Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen).

Bij Kabinetsmissive van 16 november 1999, no.99.005331 , heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen).

Het ontwerpbesluit strekt ertoe een aantal kleinere bedrijven dat een relatief beperkte milieubelasting veroorzaakt maar toch verplicht is een milieuverslag op te stellen onder de milieuverslagplicht uit te halen, die op grond van het Besluit milieuverslaglegging is ingesteld. Die plicht is naar verhouding een te zware belasting voor deze bedrijven.

In de nota van toelichting is vermeld dat alle 38 bedrijven in kwestie, waaronder ook de 33 bedrijven die onder de milieuverslagplicht worden uitgehaald, met ingang van 2000 op vrijwillige basis een overheidsverslag zullen opstellen. De Raad van State acht niet zonder meer duidelijk wat met deze passage wordt bedoeld. Indien hiermee wordt beoogd aan te geven dat het opstellen van (louter) een overheidsverslag door de 33 vorenbedoelde bedrijven toch noodzakelijk is, kan niet worden volstaan met een convenant, omdat deelname daaraan niet aan individuele bedrijven verplicht kan worden gesteld. In dat geval is een wettelijke basis nodig, die evenwel niet kan worden gevonden in de huidige Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 12.1, tweede lid, van die wet kan voor een categorie bedrijven namelijk wel de volledige milieuverslagplicht worden opgelegd, doch geen gedeeltelijke, zoals een enkele verplichting tot een overheidsverslag. Meent de regering daarentegen dat een overheidsverslag voor de 33 bedrijven niet noodzakelijk is hetgeen de tekst van het besluit en het eerste deel van de toelichting suggereren, dan rijst de vraag waarom een convenant wordt, of wellicht inmiddels is, afgesloten. De Raad adviseert in de toelichting nader op deze punten in te gaan.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,



Nader rapport (reactie op het advies) van 16 maart 2000


Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State is de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit verduidelijkt. Blijkbaar werd daar de indruk gewekt dat een verband bestaat tussen de opheffing van de milieuverslagplicht voor de betrokken 33 bedrijven en het feit dat er desalniettemin op vrijwillige basis een overheidsverslag wordt opgesteld.
Dit nu is geenszins het geval. De 33 behoren namelijk tot een grote groep bedrijven waarvan de milieubelasting van dien aard is dat het niet aangaat een milieuverslag verplicht te stellen. De passage in de nota van toelichting was louter en alleen bedoeld om aan te geven dat met de branche waartoe de betrokken 33 bedrijven behoren, reeds in 1992 een convenant is gesloten. Ingevolge in dat convenant gemaakte afspraken wordt in de basismetaal al sinds 1992 op basis van vrijwilligheid een met het overheidsverslag vergelijkbare jaarrapportage gemaakt. Bovendien is in dat convenant vastgelegd dat met ingang van 2000 het format voor het overheidsverslag voor de basismetaal zal worden gevolgd. De betrokken passage was bedoeld om aan te geven dat er voor de 33 bedrijven absoluut geen aanleiding is om ze milieuverslagplichtig te maken.

Anders dan de Raad, ben ik overigens van mening dat artikel 12.1, tweede lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer de mogelijkheid biedt om enkel een overheidsverslag te verlangen. Ik verwijs hier kortheidshalve naar blz. 13 en 34 van de memorie van toelichting bij het voorstel van wet, houdende uitbreiding van de Wet milieubeheer (milieuverslaglegging) (kamerstukken II 1995/96, 24 572, nr. 3) alsmede naar blz. 17 van de nota naar aanleiding van het verslag (kamerstukken II 1996/97, 24 572, nr. 5).
Hierboven is reeds aangegeven waarom van de bestaande mogelijkheid geen gebruik is gemaakt.
Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsbepaling aan te passen. Omdat het de bedoeling is dat de betrokken 33 bedrijven over het verslagjaar 1999 geen milieuverslag behoeven over te leggen, zal aan het besluit terugwerkende kracht worden toegekend.

Ik moge U hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer