeidsduur, waarin voor ambtenaren die buitengewoon verlof willen aanvragen, een uitzondering is gemaakt voor militairen.
Voor hen dient het recht op aanpassing van de arbeidsduur te worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Daartoe strekt het onderhavige ontwerp.
De Raad van State plaatst bij dit ontwerpbesluit de volgende opmerkingen.

1. De Regeling deeltijdverlof wordt met het in werking treden van het ontwerpbesluit ingetrokken. In de artikelen 85 tot en met 87a van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) staan de regels die gelden in verband met het aanvragen en verlenen van buitengewoon verlof, die een vergelijkbare regeling betreffen.
Het is onduidelijk wat de verhouding is tussen de regeling voor aanpassing van de arbeidsduur en het AMAR. Gezien deze onduidelijke verhouding, zou het thans de voorkeur verdienen terzake het AMAR aan te vullen, aangezien de voorgestelde regeling daar thuis lijkt te horen.
De Raad van State adviseert de regeling in het AMAR op te nemen of in elk geval in de toelichting een verklaring te geven waarom dit niet is gebeurd.

2. In artikel 6 staat dat het besluit in werking treedt op 1 juli 2000. Als echter deze datum niet haalbaar blijkt, zal het in werking treden de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en terugwerken tot en met 1 juli 2000. De terugwerkende kracht is ingegeven door de inwerkingtreding van de Wet aanpassing arbeidsduur.
Mede gelet op aanwijzing 167, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving mag slechts terugwerkende kracht worden verleend indien daarvoor een bijzondere reden bestaat. In de toelichting wordt hieraan geen aandacht besteed. De Raad adviseert in de toelichting een eventuele bijzondere reden te vermelden. Indien er geen bijzondere reden is, ware af te zien van terugwerkende kracht, te meer nu is afgezien van het regelen van ander overgangsrecht omdat de voorgestelde regeling naar verwachting geen relevante wijziging in het beleid tot gevolg zal hebben en uit dien hoofde terugwerkende kracht niet noodzakelijk is.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 14 juli 2000


De Raad van State merkt ten eerste op dat de verhouding tussen de regeling voor de arbeidsduur en het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) onduidelijk is. Gezien deze onduidelijke verhouding verdient het naar de mening van de Raad van State de voorkeur ter zake het AMAR aan te vullen, aangezien de voorgestelde regeling daar thuis lijkt te horen, of in elk geval in de toelichting een verklaring te geven waarom dit niet is gebeurd.
Het ontwerp-Besluit aanpassing arbeidsduur is een rechtstreeks uitvloeisel van de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA), waarin het wettelijk, geclausuleerd recht is neergelegd voor alle werknemers om de arbeidsduur te verminderen of te vermeerderen. In de Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit is uiteengezet dat voor militairen in werkelijke dienst geldt dat zij te allen tijde beschikbaar en inzetbaar moeten zijn en voor hen met het oog daarop geen vaste arbeidsduur bestaat. Om die reden is voor militairen een uitzonderingsbepaling in de WAA opgenomen op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur de mogelijkheid wordt gerealiseerd om de arbeidsduur aan te passen zonder dat daarbij de aanstelling wordt aangepast. Dat gebeurt met behulp van de toepassing van buitengewoon verlof. Gelet op de directe relatie met het in de WAA opgenomen wettelijk, geclausuleerd recht is er voor gekozen dit te verankeren in een separate algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op de WAA, en niet in het AMAR, dat een algemeen rechtspositiereglement is gebaseerd op de Militaire Ambtenarenwet 1931.
In die zin is aan het advies van de Raad van State gevolg gegeven dat in de Nota van Toelichting, behorende bij het ontwerp-Besluit aanpassing arbeidsduur militairen, een verklaring wordt gegeven waarom een en ander in dit besluit en niet in het AMAR is geregeld.

Aan het advies van de Raad van State om af te zien van terugwerkende kracht, omdat hier geen bijzondere reden voor bestaat, is gevolg gegeven. Daaraan is gekoppeld een overgangsbepaling dat wanneer op de datum van inwerkingtreding van het besluit sprake is van een vóór die datum verleend buitengewoon verlof in verband met deeltijdarbeid op grond van de bij het besluit in te trekken regeling deeltijdverlof, dit verlof wordt geacht te zijn gebaseerd op het besluit.

Ik moge U hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Defensie