Uitspraak 200900631/1/H2 en 200900633/1/H2


Volledige tekst

200900631/1/H2 en 200900633/1/H2.
Datum uitspraak: 9 september 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting Stichting Primair Onderwijs Venray en regio, gevestigd te Venray,
appellante,

en

I. de raad van de gemeente Venray,
II. de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2008 heeft de raad van de gemeente Venray op verzoek van de stichting Stichting voor Montessori-onderwijs Zuid-Oost Nederland (hierna: de stichting MOZON) een algemeen bijzondere basisschool op het Plan van Scholen 2009-2011 geplaatst en dat plan vastgesteld.

Bij besluit van 16 december 2008 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur het Plan van Scholen 2009-2011 goedgekeurd.

Tegen deze besluiten heeft de stichting Stichting Primair Onderwijs Venray en regio (hierna: de SPOV) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2009, beroep ingesteld.

De raad en de staatssecretaris hebben een verweerschrift ingediend.

De stichting MOZON heeft een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 14 juli 2009, waar de SPOV, vertegenwoordigd door M.R.A. Dekker, advocaat te Den Haag, de raad, vertegenwoordigd door mr. T.J.M.S. Willems, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.Y. van Hattum, ambtenaar werkzaam bij de Centrale Financiën Instellingen, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de stichting MOZON, vertegenwoordigd door mr. M.H. Boogers, als belanghebbende gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Uit de artikelen 6:8, derde lid, 7:1, eerste lid, aanhef en onder c, en 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in onderlinge samenhang, volgt dat voor een belanghebbende tegen zowel het goedgekeurde besluit van de raad, als tegen het goedkeuringsbesluit van de staatssecretaris beroep openstaat.

Anders dan de staatssecretaris betoogt, moet de SPOV worden aangemerkt als belanghebbende bij de plaatsing van een algemeen bijzondere basisschool op het Plan van Scholen 2009-2011 van de gemeente Venray. Niet in geschil is dat de SPOV alle scholen voor primair onderwijs in Venray en omstreken exploiteert. Voorts bestrijdt de staatssecretaris niet de stelling van de SPOV dat stichting van een school voor algemeen bijzonder onderwijs ertoe leidt dat het aantal leerlingen dat scholen van de SPOV bezoekt zal afnemen en dat als gevolg daarvan het niet ondenkbaar is dat de SPOV leerkrachten moet ontslaan. Gelet hierop wordt de SPOV door de besluiten van 6 mei 2008 en 16 december 2008 feitelijk en rechtstreeks in een eigen belang getroffen. Dat, gelet op het wettelijk beoordelingskader van de WPO, de belangen waarin de SPOV feitelijk wordt geraakt niet kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag van de stichting MOZON en bij de goedkeuring van de plaatsing van een algemeen bijzondere basisschool op het Plan van Scholen, maakt dit niet anders, nu het voor de beoordeling of SPOV rechtstreeks in haar belang getroffen is, bepalend is of dat feitelijk het geval is en niet is vereist dat zij wordt geraakt in een rechtens beschermd, bij het nemen van het besluit af te wegen belang, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 juli 2004 in zaak nr. 200400912/1; AB 2005, 204).

2.2. Ingevolge artikel 75, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op het Primair Onderwijs (hierna: de WPO) gaat een voorstel van het college van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad dat de opneming in het plan van een of meer openbare scholen bevat, vergezeld van een prognose van het te verwachten aantal leerlingen.

Ingevolge artikel 76, tweede lid, aanhef en onder a, vermeldt het verzoek de richting van de school en naam en adres van het bevoegd gezag en gaat vergezeld van de gegevens genoemd in artikel 75, eerste lid, juncto artikel 75, derde lid, met dien verstande dat in afwijking van artikel 75, eerste lid, juncto artikel 75, derde lid onder c 6° en c 7° de prognose gegevens bevat omtrent het belangstellingspercentage voor het basisonderwijs van die richting in een vergelijkbare gemeente indien het betreft een richting waarvoor nog geen basisonderwijs binnen de gemeente wordt gegeven.

Ingevolge artikel 77, eerste lid, neemt de raad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat zij binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.

Ingevolge artikel 79, vierde lid, onthoudt de minister zijn goedkeuring voor zover:

[…]

b. 1°. op grond van de bij het verzoek om goedkeuring overgelegde gegevens niet aannemelijk is dat een school overeenkomstig de artikelen 77 en 78 zal worden bezocht door het ingevolge artikel 77 vereiste aantal leerlingen, dan wel

[…]

d. niet is voldaan aan het bij en krachtens deze wet bepaalde met betrekking tot de prognoses;

e. is uitgegaan van kennelijk ondeugdelijke prognoses, of

[…]

2.3. De SPOV betoogt dat de raad ten onrechte op verzoek van de stichting MOZON de algemeen bijzondere school op het Plan van Scholen heeft geplaatst en de staatssecretaris het Plan ook ten onrechte heeft goedgekeurd. Daartoe betoogt de SPOV dat de stichting MOZON in de door haar overgelegde prognose ten onrechte is uitgegaan van de gemeente Weert als vergelijkbare gemeente als bedoeld in artikel 76, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO, zodat de raad is uitgegaan van een prognose die niet voldoet aan het in artikel 75, derde lid, aanhef en onder 6, van de WPO bepaalde. Dat klemt te meer nu het aantal leerlingen in de regio Venray daalt, aldus de SPOV.

2.3.1. De raad heeft een zekere ruimte bij de beoordeling van de aanvraag en de bij de bij de aanvraag behorende prognose. Gelet op deze beoordelingsruimte staat thans ter toets of de raad het belangstellingspercentage voor het algemeen bijzonder basisonderwijs in de gemeente Weert als vergelijkbare gemeente aan zijn beoordeling ten grondslag mocht leggen en derhalve of de staatssecretaris, gelet op het bepaalde in artikel 79, vierde lid, van de WPO, terecht niet zijn goedkeuring aan het besluit van de raad heeft onthouden.

2.3.2. De stichting MOZON heeft bij haar aanvraag de gemeente Weert als vergelijkbare gemeente opgevoerd, omdat deze wat betreft inwonertal, opheffingsnorm en regionale ligging vergelijkbaar is. De raad heeft zich, gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van de WPO, in beginsel op het standpunt mogen stellen dat de ligging, bevolkingssamenstelling, leerlingdichtheid en totaal aantal inwoners de relevante factoren zijn en dat de gemeente Weert blijkens de bij de prognose overgelegde gegevens aldus als vergelijkbare gemeente kan worden aangemerkt nu enige verschillen tussen op zich vergelijkbare gemeenten onvermijdelijk zijn. Dat kan weliswaar anders zijn indien de desbetreffende gemeente om andere reden niet als vergelijkbaar kan worden aangemerkt. Het SPOV voert in dit kader aan dat de enige algemeen bijzondere school in Weert destijds is begonnen in een nieuwbouwwijk, zonder 'concurrentie' van andere scholen. Nu onbestreden is gesteld dat deze school reeds 20 jaren in Weert is gevestigd en ruim twee derde van de leerlingen niet uit de nieuwbouwwijk zelf, maar uit andere delen van Weert afkomstig is, leidt die omstandigheid niet tot het oordeel dat de raad de gemeente Weert niet vergelijkbaar mocht achten. De omstandigheid dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap één postcodegebied in Venray heeft aangewezen als impulsgebied met veel lage inkomens en/of veel uitkeringen, maakt niet dat de gemeente Weert daarom niet vergelijkbaar is, teminder nu het algemene opleidingsniveau in beide gemeenten vergelijkbaar is. De gemeente Weert verschilt ook op andere door SPOV aangevoerde punten niet significant van de gemeente Venray. Voorts verschillen de gemeenten waarvan SPOV meent dat deze meer vergelijkbaar zijn met de gemeente Venray op een aantal punten aanmerkelijk met de gemeente Venray. De SPOV heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de raad bij de beoordeling van de aanvraag van stichting MOZON niet mocht uitgaan van de door haar bij de prognose opgevoerde gemeente Weert als vergelijkbare gemeente.

2.3.3. De stelling van de SPOV dat bij het belangstellingspercentage niet is betrokken dat de leerlingenpopulatie in geheel Limburg terugloopt, faalt. Deze daling van de leerlingenpopulatie is reeds verdisconteerd in de basisgeneratie voor de komende 20 jaar die met het prognosemodel Primos voor bevolking, huishoudens en woningvoorraad, dat onder meer door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu wordt gebruikt, is berekend. De stelling van de SPOV dat de daling van de basisgeneratie sterker terugloopt dan volgens die prognose het geval is, is door stichting MOZON weersproken, zodat de SPOV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de raad niet van de bij de aanvraag overgelegde cijfers voor de basisgeneratie mocht uitgaan.

2.3.4. Gezien het voorgaande heeft de raad tot het oordeel mogen komen dat op grond van de door stichting MOZON overgelegde prognose aannemelijk is dat de algemeen bijzondere school binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.

2.3.5. Gelet op het in 2.3.4 overwogene heeft de staatssecretaris terecht niet zijn goedkeuring onthouden aan het besluit van de raad om een algemeen bijzondere basisschool op het Plan van Scholen 2009-2011 te plaatsen.

2.4. De beroepen zijn ongegrond.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009

362.