Uitspraak 200809495/1/H3


Volledige tekst

200809495/1/H3.
Datum uitspraak: 30 september 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden, gevestigd te Schagen,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 21 november 2008 in zaak nr. 07/1320 in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats], [gemeente]

en

het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2007 heeft het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden (hierna: het dagelijks bestuur), gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 maart 2007 in zaak nr. 06/1394, opnieuw beslist op het door [verzoeker] gemaakte bezwaar. Het dagelijks bestuur heeft het bezwaar, gericht tegen het besluit tot afwijzing van het verzoek van 10 november 2005 van [verzoeker] om openbaarmaking van informatie, gegrond verklaard en de stukken die zijn opgenomen in de bij het besluit van 13 juni 2007 gevoegde inventarislijst aan hem ter beschikking gesteld.

Bij uitspraak van 21 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 juni 2007 vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen binnen vier weken na verzending van de uitspraak, onder oplegging van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 17 december 2008 heeft het dagelijks bestuur, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2008, documenten aan [verzoeker] ter beschikking gesteld volgens een bij dat besluit gevoegde inventarislijst.

[verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.

Het dagelijks bestuur heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2009, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. B.A. Beenen, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt onder document verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

2.2. [verzoeker] heeft bij brief van 10 november 2005 aan het dagelijks bestuur verzocht om alle documenten die betrekking hebben op de plannen voor nieuwe huisvesting van de toenmalige GGD Westfriesland te Hoorn. Hij heeft hierbij verzocht om:

"Alle in- en uitgaande correspondentie (brief, fax en e-mail), interne en externe adviezen, memoranda, notulen, rapporten, berekeningen, tekeningen, aantekeningen en andere documenten zowel in concept als definitieve vorm met betrekking tot de geplande huur en verbouwing van het pand staande en gelegen aan de Nieuwe Steen 2 te Hoorn over de periode van december 2004 tot heden. Tot dit verzoek behoren ook notulen van het dagelijks bestuur, verslagen en/of aantekeningen van vergaderingen van bijeenkomsten tussen vertegenwoordigers van de GGD en vertegenwoordigers van cliënte."

Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 13 december 2005 heeft het dagelijks bestuur dit verzoek afgewezen, omdat de door [verzoeker] verzochte openbaarmaking van informatie geen documenten betreft die zien op een bestuurlijke aangelegenheid.

2.3. In het besluit van 13 juni 2007 heeft het dagelijks bestuur, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 13 maart 2007, overwogen dat geen beletselen aanwezig zijn die openbaarmaking van de gevraagde informatie in de weg staan. Het dagelijks bestuur heeft de documenten, zoals opgenomen in de bij het besluit van 13 juni 2007 gevoegde inventarislijst, aan [verzoeker] in kopie ter beschikking gesteld.

2.4. Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank ten onrechte een dwangsom heeft opgelegd.

2.4.1. Hoewel de rechtbank bij het gebruik van de bevoegdheid als neergelegd in artikel 8:72, zevende lid, van de Awb grote vrijheid toekomt, heeft zij naar het oordeel van de Afdeling in dit geval niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken. Nog daargelaten dat de rechtbank in strijd met de rechtszekerheid geen maximum heeft verbonden aan de door het dagelijks bestuur te verbeuren dwangsom indien het niet voldoet aan de uitspraak van de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat het dagelijks bestuur niet zodanig laat op het bezwaar heeft beslist dat de rechtbank in de termijn tussen de uitspraak van de rechtbank van 13 maart 2007 en het tweede besluit op bezwaar van 13 juni 2007 aanleiding heeft kunnen zien om gebruik te maken van deze bevoegdheid. Ook de wijze waarop het dagelijks bestuur het verzoek van [verzoeker] ter hand heeft genomen, bood daartoe onvoldoende aanleiding, nog daargelaten dat de rechtbank haar oordeel dienaangaande in de aangevallen uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat het dagelijks bestuur aan [verzoeker] een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor elke dag dat de in de beslissing van de rechtbank genoemde termijn wordt overschreden.

2.6. Met het besluit op bezwaar van 17 december 2008 heeft het dagelijks bestuur beoogd gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2008. In dit besluit heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt gesteld dat de in de uitspraak van 21 november 2008 genoemde documenten, voor zover deze te achterhalen zijn, in kopie aan [verzoeker] worden verstrekt. De e-mail van [persoon A], zoals besproken in de vergadering van 5 september 2005, is niet meer beschikbaar. De aantekeningen en verslagen van [persoon B] zijn eveneens niet meer beschikbaar. De definitieve kostenberekening van [persoon A], de adviesaanvraag aan de Ondernemingsraad GGD (hierna: OR GGD), het advies van de OR GGD, het beoordelingsplan van de architect en offertes van kleuren van wanden, plafonds en vloeren hebben volgens het dagelijks bestuur nimmer bestaan. Het besluit van 17 december 2008 wordt ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb in de beoordeling betrokken.

2.6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 augustus 2008 in zaak nr. 200800077/1), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt, om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust. De mededeling van het dagelijks bestuur dat uit onderzoek is gebleken dat niet alle in de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2008 vermelde documenten bij hem berusten, komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. In navolging van de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2003 in zaak nr. 200203425/1 en van 8 oktober 2003 in zaak nr. 200301830/1 wordt voorts overwogen dat, voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van dit bestuursorgaan mag worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. Het dagelijks bestuur heeft zich in het besluit op bezwaar van 17 december 2008 op het standpunt mogen stellen dat het al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de in geding zijnde documenten alsnog te achterhalen. Het heeft immers, zo volgt uit het besluit op bezwaar van 17 december 2008 en de bij dit besluit gevoegde verklaringen, navraag gedaan bij de betrokken personen of de e-mail van [persoon A], de verslagen en aantekeningen van [persoon B] en de bij de bouwvergunningsaanvraag behorende tekeningen nog beschikbaar zijn en het heeft zich binnen het eigen orgaan voldoende ingespannen om deze documenten alsnog te achterhalen in het archief. Het heeft verder gemotiveerd te kennen gegeven dat de definitieve kostenberekening van [persoon A], de adviesaanvraag aan de OR GGD, het advies van de OR GGD, het beoordelingsplan van de architect en offertes van kleuren van wanden, plafonds en vloeren nimmer hebben bestaan. Dat er desondanks reden zou zijn om te veronderstellen dat deze documenten onder het dagelijks bestuur berusten, heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat de documenten bij het dagelijks bestuur aanwezig zijn, is daarvoor, gelet op het door het dagelijks bestuur verrichte onderzoek, onvoldoende. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het dagelijks bestuur met het besluit op bezwaar van 17 december 2008, anders dan [verzoeker] betoogt, op juiste wijze gevolg gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2008.

2.7. Het beroep van [verzoeker] van 26 januari 2009 gericht tegen het besluit van 17 december 2008 is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 21 november 2008 in zaak nr. 07/1320, voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden aan [verzoeker] een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor elke dag dat de in de beslissing van de rechtbank genoemde termijn wordt overschreden;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van 17 december 2008 van het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden met kenmerk Staf.U 2008-2836 ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Dijk w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2009

280-581.