Uitspraak 200506940/1


Volledige tekst

200506940/1.
Datum uitspraak: 5 april 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04-1941 van de rechtbank Haarlem van 30 juni 2005 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (hierna: het college) de nummering voor het perceel op de bijgevoegde en gewaarmerkte tekening overeenkomstig die tekening vastgesteld en toegekend met de aanduiding Beestenmarktsteeg 1 te Edam.

Bij besluit van 18 oktober 2004 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 juni 2005, verzonden op 1 juli 2005, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 14 september 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.J. Smaling, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door D. Elsinga en A.E.D. Kaagman-Buysman, beiden ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De raad van de gemeente Edam-Volendam heeft op 20 april 1995 de Verordening straatnaamgeving en huisnummering vastgesteld (hierna: de Verordening).

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening kunnen burgemeester en wethouders aan een object of aan een te onderscheiden deel daarvan een nummer toekennen.

2.2. Het doel van de regulering van de huisnummering in de Verordening is onder meer het bewerkstelligen van een goede bereikbaarheid voor postbezorging en hulpverleningsdiensten.

2.3. Appellant kan zich niet verenigen met de toegekende nummering Beestenmarktsteeg 1. Appellant betoogt dat er feitelijk al een pand bekend is met zodanige nummering en dat de rechtbank dit niet heeft onderkend door te oordelen dat het college op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening bevoegd was om aan het onderhavige object het huisnummer Beestenmarktsteeg 1 toe te kennen.

2.4. Dit betoog treft geen doel omdat uit de stukken blijkt dat met betrekking tot het door appellant bedoelde pand sprake is van een onofficiële door de bewoonster zelf gevoerde nummering.

2.5. Verder heeft appellant gewezen op de website van de gemeente en aangevoerd dat niet is voldaan aan de daarop vermelde eisen voor huisnummertoekenning.

Aan de website van de gemeente kan appellant geen rechten ontlenen, zoals daarop ook staat vermeld. Voorts ziet de door appellant bedoelde tekst op die website op vernummering van objecten en niet op het toekennen van een huisnummer aan een object. Ook dit betoog treft derhalve geen doel.

2.6. Appellant betoogt voorts dat het huisnummerbesluit financieel nadelige gevolgen met zich brengt, in het bijzonder in de fiscale sfeer. Hij betoogt in dit verband dat de rechtbank heeft miskend dat de Verordening nadere bepalingen had dienen te bevatten omtrent situaties die vóór inwerkingtreding daarvan reeds jarenlang bestonden. Een redelijke toepassing had voorts meegebracht dat hem een financiële compensatie zou zijn geboden, aldus appellant.

2.7. Dit betoog faalt. De enkele omstandigheid dat appellant naar hij stelt als gevolg van het huisnummerbesluit financiële consequenties ondervindt betekent niet dat het college in onderhavig geval niet redelijkerwijs, zonder het aanbieden van financiële compensatie, een situatie die niet strookte met het doel en strekking van de Verordening heeft kunnen beëindigen. Dat de Verordening geen nadere bepalingen bevat voor "oude situaties" is een keuze die aan de regelgever is overgelaten. Appellant heeft in dit verband overigens geen financieel nadeel gesteld dat als een rechtstreeks gevolg van onderhavige huisnummertoekenning kan worden beschouwd.

2.8. Het betoog van appellant dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft verworpen faalt evenzeer.

Het college heeft gemotiveerd aangegeven dat de door appellant aangedragen gevallen niet gelijk zijn aan dat van hem indien geen sprake is van legaal gebruik als woning en dat indien dit wel het geval is ten aanzien van die woningen het beleid om zelfstandige wooneenheden een eigen huisnummer te geven wordt geëffectueerd. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college het bestaande beleid consequent toepast zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Dat in een aantal gevallen de procedure nog loopt is, anders dan appellant betoogt, geen reden om daarover anders te oordelen.

2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Altena w.g. Van Hulst
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2006

402.