Uitspraak 201001002/1/M1


Volledige tekst

201001002/1/M1.
Datum uitspraak: 15 september 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting Stichting ter Voorkoming Misbruik Genetische Manipulatie, gevestigd te Rotterdam,
appellante,

en

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overstemming met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna tezamen en in enkelvoud: de minister),
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2009 heeft de minister vergunning als bedoeld in artikel 23 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen verleend aan de rechtspersoon naar buitenlands recht Florigene Pty. Ltd., gevestigd te Bundoora (Australië), voor het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerde anjer met een gewijzigde bloemkleur.

Bij besluit van 18 december 2009, verzonden op 18 december 2009, heeft de minister het door de stichting hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 februari 2010.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De stichting heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2010, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. van Slijpe, drs. H.L. Bresser, dr. D.C.M. Glandorf en dr. J. van der Leij, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De stichting voert aan dat het bezwaar van The European GMO-free Citizens ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De stichting heeft haar stelling niet onderbouwd. De Afdeling is niet gebleken dat het bezwaar ontvankelijk had moeten worden verklaard.

2.2. De stichting betoogt dat vanwege het gevaar van misbruik van genetische technologie het bestreden besluit in strijd is met artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM).

Voorts betoogt de stichting dat vanwege de mogelijkheid dat genetisch gemodificeerde planten in iemands lichaam terecht komen het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM.

Tenslotte betoogt de stichting dat vanwege het feit dat genetisch gemodificeerde planten andere planten genetisch zullen modificeren en andermans grond zullen verontreinigen het bestreden besluit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

2.2.1. In artikel 5, eerste lid, van het EVRM is bepaald dat een ieder recht heeft op vrijheid en veiligheid van zijn persoon en mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de nader aangeduide gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure.

In artikel 8, eerste lid, van het EVRM is bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privé-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

In artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM is bepaald dat iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

2.2.2. De stichting heeft haar beroep op het EVRM niet nader onderbouwd. In hetgeen de stichting naar voren heeft gebracht ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit inbreuk op artikel 5 of artikel 8 van het EVRM of artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM maakt.

2.3. Het beroep is ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010

159-579.