Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van diverse besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (fusie NAKB en NAKG en implementatie richtlijn nr. 98/95/EG).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van diverse besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (fusie NAKB en NAKG en implementatie richtlijn nr. 98/95/EG).

Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 1999, no.99.004690, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van diverse besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (fusie NAKB en NAKG en implementatie richtlijn nr. 98/95/EG).

Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van een aantal besluiten op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (ZPW) in verband met de fusie van de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Bloemisterij- en Boomkwekerijgewassen (NAKB) en de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Groente- en Bloemzaden (NAKG). Daarnaast worden enkele op de ZPW gebaseerde besluiten gewijzigd ter implementatie van richtlijn nr.98/95/EG van de Raad van de Europese Unie van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de richtlijnen 66/400/EEG, 66/401 /EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 96/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG, betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (PbEG 1999, L 25) (hierna; wijzigingsrichtlijn). Met betrekking tot het ontwerpbesluit heeft de Raad van State de volgende opmerkingen.

1. In paragraaf 4 van de nota van toelichting wordt in reactie op het advies van de Nederlandse Aardappel Organisatie medegedeeld dat op dit moment nog niet duidelijk is wat de inhoud van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vast te stellen uitvoeringsvoorschriften voor het in de gewijzigde richtlijnen aangepaste begrip "in de handel brengen" zal zijn. Het gaat daarbij vooral om de mogelijkheid om niet aan de kwaliteitseisen te hoeven voldoen indien er sprake is van productie van landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden.
Teneinde tijdig na vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften door de Europese Commissie in de implementatie daarvan te kunnen voorzien, worden in de artikelen III, onderdeel B, en IV, onderdeel D, delegatiebepalingen in een tweetal besluiten op grond van de ZPW ingevoerd. Doordat met deze delegatiebepalingen wordt geanticipeerd op de besluitvorming van de Europese Commissie kunnen in de toelichting nog geen mededelingen over de inhoud daarvan worden gedaan.
De Raad moet er op dit moment dan ook mee volstaan erop te wijzen dat de uitvoeringsvoorschriften gezien hun aard wellicht bij algemene maatregel van bestuur moeten worden geïmplementeerd. Zodra om redenen van spoed in zo een geval voor het instrument van de ministeriële regeling wordt gekozen, zou deze regeling zo spoedig mogelijk door een algemene maatregel van bestuur moeten worden vervangen.
De Raad adviseert derhalve aan de hiervoor genoemde bepalingen toe te voegen dat de daar bedoelde ministeriële regelingen in dergelijke gevallen binnen korte tijd zullen worden vervangen.

2. Aan het slot van paragraaf 3 van de nota van toelichting wordt medegedeeld dat als gevolg van de wijzigingsrichtlijn tevens een aantal regelingen op basis van de ZPW, alsmede de reglementen van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK), de NAKB en de NAKG worden aangepast. De Raad meent dat met deze algemene mededeling niet kan worden volstaan: in de transponeringstabel zal moeten worden aangegeven welke bepalingen van de wijzigingsrichtlijn nader zullen worden uitgewerkt bij ministeriële regeling of reglement van een keuringsinstelling. Op deze wijze kan ook op een transparante wijze worden vastgelegd welke taken de minister en de keuringsinstellingen hebben bij de verdere implementatie van de wijzigingsrichtlijn.
Dit is temeer aangewezen omdat de staat verantwoordelijk is voor het volledig implementeren van EG-richtlijnen.
Om dezelfde reden verdient het, naar het de Raad voorkomt, aanbeveling dat in ieder geval in de nota van toelichting wordt aangegeven op welke wijze de andere onderdelen van de wijzigingsrichtlijn, in het bijzonder de onderdelen waarin preventieve maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten voor volksgezondheid en milieu worden vereist voor het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal voor onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, zijn respectievelijk zullen worden geïmplementeerd.

3a. Wat betreft de inhoudelijke aspecten van de implementatie in dit ontwerpbesluit wijst de Raad erop dat in de wijzigingsrichtlijn voor de verschillende richtlijnen een definitie voor "in de handel brengen" wordt ingevoerd.(zie noot 1) Daaronder wordt ook verstaan "het bezit met het oog op de verkoop". Dit element kan moeilijk begrepen worden geacht in de gekozen terminologie in de artikelen 2 van de te wijzigen besluiten. Daarin wordt gesproken van "in het verkeer brengen" en "verder verhandelen". Het verdient daarom aanbeveling dat het element "het bezit met het oog op de verkoop" in de genoemde artikelen 2 en voor zoveel nodig ook in de daarmee samenhangende bepalingen wordt opgenomen. De Raad merkt hierbij voor de goede orde overigens op dat blijkens de formulering van artikel 2 ZPW de daarin gegeven definities, die de richtlijn wel lijken te volgen, niet automatisch gelden voor op grond van die wet vastgestelde regels terwijl ook in de besluiten zelf niet naar de definities van de wet wordt verwezen.

b. Voorts is onduidelijk of de uitzondering die de wijzigingsrichtlijn toestaat op het goedkeuringsvereiste voor het in de handel brengen van "passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden"(zie noot 2) juist is geïmplementeerd in artikel VI, onderdeel B. In laatstbedoeld onderdeel wordt namelijk gesproken van "niet bewerkt teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht met het oog op de bewerking, voorzover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd en het is goedgekeurd door de NAK en ten bewijze daarvan is gewaarmerkt", welke redactie niet op voorhand het aangehaalde begrip uit de richtlijn lijkt te dekken. De Raad adviseert in de nota van toelichting hierover duidelijkheid te verschaffen en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

4. In artikel IV, onderdeel A, wordt in verband met de fusie tussen de NAKB en de NAKG de tekst van het Besluit verhandeling teeltmateriaal bloemisterij- en boomkwekerijgewassen samengevoegd met de tekst van het Besluit verhandeling Groente- en Bloemgewassen. In de toelichting op dit artikelonderdeel wordt medegedeeld dat de tekst van het geïntegreerde besluit op een aantal punten redactioneel wordt aangepast. De Raad merkt op dat bij deze samenvoeging in deze definitiebepaling voor (E)EG-richtlijnen (E)EG-richtlijnen worden opgenomen die niet eerder in de artikelen 1 van de samengevoegde besluiten waren vermeld.(zie noot 3) Verder is niet de materiële inhoud van artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c, van het Besluit verhandeling teeltmateriaal groente- en bloemgewassen waarin naar EEG-richtlijnen wordt verwezen overgenomen. Het ontwerpbesluit zal op deze punten dan ook nader dienen te worden bezien en zo nodig te worden aangepast.

5. De artikelen 1, onder d, van het Besluit verhandeling teeltmateriaal landbouwgewassen en 1, onder d, van het nieuwe Besluit verhandeling teeltmateriaal tuinbouwgewassen behelzen dynamische verwijzingen naar EEG-richtlijnen. Het verdient aanbeveling dat bij gelegenheid van dit wijzigingsbesluit deze besluiten overeenkomstig aanwijzing 343 van de Aanwijzingen voor de regelgeving worden aangevuld met een bepaling waarin wordt aangegeven vanaf welk tijdstip wijzigingen van de desbetreffende bepalingen van de EEG-richtlijnen in het Nederlandse recht doorwerken.

6. In artikel IV; onderdeel B, wordt niet tevens voorzien in een wijziging van "NAKB" in "Naktuinbouw" in artikel 2, tweede lid, van het te wijzigen Besluit verhandeling teeltmateriaal bloemisterij- en boomkwekerijgewassen. Het ontwerpbesluit dient op dit punt dan ook te worden aangevuld.

7. Artikel IV, onderdeel F, behelst in de onderdelen 2 en 3 inhoudelijke wijzigingen op het punt van specifieke controlebevoegheden en -verplichtingen, die niet worden toegelicht. Hierin zal alsnog moeten worden voorzien.

8. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-president van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 januari 2000, no.W11.99.0510/V, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In de voetnoot behorende bij artikel II vermelden dat het Aansluitingsbesluit NAKG laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 19 mei 1989 (Stb.209).
- In artikel III, onderdeel A, achter artikel 2, tweede lid, achter onderdeel c in plaats van een puntkomma het woord "en" plaatsen aangezien het in dit artikellid om een cumulatieve opsomming gaat (aanwijzing 101 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
- In artikel III, onderdeel B, "over het vijfde lid" en in artikel IV, onderdeel D, "over het vierde lid" vervangen door: voor de toepassing van het vijfde lid, respectievelijk door: voor de toepassing van het vierde lid.
- De in artikel IV, onderdelen B, C en D, voorgestelde wijzigingen onderbrengen in één artikelonderdeel (aanwijzing 235 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
- Artikel VI, onderdeel A, in de onderdelen 1 tot en met 5, die een wijziging behelzen van artikel 1, tweede lid, van het Besluit Categorieën Teeltmateriaal, de herhaling van "het tweede lid" vermijden door deze woorden als gemeenschappelijke nadere duiding van deze wijzigingsonderdelen in de aanhef van artikel VI op te nemen. Dezelfde constructie kiezen voor de in artikel VI, onderdeel B, voorgestelde wijzigingen van artikel 2, eerste lid.
- In de toelichting op artikel III, onderdeel B en artikel IV, onderdeel D, niet meer uitgaan van het in te trekken "Besluit verhandeling teeltmateriaal Groente- en Bloemgewassen" maar van het Besluit verhandeling teeltmateriaal tuinbouwgewassen waarin dat besluit en het Besluit verhandeling teeltmateriaal bloemisterij- en boomkwekerijgewassen zijn samengevoegd.
- In de toelichting telkenmale waar gesproken wordt over fuseren "per" of "op" 1 januari 2000 spreken over: met ingang van 1 januari 2000.



Nader rapport (reactie op het advies) van 2 februari 2000


1. In het besluit wordt de mogelijkheid geopend bij ministeriële regeling uitvoeringsregels op te stellen voor het aangepaste begrip "in de handel brengen". De Raad van State merkt op dat deze uitvoeringsvoorschriften van de Commissie zich naar hun aard wellicht lenen voor implementatie bij algemene maatregel van bestuur.
De uitvoeringsvoorschriften geven op Europees niveau invulling aan de in de richtlijnen opgenomen uitzondering dat bepaalde producenten van grondstoffen voor industriële doeleinden, onder bepaalde voorwaarden niet onder de reikwijdte van de richtlijnen vallen. Met de Raad van State ben ik van mening dat het onwenselijk is implementatie van deze voorschriften bij ministeriële regeling plaats te laten vinden, waar implementatie bij besluit de aangewezen weg is. Echter, in de richtlijnen is nauwkeurig omschreven waar de uitvoeringsvoorschriften betrekking op hebben. Gelet op de tekst van de richtlijnen en de hierin opgenomen delegatiebepaling, is de verwachting dat de uitvoeringsregels zich zullen beperken tot de gedetailleerde uitwerking van de bepalingen in de richtlijnen, waarbij niet of slechts in beperkte mate ruimte wordt gelaten voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard. Voor zover de voorschriften wel in belangrijke mate ruimte bieden voor keuzen van beleidsinhoudelijke aard, ligt implementatie bij algemene maatregel van bestuur voor de hand. In die context voegt het opnemen van een bepaling, zoals voorgesteld door de Raad van State, weinig toe aan het onderhavige besluit en dus is afgezien van het opnemen van een dergelijke bepaling.

2. Naar aanleiding van de tweede opmerking van de Raad van State is de transponeringstabel uitgebreid, teneinde een volledig beeld te geven van de implementatie. Met het oog hierop is ook aan het einde van paragraaf 3 van de nota van toelichting een korte toelichting opgenomen.

3a. In artikel III, onderdelen B en D, en artikel IV, onderdelen C en F is, naar aanleiding van de opmerking hieromtrent van de Raad van State, het begrip "bezit met het oog op verkoop" opgenomen. Ook is in de bovengenoemde onderdelen het begrip "het aanbieden voor verkoop" opgenomen. Dit om onduidelijkheid over de reikwijdte van de betrokken besluiten te voorkomen. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel III, onderdeel B, C en D en artikel IV, onderdeel B, C, D en F zijn deze begrippen nader toegelicht.

b. In de nota van toelichting is, overeenkomstig de opmerking hieromtrent van de Raad van State, in de artikelsgewijze toelichting bij artikel VI nader ingegaan op de in artikel VI, onderdeel B, opgenomen bepaling inzake het niet bewerkt teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht met het oog op de bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd en het is goedgekeurd door de NAK en ten bewijze daarvan is gewaarmerkt. Ook is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel VI aandacht besteed aan de implementatie van de bepalingen met betrekking tot de mogelijkheid van het in de handel brengen van "passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- en beproevingsdoeleinden".

4. Naar aanleiding van de vierde opmerking van de Raad van State is in artikel IV, onderdeel B, de inhoud van artikel 2, tweede lid, van het Besluit verhandeling teeltmateriaal Groente- en Bloemgewassen overgenomen.
Voorts is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel IV, onderdeel A, B en E tot en met H, en artikel V, aandacht besteed aan artikel IV, onderdeel A.

5. Aan de vijfde opmerking van de Raad van State is gevolg gegeven door in artikel III, onderdeel A, en artikel IV, onderdeel A, een bepaling op te nemen overeenkomstig aanwijzing 343 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

6. Het besluit is aangevuld overeenkomstig de opmerking van de Raad van State.

7. Naar aanleiding van de zevende opmerking van de Raad van State is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel IV, onderdeel A, B en E tot en met H, en artikel V, een toelichting gegeven bij artikel IV, onderdeel F.

8. De redactionele kanttekeningen van de Raad van State zijn in het besluit en de nota van toelichting verwerkt, met uitzondering van de voetnoot bij artikel II, aangezien deze voetnoot een juiste vermelding bevat van de laatste wijziging van het betrokken besluit. Ook zijn de in artikel IV, onderdelen B, C en D voorgestelde wijzigingen niet in een artikelonderdeel ondergebracht, gelet op de verschillende tijdstippen van inwerkingtreding.

9. De gelegenheid is tenslotte te baat genomen om de artikelen VIII en IX en de hierbij behorende artikelsgewijze toelichting aan te passen aan de situatie dat het onderhavige besluit niet voor 1 januari 2000 is gepubliceerd.
Ook is het algemeen deel van de nota van toelichting op enkele plaatsen redactioneel aangepast aan het feit dat de fusie tussen de NAKB en de NAKC inmiddels heeft plaatsgevonden. Artikel IX is bovendien aangepast aan de wijzigingen als gevolg van het advies van de Raad van State.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij



(1) Namelijk in de onderdelen 2 van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 7.
(2) Artikelen 1, onderdeel 7, 2, onderdeel 12, 3, onderdeel 11, 4, onderdeel 5, en 5, onderdeel 9.
(3) Richtlijn nr.71/161/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 maart 1971 betreffende normen voor de uitwendige kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal dat binnen de Gemeenschap in de handel kan worden gebracht (PbEG L 87) en richtlijn nr.98/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG L 226).