Uitspraak 200501507/1


Volledige tekst

200501507/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Nunspeet,

en

het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2004, kenmerk 3128, heeft verweerder besloten het in gebruik hebben van de bovengrondse hagelbanen in de inrichting ten behoeve van een schietwedstrijd op 11 september 2004 tussen 9.00 en 19.00 uur te gedogen.

Bij besluit van 31 januari 2005, kenmerk 49.820, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 7 februari 2005 beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2005. Het beroepschrift is na doorzending door de Rechtbank Zutphen op 18 februari 2005 bij de Raad van State ingekomen.

Bij brief van 8 april 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van appellanten en van de Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2005, waar appellanten in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Korterink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellanten betogen dat verweerder hun bezwaar tegen de gedoogbeschikking van 31 augustus 2004 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Zij stellen dat zij nog belang hebben bij een inhoudelijke beslissing op hun bezwaar. Zij voeren daartoe onder meer aan dat de schietwedstrijd een jaarlijks terugkerend evenement is en derhalve geen eenmalig karakter heeft.

2.1.1. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Tevens stelt verweerder zich op het standpunt dat appellanten geen procesbelang meer hadden bij een beslissing op hun bezwaar tegen de gedoogbeschikking van 31 augustus 2004, omdat het evenement reeds op 11 september 2004 had plaatsgevonden. Volgens verweerder zal dezelfde situatie zich in 2005 niet meer kunnen voordoen, omdat bij besluit van 8 maart 2005, kenmerk 2845, een nieuwe revisievergunning voor de inrichting is verleend en de gedoogbeschikking van 8 maart 2001 is ingetrokken. Voor de periode tot de inwerkingtreding van het besluit van 8 maart 2005 heeft verweerder bij besluit van 31 maart 2005, kenmerk 3173, een nieuwe gedoogbeschikking genomen, waaraan voorschriften zijn verbonden.

2.1.2. Zoals de Afdeling onder meer in haar uitspraak van 22 december 2004 in zaak no. 200404708/1 heeft overwogen, kan geen uitspraak van de bestuursrechter worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. Ter beoordeling staat derhalve of appellanten aan de gestelde herhaling van het evenement in de toekomst een procesbelang kunnen ontlenen.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat in de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 een NK Compak Sporting in de inrichting heeft plaatsgevonden en dat dit naar verwachting op 10 september 2005 opnieuw zal gebeuren. Bij uitspraak van 7 juli 2005 in de zaken 200503446/2 en 200503766/1 heeft de Voorzitter de voorschriften D.4, D.5, D.5.1, D.5.2 en D.5.3 van de revisievergunning van 8 maart 2005, respectievelijk de gedoogbeschikking van 31 maart 2005 geschorst. Reeds hierom zal voor het geplande evenement op 10 september 2005 opnieuw een gedoogbeschikking nodig zijn. De Afdeling is van oordeel dat appellanten vanwege de reële kans op herhaling belang hebben bij beoordeling van hun beroep. Anders dan verweerder heeft betoogd, is het beroep daarom ontvankelijk. Om dezelfde reden is de Afdeling van oordeel dat verweerder het bezwaar van appellanten ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.2. Het beroep is gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De bestreden beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd.

2.3. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Voorzover [een der appellanten] heeft aangegeven kosten te hebben gemaakt voor uittreksels uit openbare registers, overweegt de Afdeling dat niet is aangetoond dat het hier om kosten gaat die hij in verband met de voorliggende procedure redelijkerwijs heeft moeten maken.

2.3.1. Appellanten hebben in beroep verzocht om vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten.

2.3.2. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover hier van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Ingevolge het derde lid wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.

2.3.3. De Afdeling stelt vast dat appellanten eerst in beroep hebben verzocht om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar hebben gemaakt. Nu appellanten eerst na de beslissing op bezwaar een verzoek om vergoeding van deze kosten hebben gedaan, komen deze kosten reeds daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet van 31 januari 2005, kenmerk 49.820;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 408,74 (zegge: vierhonderdacht euro en vierenzeventig cent); het dient door de gemeente Nunspeet aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de gemeente Nunspeet aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 (zegge: honderdzesendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.

w.g. Hennekens w.g. Heijerman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2005

255-483.