Uitspraak 200601720/1


Volledige tekst

200601720/1.
Datum uitspraak: 29 november 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. stichting "woCom", gevestigd te Someren,
2. het college van burgemeester en wethouders van Helmond,
appellanten,

tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/2113 en 05/4395 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 januari 2006 in het geding tussen:

[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats]

en

appellant sub 2.

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2005 heeft appellant sub 2 (hierna: het college) aan appellante sub 1 bouwvergunning verleend voor het verbouwen van zes schoolwoningen tot drie woningen op het perceel [locatie] te Helmond (hierna: het perceel).

Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het college het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 januari 2006, verzonden op 25 januari 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het besluit van 7 maart 2005 vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellante sub 1 bij brief van 3 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en het college bij brief van 6 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Appellante sub 1 heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 29 maart 2006. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 30 maart 2006. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 27 april 2006 heeft appellante sub 1 een nadere reactie ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante sub 1. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2006, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door mr. J.M.H. van den Mosselaar, advocaat te Best, bijgestaan door drs. E. Krijger, medewerker van NIZW-zorg te Utrecht en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Boelens-Horn, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord [wederpartijen] in persoon verschenen, bijgestaan door mr J.C. Blonk, gemachtigde.

2. Overwegingen

2.1. Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan, dat voorziet in woningen bestemd voor dementerende bejaarden, niet in strijd is met de bestemming "Woningen en maatschappelijke doeleinden" die ingevolge het geldende bestemmingsplan "Brouwhuis-Zuid, deelplan VII, uitwerkingsplan 6e fase" (hierna: het uitwerkingsplan) op het perceel rust. Zij voeren hiertoe aan dat de dementerende bejaarden en hun begeleiding per woning gezamenlijk een huishouden voeren.

2.1.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de voorschriften van het uitwerkingsplan zijn de op de kaart voor "Woningen en maatschappelijke doeleinden" aangewezen gronden bestemd voor:

a. woningen;

b. onderwijsdoeleinden;

c. tuin en erf.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Brouwhuis Zuid" (hierna: het bestemmingsplan) wordt in deze voorschriften onder "Woning" verstaan: een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

2.1.2. Het betoog van appellanten slaagt niet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 28 juni 2006 in zaak no. 200508258/1 verdragen, naast zelfstandige bewoningen door een gezin, ook minder traditionele woonvormen zich met een woonbestemming, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning.

Ter zitting is gebleken dat, hoewel het de bedoeling is dat de dementerende bewoners zoveel mogelijk zelfstandig zullen functioneren, gelet op de aard van hun ziekte, 24 uur per dag begeleiding aanwezig zal zijn. Hiermee staat reeds vast dat geen sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning. De voorzieningenrechter heeft terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat geen sprake is van een huishouden en dat het voorgenomen gebruik van het perceel derhalve in strijd is met het uitwerkingsplan.

In verband met het vorenstaande wordt niet meer toegekomen aan het betoog van het college dat de voorzieningenrechter het begrip "Centraal wonen" uit de voorschriften van het bestemmingsplan niet bij de overwegingen had mogen betrekken en evenmin aan het betoog van appellante sub 1 omtrent de onderlinge verbondenheid tussen de bewoners.

2.2. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop zij rust, te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2006

328-488.