Uitspraak 200805892/1


Volledige tekst

200805892/1.
Datum uitspraak: 15 september 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amstelkring Wilnis B.V., gevestigd te Wilnis, gemeente De Ronde Venen,
verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amstelkring Wilnis B.V. (hierna: Amstelkring) een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van onder meer voorschrift 2.2.3.1 van de bij besluit van 30 juni 1998 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning voor een inrichting voor het op- en overslaan en bewerken van bedrijfsafval op het adres Amstelkade 118 te Amstelhoek, gemeente De Ronde Venen.

Tegen dit besluit heeft Amstelkring bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2008, heeft Amstelkring de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 september 2008, waar Amstelkring, vertegenwoordigd door [grootaandeelhouder], [directeur], en ing. T. Blasse, en het college, vertegenwoordigd door mr. U.A.E. Arnhold, A.J.F. Giesbers en ing. E. Kiliçaslan, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ter zitting heeft Amstelkring het verzoek ingetrokken voor zover het betrekking heeft op de oplegging van een last onder dwangsom vanwege het opslaan van afvalstoffen op het buitenterrein van de inrichting.

2.2. Het verzoek betreft derhalve uitsluitend nog het bestreden besluit voor zover daarbij aan Amstelkring een last onder dwangsom is opgelegd, inhoudende dat zij de in de hallen opgeslagen partijen grond en bouw- en sloopafval dient te (laten) afvoeren en de inrichting daarmee in overeenstemming dient te brengen met voorschrift 2.2.3.1 van de vergunning van 30 juni 1998.

2.3. Amstelkring voert aan dat de vergunning van 30 juni 1998 niet in werking is getreden, omdat de benodigde bouwvergunning nog niet is verleend. Het college kon daarom geen last onder dwangsom opleggen wegens overtreding van de aan die vergunning verbonden voorschriften.

2.3.1. Uit artikel 20.8 van de Wet milieubeheer volgt dat een besluit tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in gevallen waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet, niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.

2.3.2. Bij besluit van 9 februari 2005 heeft het college op grond van de Wet milieubeheer een vergunning verleend voor het veranderen van de inrichting. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de voorzitter het aannemelijk dat uitsluitend voor de bij het besluit van 30 juni 1998 vergunde verhoging van een van de hallen een bouwvergunning was vereist en dat de veranderingsvergunning van 9 februari 2005 er toe strekt de verhoging van die hal achterwege te laten. Nu zich sinds de inwerkingtreding van de veranderingsvergunning geen situatie meer voordoet waarop artikel 20.8 van de Wet milieubeheer van toepassing is, kan er van worden uitgegaan dat de vergunning van 30 juni 1998 in werking is getreden.

2.4. Amstelkring betoogt voorts dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt, omdat het terrein en de opstallen ten tijde van het nemen van het bestreden besluit waren verhuurd aan TTH B.V. en zij het derhalve niet meer in haar macht had de overtreding te beëindigen.

2.4.1. Uit artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) volgt dat een last onder dwangsom uitsluitend aan de overtreder kan worden opgelegd.

Ter zitting is gebleken dat geen documenten voorhanden zijn waaruit blijkt dat het terrein waarop de inrichting is gelegen, is verhuurd aan TTH B.V., zoals Amstelkring heeft gesteld. Reeds hierom ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat Amstelkring niet als drijver van de inrichting, en daarmee - gelet op artikel 8.20, eerste lid, van de Wet milieubeheer - als overtreder kan worden aangemerkt.

2.5. In voorschrift 2.2.3.1 is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald: "Alvorens te starten met de acceptatie en bewerking van afvalstoffen in de sorteerhal dienen (conform de aanvraag) alle aangevraagde geluidbeperkende maatregelen getroffen te zijn in de haldelen die niet zullen worden verhoogd, alsmede de snelsluitende deuren te zijn gerealiseerd ten einde aan de normstelling van voorschrift 2.2.1.2 te voldoen."

2.5.1. Amstelkring betoogt dat voorschrift 2.2.3.1 niet is overtreden, omdat het gebroken puin dat in de sorteerhal is opgeslagen, niet kan worden aangemerkt als afvalstof. In dat verband voert zij onder meer aan dat uit een keuring door ALcontrol Laboratories is gebleken dat het hier schoon puin betreft, dat volgens informatie van het Ministerie van VROM gecertificeerd puingranulaat niet als afvalstof dient te worden beschouwd en dat schoon puingranulaat als grondstof kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld verharding of bestrating.

2.5.2. De voorzitter overweegt allereerst dat het voor de beantwoording van de vraag of voorschrift 2.2.3.1 is overtreden, niet relevant is of het gebroken puin dat in de sorteerhal is opgeslagen, als afvalstof kan worden aangemerkt. Het betreft daarbij immers de toestand van het puin na bewerking in de inrichting. Gelet op het bepaalde in voorschrift 2.2.3.1 is bepalend of het ongebroken puin dat door Amstelkring tot puingranulaat is gebroken, op het moment van acceptatie en bewerking als afvalstof kon worden aangemerkt. Hetgeen Amstelkring naar voren heeft gebracht, geeft geen grond voor het oordeel dat het ongebroken puin niet als afvalstof kon worden aangemerkt. In zoverre ziet de voorzitter voorshands dan ook geen grond voor het oordeel dat voorschrift 2.2.3.1 niet is overtreden.

2.6. Amstelkring voert aan dat ook overigens niet is komen vast te staan dat voorschrift 2.2.3.1 is overtreden. Volgens haar kan dit voorschrift slechts worden overtreden, indien er tevens een overschrijding is van de in voorschrift 2.2.1.2 neergelegde geluidnormen. Dit laatste is echter door het college niet geconstateerd.

2.6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat voorschrift 2.2.3.1 met zich brengt dat de acceptatie en bewerking van afvalstoffen niet mag plaatsvinden zolang niet alle vereiste geluidbeperkende maatregelen zijn getroffen. Volgens het college dient dit voorschrift als een zelfstandige norm te worden beschouwd en is daarom niet van belang of voorschrift 2.2.1.2 is overtreden.

2.6.2. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting kan ervan worden uitgegaan dat in de sorteerhal gebroken en ongebroken puin is opgeslagen, dan wel opgeslagen is geweest. De voorzitter is van oordeel dat het college uit de aanwezigheid van puin in de sorteerhal heeft kunnen afleiden dat Amstelkring in ieder geval afvalstoffen, te weten bouw- en sloopafval, heeft geaccepteerd en, voor zover gebroken puin is aangetroffen, zeer waarschijnlijk aldaar ook heeft bewerkt. Uit voorschrift 2.2.3.1 volgt dat de acceptatie en bewerking van afvalstoffen eerst mag plaatsvinden nadat alle aangevraagde geluidbeperkende maatregelen, zoals nader aangeduid in dat voorschrift, zijn getroffen. Anders dan Amstelkring heeft betoogd, is daarbij niet van belang of voorschrift 2.2.1.2, waarin geluidnormen zijn neergelegd, eveneens is overtreden. Niet in geschil is dat Amstelkring nog niet alle voorgeschreven geluidbeperkende maatregelen heeft getroffen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft het college zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat voorschrift 2.2.3.1 is overtreden.

2.7. Voorts voert Amstelkring aan dat de last onder dwangsom die in het bestreden besluit is opgenomen, ten onrechte inhoudt dat het gebroken puin dat in de sorteerhal is opgeslagen, geheel dient te worden verwijderd. Volgens haar wordt het doel van voorschrift 2.2.3.1, namelijk bescherming tegen geluidhinder, daarmee niet gediend.

2.7.1. Ingevolge artikel 5:32, tweede lid, van de Awb strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.

2.7.2. Op grond van voorschrift 2.2.3.1 is het accepteren en bewerken van afvalstoffen in de sorteerhal niet toegestaan zolang niet alle vereiste geluidbeperkende maatregelen zijn getroffen. Indien in strijd met dat voorschrift is gehandeld, kan de overtreder - gelet op artikel 5:32, tweede lid, van de Awb - onder oplegging van een last onder dwangsom worden verplicht de gevolgen van de overtreding ongedaan te maken of voortzetting dan wel herhaling van de overtreding achterwege te laten. Voorschrift 2.2.3.1 is erop gericht dat geluidsoverlast wordt voorkomen. De last die bij het bestreden besluit is opgelegd, houdt in dat, voor zover hier van belang, Amstelkring de in de hallen opgeslagen partijen grond en bouw- en sloopafval dient te (laten) afvoeren.

De last verplicht tot het (laten) afvoeren van het puin. Hij strekt er niet toe de geluidsoverlast die is ontstaan door het zonder de vereiste geluidwerende maatregelen accepteren en bewerken van het puin, ongedaan te maken. Hij verplicht er ook niet toe dat Amstelkring zich onthoudt van het opnieuw accepteren en bewerken van ongebroken puin en strekt er in zoverre niet toe verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.

Voor zover er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog enig ongebroken puin in de sorteerhal aanwezig was, leidt de last er wel toe dat de overtreding niet door het alsnog bewerken van dit ongebroken puin wordt voortgezet of herhaald. Om dit laatste te bewerkstelligen, kan echter met een minder ingrijpende maatregel worden volstaan dan het (laten) afvoeren van de gehele partij gebroken en ongebroken puin, bijvoorbeeld met de last dat geen bouw- en sloopafval meer mag worden geaccepteerd en/of bewerkt zolang niet alle in voorschrift 2.2.3.1 bedoelde geluidbeperkende maatregelen zijn getroffen. De last strekt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in zoverre verder dan nodig is om herhaling van de overtreding te voorkomen.

Gelet op het voorgaande is de bij het bestreden besluit opgelegde last onder dwangsom naar het oordeel van de voorzitter in zoverre in strijd met artikel 5:32, tweede lid, van de Awb.

2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden van het verzoek behoeven geen bespreking.

2.9. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij overweegt de voorzitter dat, gelet op artikel 1, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, een veroordeling in de proceskosten slechts betrekking kan hebben op kosten van rechtsbijstand indien deze door een derde beroepsmatig wordt verleend. Gezien de familiebetrekkingen tussen [directeur] en [grootaandeelhouder] van Amstelkring, is in dit geval geen sprake van rechtsbijstandverlening door een derde, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 17 juli 2008, kenmerk 2008INT227103, voor zover de daarin opgenomen last onder dwangsom betrekking heeft op het (laten) afvoeren van de in de hallen opgeslagen partijen grond en bouw- en sloopafval;

II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amstelkring Wilnis B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 17,08 (zegge: zeventien euro en acht cent); het dient door de provincie Utrecht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amstelkring Wilnis B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de provincie Utrecht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amstelkring Wilnis B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Teuben
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2008

483.