Uitspraak 201003929/1/M1


Volledige tekst

201003929/1/M1.
Datum uitspraak: 14 juni 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Salland Oil B.V., gevestigd te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van Ede,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2010 heeft het college met toepassing van artikel 18.12, eerste lid, van de Wet milieubeheer de bij besluit van 15 september 1992 krachtens de Hinderwet en bij besluit van 1 november 1994 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunningen voor een herstelinrichting voor motorvoertuigen en een tankstation op het adres Klaphekweg 30 te Ede ingetrokken, voor zover deze vergunningen betrekking hebben op de opslag en aflevering van LPG.

Tegen dit besluit heeft Salland Oil bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2010, na doorzending door de rechtbank Arnhem, heeft Salland Oil de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 mei 2010, waar Salland Oil, vertegenwoordigd door A. Oosterom en P.W. Groen, en het college, vertegenwoordigd door S. Bougarfa en J.J. van Ginkel, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 18.12, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan het ten aanzien van een vergunning of ontheffing bevoegde gezag de vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken, indien niet overeenkomstig die vergunning of ontheffing is of wordt gehandeld, dan wel indien aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of voor de houder van de vergunning of ontheffing als zodanig geldende algemene regels niet worden nageleefd.

2.2. Bij het bestreden besluit heeft het college de vergunningen van 15 september 1992 en 1 november 1994 ingetrokken, voor zover het de opslag en aflevering van LPG betreft. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat binnen de inrichting, in strijd met de vergunningen, onbediende aflevering van LPG plaatsvindt.

2.3. Salland Oil voert in de eerste plaats aan dat in het tankstation geen onbediende aflevering van LPG plaatsvindt en dat daarom niet in strijd met de vergunningen is gehandeld. In dat verband betoogt zij onder meer dat de openingstijden van het LPG-tankstation samenvallen met de openingstijden van het auto- en garagebedrijf dat eveneens tot de inrichting behoort. Volgens Salland Oil is daarom altijd toezicht aanwezig.

2.3.1. In de aanvraag die ten grondslag ligt aan de voor de inrichting verleende vergunning van 15 september 1992, is onder F bij de beschrijving van de aangevraagde activiteiten onder meer vermeld "het afleveren van motorbrandstoffen; bediende aflevering." De aanvraag maakt deel uit van de vergunning. Gelet hierop is het onbediend afleveren van LPG in strijd met de vergunning van 15 september 1992.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de voorzitter af dat voorafgaand aan en ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in de inrichting onbediend LPG werd afgeleverd. Dat de openingstijden van het tankstation samenvallen met die van het door [bedrijf] geëxploiteerde auto- en garagebedrijf dat deel uitmaakt van de inrichting, maakt dit niet anders, aangezien niet is gebleken dat de medewerkers van het auto- en garagebedrijf op enige wijze daadwerkelijk toezicht houden op de activiteiten in het tankstation, in het bijzonder het tanken van LPG.

Nu de vergunning van 15 september 1992 derhalve is overtreden, was het college bevoegd terzake handhavend op te treden. Dat inmiddels een camerasysteem is geïnstalleerd en in werking gebracht, kan daaraan niet afdoen, reeds omdat dat systeem pas na het nemen van het bestreden besluit is aangebracht.

2.4. Salland Oil voert verder aan dat inmiddels een camerasysteem is geïnstalleerd waarmee vanaf de receptie van het auto- en garagebedrijf toezicht kan worden gehouden op de aflevering van LPG. Dit camerasysteem omvat naast een beeldscherm bij de receptie een aan-uitschakelaar voor de LPG-pomp en een noodstop, die beide vanaf de receptie worden bediend. Salland Oil betoogt dat de veiligheid bij de aflevering van LPG hiermee voldoende is gegarandeerd.

2.4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het camerasysteem pas na het nemen van het bestreden besluit is geïnstalleerd en reeds daarom geen reden kan zijn om het bestreden besluit in bezwaar te herroepen. Daarnaast voorziet het systeem volgens het college nog altijd niet in bediende aflevering, zoals op grond van de vergunning is vereist. Voor onbemande aflevering van LPG, met toezicht door middel van een camerasysteem, dient volgens het college een veranderingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer te worden aangevraagd.

2.4.2. In de bezwaarprocedure zal, na een heroverweging, moeten worden beoordeeld of door het in werking brengen van het camerasysteem de overtreding thans is beëindigd en of in verband met de toepassing van het camerasysteem aanleiding bestaat het besluit tot intrekking van de vergunningen te herroepen.

Na afweging van de betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daartoe overweegt de voorzitter het volgende. Op grond van hetgeen Salland Oil hierover naar voren heeft gebracht, kan naar het oordeel van de voorzitter worden aangenomen dat met de toepassing van het camerasysteem zal worden voldaan aan de eisen die met betrekking tot het toezicht bij onbemande aflevering van LPG zijn neergelegd in voorschrift 3.13 van bijlage I bij het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (hierna: het Besluit). Ter zitting is voorts aannemelijk geworden dat ook overigens wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het Besluit. Hoewel ter zitting is gebleken dat het Besluit in dit geval niet van toepassing is, omdat de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden minder dan 15 meter bedraagt, is de voorzitter van oordeel dat aansluiting kan worden gezocht bij de voorschriften van het Besluit. Nu, gelet op het voorgaande, kan worden aangenomen dat de situatie in het tankstation in overeenstemming is met de voorschriften op grond van het Besluit, kan er daarom van worden uitgegaan dat de bescherming van het milieu- en veiligheidsbelang in afwachting van de beslissing op bezwaar voldoende is gewaarborgd. De voorzitter is daarom van oordeel dat de aflevering van LPG in het tankstation voorlopig kan worden voortgezet.

2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ede van 5 maart 2010, kenmerk 614767, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn van zes weken wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;

II. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ede aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Salland Oil B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van Staat.

De voorzitter w.g. Teuben
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat
te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2010

483.