Uitspraak 201908108/3/R3


Volledige tekst

201908108/3/R3.
Datum uitspraak: 9 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Makkinga, gemeente Ooststellingwerf,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Ooststellingwerf,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 15 december 2021, (ECLI:NL:RVS:2021:2839), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak de daar omschreven gebreken in het besluit van 7 oktober 2019, waarbij het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 8 maart 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

[appellant] heeft zijn zienswijze daarop gegeven.

De raad en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de Staat der Nederlanden (minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierna: de Staat) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.

De Afdeling heeft de zaak nader op een zitting behandeld op

23 augustus 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door drs. ing. P.W. Rienstra, bijgestaan door mr. M.A.A. Soppe, advocaat te Almelo, zijn verschenen. Op de zitting is MSV De Prikkedam, vertegenwoordigd door [gemachtigde], via videoverbinding, als partij gehoord.

Overwegingen

Het besluit van 7 oktober 2019 en de tussenuitspraak

1.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 10.2 overwogen dat de raad in de plantoelichting niet kenbaar heeft gemotiveerd dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan, is getoetst aan artikel 5.6.2 van de Verordening Romte Fryslân 2014 (hierna: de Verordening). Onder 10.3 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat zij, gegeven de nadere motivering van de raad, geen grond ziet voor het oordeel dat het plan niet voldoet aan artikel 5.6.2 van de Verordening en dat zij dit zal betrekken bij het in de einduitspraak te geven oordeel over de mogelijkheid van het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dit zal worden vernietigd.

In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 12.2 overwogen dat de raad ten onrechte niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan verenigbaar is met de gemeentelijke ambities en opgaven in de Structuurvisie 2010-2020-2030 (hierna: de gemeentelijke structuurvisie), dan wel op grond van welke argumenten en afweging de raad heeft besloten van de structuurvisie af te wijken.

Onder 27.4 van de tussenuitspraak is overwogen dat het berekende maximale geluidniveau van 65 dB(A) tijdens wedstrijden niet realistisch is voor de activiteiten die MSV de Prikkedam feitelijk beoogt uit te oefenen in het plangebied. De Afdeling heeft overwogen dat zij het aannemelijk acht om te verwachten dat er ook A-wedstrijden zullen worden georganiseerd in het plangebied. Bij deze wedstrijden geldt niet de 94 dB(A)-eis die is neergelegd in het geluidreglement noppensport van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (hierna: KNMV), waarbij MSV De Prikkedam is aangesloten. In het rapport van Rho is er onvoldoende rekening mee gehouden dat aan A-wedstrijden motoren kunnen deelnemen met een hoger bronvermogen dan in het rapport van Rho tot uitgangspunt is genomen. Dat op grond van artikel 5.4.2 een geluidwaarde van 65 dB(A) geldt, biedt naar het oordeel van de Afdeling in dit geval onvoldoende waarborg dat alleen wedstrijden worden gehouden waarbij het berekende maximale geluidniveau van 65 dB(A) realistisch is. Een nadere planregel die dit borgt, bijvoorbeeld door te bepalen dat motoren die deelnemen aan wedstrijden in het plangebied moeten voldoen aan de KNMV-eis van 94 dB(A), of waarin A-wedstrijden worden uitgesloten, ontbreekt. Aangezien een nadere regeling ontbreekt, is onder 32.2 van de tussenuitspraak overwogen dat het niet zeker is dat de geluidbelasting op het beoordelingspunt (e) tijdens wedstrijden niet zal leiden tot een overschrijding van de maximale geluidwaarde van stap 2 uit paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure.

Onder 28.3 van de tussenuitspraak is overwogen dat de Afdeling er niet van overtuigd is geraakt dat het geluid van het motorcrossterrein bij de omliggende woningen hoe dan ook niet tonaal van karakter is. De raad heeft niet met gegevens inzichtelijk gemaakt wat een representatieve verhouding is tussen het aantal tweetakt- en viertaktmotoren. Daardoor is het niet zeker dat in het rapport van Rho, dat aan de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in artikel 5.4.2 van de planregels ten grondslag ligt, terecht geen toeslag voor tonaal geluid is toegepast. De Afdeling heeft overwogen dat zonder nadere onderbouwing van de raad, het  niet zeker is dat de berekende geluidbelasting op het beoordelingspunt (e) realistisch is voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tijdens trainingen en wedstrijden, vanwege een mogelijk tonaal karakter van het motorcrossgeluid. In het verlengde hiervan is onder 32.1 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat tijdens trainingen wordt voldaan aan de geluidwaarde van 45 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van stap 2 uit paragraaf B5.3, van bijlage 5 van de VNG-brochure. Daarnaast is onder 32.6 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad bij de vaststelling van het plan, in verband met de motivering in het kader van stap 4 uit paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure, niet heeft onderkend dat niet zeker is of de geluidbelasting niet zal leiden tot een overschrijding van de geluidwaarde van 56 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.

Opdracht in de tussenuitspraak

2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de gebreken in het besluit van 7 oktober 2019 te herstellen. De Afdeling heeft onder 44 van de tussenuitspraak overwogen: "De raad dient het besluit te voorzien van een deugdelijke motivering, waar het betreft de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan, in relatie tot de gemeentelijke ambities en opgaven in de gemeentelijke structuurvisie, dan wel een gewijzigde planregeling vast te stellen.

De raad dient te verzekeren dat de geluidbelasting op het beoordelingspunt (e) tijdens wedstrijden niet zal leiden tot een overschrijding van de maximale geluidwaarde. De raad kan dit doen door alsnog een regel in het plan op te nemen waarin wordt vastgelegd dat motoren die niet voldoen aan de KNMV-eis van 94 dB(A), niet mogen deelnemen aan wedstrijden in het plangebied, of waarin A-wedstrijden worden uitgesloten.         Daarnaast dient de raad inzichtelijk te maken wat een representatieve verhouding is tussen het aantal tweetakt- en viertaktmotoren, en daarmee of sprake zal zijn van geluid met een tonaal karakter. Indien dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening nodig is, dient de raad een beperking in het plan op te nemen waar het de deelname van tweetaktmotoren aan motorcrossactiviteiten betreft, zo nodig in de vorm van een voorwaardelijke verplichting."

Het herstelbesluit en beroep van rechtswege

3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

De raad heeft in de toelichting bij het plan opgenomen dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met een beginnerscrossbaan zich verdraagt met artikel 5.6.2 van de Verordening. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat de uitbreiding volgens hem past binnen de gemeentelijke structuurvisie.

Verder heeft de raad artikel 5.4.2 van de planregels gewijzigd. Dit artikel luidt nu als volgt: "Voor het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - motorcrossbaan' en 'specifieke vorm van sport - beginnerscrossbaan' voor motorcrossactiviteiten gelden de volgende regels:

[…]

met dien verstande dat:

[…]

h. tijdens motorcrosswedstrijden het gebruik van crossmotoren die een geluidsniveau veroorzaken van meer dan 94 dB(A), gemeten volgens de dynamische meetmethode, niet is toegestaan;

i. het aandeel tweetaktmotoren op geen moment meer dan 50% mag bedragen van het totaal aantal crossmotoren dat op de motorcrossbanen rijdt."

Ook heeft de raad artikel 1.20 (dynamische meetmethode) toegevoegd aan de planregels. Dit artikel luidt als volgt: "meetmethode waarbij het geluidsniveau van crossmotoren wordt vastgesteld op 7,5 meter afstand van een vol gas accelererende motor, de meetmicrofoon is geplaatst op 1,5 meter hoogte ten opzichte van en haaks op de baan met de microfoon in de richting van de baan, waarbij de meterstand "slow" wordt gebruikt."

4.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

Het herstelbesluit komt niet geheel tegemoet aan de bezwaren van [appellant]. Daarom is dit besluit op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van dit geding. Het beroep van [appellant] is van rechtswege ook gericht tegen dit besluit.

5.       [appellant] kan zich niet verenigen met het herstelbesluit. Hierna zal de Afdeling aan de hand van de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de opdrachten in de tussenuitspraak.

Zienswijze

- Beginnerscrossbaan

6.       [appellant] betoogt dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de in het plan voorziene uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan, verenigbaar is met de gemeentelijke ambities en opgaven in de gemeentelijke structuurvisie.

Daarnaast is het herstelbesluit volgens hem in strijd met de Omgevingsvisie Ooststellingwerf (hierna: de Omgevingsvisie), omdat in de Omgevingsvisie staat dat plannen niet te veel lawaai met zich mogen brengen, geen stankoverlast mogen veroorzaken of te veel licht uitstralen in het donker. Ook wordt de gezondheid van inwoners in de Omgevingsvisie als belangrijk speerpunt genoemd.

Op de zitting heeft [appellant] in dit verband aangevoerd dat de raad in de plantoelichting bij het herstelbesluit heeft toegelicht dat het plan voorziet in een kwaliteitsverbetering. De raad heeft hierbij echter ten onrechte geen aandacht besteed aan de leefbaarheid in het gebied, die volgens hem onaanvaardbaar wordt aangetast door het plan.

6.1.    De raad heeft nader gemotiveerd dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan verenigbaar is met de gemeentelijke ambities en opgaven in de gemeentelijke structuurvisie. In paragraaf 3.3.1 van de plantoelichting staat dat het motorcrossterrein bijdraagt aan de ambitie om recreatieve voorzieningen te hebben in het buitengebied van de gemeente Ooststellingwerf die een goede kwaliteit en leefbaarheid van het buitengebied waarborgen. In de gemeentelijke structuurvisie worden Makkinga en omgeving, waaronder het plangebied, ingedeeld in het deelgebied Tussen de Tsjonger en de Lende. Voor dit gebied, en voor heel Ooststellingwerf, geldt als uitgangspunt dat landbouw leidend is en blijft in het buitengebied. De gemeentelijke structuurvisie stelt dat onder meer recreatie een goede toevoeging is om de kwaliteit en leefbaarheid van het buitengebied te waarborgen. Onder andere de verbetering van recreatieve voorzieningen is een kans, zo volgt uit de plantoelichting. De uitbreiding van het motorcrossterrein met een beginnerscrossbaan draagt bij aan de kwaliteit van de recreatieve voorziening, omdat de scheiding tussen gevorderde en beginnende crossers de veiligheid bevordert. De uitbreiding van het motorcrossterrein met een beginnerscrossterrein is niet in strijd met de uitgangspunten uit de gemeentelijke structuurvisie, zo vermeldt de plantoelichting.

De raad heeft daarnaast gemotiveerd dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan verenigbaar is met de Omgevingsvisie. Deze omgevingsvisie vervangt vanaf 23 november 2021 de gemeentelijke structuurvisie. In paragraaf 3.3.2 van de plantoelichting staat dat de ambities voor het westelijke Ooststellingwerf  - voor zover hier van toepassing - de ambities Uniek Ooststellingwerf en Vitaal Ooststellingwerf zijn. De ambitie Uniek Ooststellingwerf houdt onder meer in dat (cultuur)historische, natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten worden beschermd. Voor nieuwe functies wordt waar mogelijk ruimte gezocht binnen bestaande structuren. Het westelijke Ooststellingwerf kenmerkt zich door veel landschappelijke afwisseling. Deze afwisseling maakt het gebied uniek en ontwikkelingen moeten worden ingepast in de landschappelijke opzet van het gebied. Het gebied wordt gezien als een gebied met veel recreatieve belevingswaarde. De ambitie Vitaal Ooststellingwerf houdt onder meer in dat bestaande buitensportfaciliteiten breder worden ingezet. In de Omgevingsvisie staat dat het landelijk gebied bij uitstek geschikt is voor (individuele) buitensport en beweging. De plantoelichting vermeldt dat de beginnersbaan mogelijk wordt gemaakt binnen de bestaande structuur van het motorcrossterrein, waardoor de (cultuur)historische en landschappelijke kwaliteiten in de omgeving van het crossterrein worden beschermd. De beginnerscrossbaan is een verbreding in de mogelijkheden voor het gebruik van het motorcrossterrein. Verder voorziet het bestemmingsplan ook in ondergeschikte activiteiten zoals veldsporten. De uitbreiding van het motorcrossterrein sluit dan ook aan op de ambities Uniek Ooststellingwerf en Vitaal Oostellingwerf van het westelijke Ooststellingwerf, zo wordt in de plantoelichting geconcludeerd.

6.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met de gegeven nadere motivering over de beginnerscrossbaan voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de planologische uitbreiding van het motorcrossterrein zich niet verdraagt met de gemeentelijke structuurvisie. Recreatieve voorzieningen in het buitengebied zijn namelijk mogelijk en de beginnerscrossbaan kan als een dergelijke voorziening worden aangemerkt, die het landelijk karakter niet onaanvaardbaar aantast. Daarnaast ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan niet verenigbaar is met de Omgevingsvisie. Op pagina 21 van de Omgevingsvisie staat dat plannen niet teveel lawaai met zich mogen meebrengen, geen stankoverlast veroorzaken of teveel licht uitstralen in het donker. De gemeente Ooststellingwerf gaat zorgvuldig om met plannen die mogelijk negatieve effecten hebben op het milieu of gezondheidsrisico’s met zich kunnen brengen zoals geitenhouderijen of lelieteelt, zo wordt in de Omgevingsvisie vermeld. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beginnerscrossbaan zorgt voor onaanvaardbare hinder van stank en licht of onaanvaardbare gezondheidsrisico’s voor omwonenden. Om die reden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de leefbaarheid in het gebied in zoverre onaanvaardbaar wordt aangetast als gevolg van de beginnerscrossbaan. Wat het onderwerp geluid betreft verwijst de Afdeling naar wat hierover wordt overwogen onder 8.2 van deze uitspraak.

Het betoog slaagt niet.

7.       [appellant] betoogt dat de motorcrossbaan geen dagrecreatieve inrichting is als bedoeld in de Verordening. Met dit betoog keert [appellant] zich tegen overweging 9.3 van de tussenuitspraak, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat de raad er terecht van is uitgegaan dat er sprake is van een bestaande dagrecreatieve inrichting als bedoeld in de Verordening. De Afdeling kan, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.

- Geluid

8.       [appellant] betoogt dat de raad het rapport "Akoestisch onderzoek MER en bestemmingsplan" van Rho van 2 september 2019 (hierna: het rapport van Rho) niet aan de vaststelling van het plan ten grondslag had mogen leggen, omdat dit onderzoek niet deugdelijk is. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft hij het rapport "Beoordeling Akoestisch Onderzoek MER Prikkedam" van 17 februari 2022 van dr. ir. P. Sijtsma (hierna: het rapport van Sijtsma) overgelegd.

Daarnaast betoogt hij dat in artikel 5.4.2, onder h, van de planregels van het herstelbesluit, onvoldoende is gewaarborgd dat motoren die worden gebruikt bij wedstrijden in het plangebied, moeten voldoen aan de KNMV-eis van maximaal 94 dB(A). Volgens [appellant] had de raad in het herstelbesluit een planregel moeten opnemen waarin A-wedstrijden worden uitgesloten. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft [appellant] een nota van 28 juli 2022 van De Roever Omgevingsadvies overgelegd.

[appellant] betoogt verder dat in artikel 5.4.2, onder i, van de planregels van het herstelbesluit onvoldoende is gewaarborgd dat het aandeel tweetaktmotoren tijdens wedstrijden niet groter zal zijn dan 50%. Ook is volgens hem onduidelijk of het bepaalde over het aandeel tweetaktmotoren ook geldt voor de motorcrosstrainingen.

Volgens [appellant] heeft de raad niet aannemelijk gemaakt dat het aandeel tweetaktmotoren niet groter zal zijn dan 50%, waardoor het niet zeker is dat in het rapport van Rho terecht geen toeslag voor tonaal geluid is toegepast. Hij voert aan dat er in het plangebied wedstrijden worden gehouden waaraan uitsluitend tweetaktmotoren deelnemen. Bij eerdere metingen die zijn uitgevoerd, zijn de aantallen en soorten motoren volgens hem niet bijgehouden. In het verleden is gebleken dat het aandeel viertaktmotoren bij motorcrosstrainingen minder was dan 50%, zo betoogt hij.

[appellant] betoogt daarnaast dat de handhaving van artikel 5.4.2, onder h, en onder i, van de planregels van het herstelbesluit niet is gewaarborgd. Op de zitting heeft [appellant] in dit verband naar voren gebracht dat het bepaalde in artikel 5.4.2, onder h, en onder i van de planregels volgens hem niet handhaafbaar is.

[appellant] betoogt tot slot dat de locatie van het beoordelingspunt (e) niet geschikt is als meetpunt, zoals ook de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft geconstateerd in haar deskundigenbericht.

8.1.    Voor zover [appellant] aanvoert dat de raad het rapport van Rho niet aan de vaststelling van het bestemmingsplan ten grondslag had mogen leggen omdat dit onderzoek niet deugdelijk zou zijn, overweegt de Afdeling dat [appellant] dit betoog al eerder tegen het oorspronkelijke besluit naar voren heeft gebracht. De fase na de tussenuitspraak, waarin door appellanten een zienswijze naar voren kan worden gebracht over de wijze waarop gebreken zijn hersteld, is niet bedoeld om eerdere betogen nader te adstrueren, al dan niet onder verwijzing naar nieuwe stukken. Dit is gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde, niet aanvaardbaar. Niet valt in te zien waarom [appellant] het rapport van Sijtsma niet al voor de tussenuitspraak had kunnen laten opstellen en naar voren had kunnen brengen. De Afdeling laat wat [appellant] in dit verband aanvoert, dan ook buiten bespreking.

8.2.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de door [appellant] naar voren gebrachte beroepsgronden over het onderwerp geluid beoordeeld, waarbij het rapport van Rho is betrokken. De Afdeling heeft in dit kader een aantal gebreken in het plan geconstateerd en de raad opgedragen deze gebreken te herstellen. In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad met het nemen van het herstelbesluit, in zoverre niet aan de opdrachten in de tussenuitspraak heeft voldaan. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.

Allereerst stelt de Afdeling vast dat artikel 5.4.2, onder i, van de planregels van het herstelbesluit, gelet op de redactie van dit artikelonderdeel, geldt voor motorcrossactiviteiten op alle momenten, dus ook tijdens trainingen.

De Afdeling stelt verder vast dat de raad met het opnemen van artikel 5.4.2, onder h, in de planregels van het herstelbesluit heeft geregeld wat de Afdeling hem heeft opgedragen in de tussenuitspraak. In die tussenuitspraak was de raad namelijk opgedragen een regel in het plan op te nemen waarmee wordt geborgd dat het maximale geluidniveau van 65 dB(A) waarvan de raad is uitgegaan niet wordt overschreden. Door het waarborgen dat er bij wedstrijden geen motoren worden gebruikt die een hoger geluidniveau veroorzaken dan 94 dB(A) wordt aan deze opdracht voldaan. Het was dus niet meer nodig om een planregel op te nemen waarin

A-wedstrijden worden uitgesloten, zoals [appellant] betoogt.

Met het opnemen van artikel 5.4.2, onder i, in de planregels van het herstelbesluit heeft de raad een beperking in het plan opgenomen voor de deelname van tweetaktmotoren aan motorcrossactiviteiten. Deze planregel waarborgt dat het aandeel tweetaktmotoren nooit meer dan 50% mag zijn, zodat is verzekerd dat er geen tonaal geluid optreedt. Dit sluit ook aan bij het eerdere deskundigenbericht van de STAB waarin is toegelicht dat alleen in de situatie waarin uitsluitend of in hoofdzaak met tweetaktmotoren wordt gereden, moet worden aangenomen dat het geluid bij de woningen tonaal van karakter is. Dit betekent dat de raad ook aan de in dit verband gegeven opdracht heeft voldaan. De omstandigheid dat in het verleden in het plangebied wedstrijden zouden zijn gehouden waarbij uitsluitend gebruik is gemaakt van tweetaktmotoren, de suggestie dat dit in de toekomst ook nog gaat gebeuren en de stelling van [appellant] dat eerder de aantallen en soorten motoren niet zijn bijgehouden hebben niet tot gevolg dat het herstelbesluit in zoverre een gebrek bevat omdat deze omstandigheden niet de juistheid van de planregel zelf betreft.

Voor zover [appellant] vreest dat handhaving van artikel 5.4.2, onder h, en onder i, van de planregels van het herstelbesluit niet is gewaarborgd overweegt de Afdeling dat niet is gebleken waarom het bepaalde in artikel 5.4.2, onder h, en onder i, van de planregels van het herstelbesluit niet handhaafbaar zou zijn. Het zijn duidelijke en toepasbare voorschriften. MSV De Prikkedam heeft overigens bevestigd dat zij zich met de genoemde planregels kan verenigen.

Met het betoog over het beoordelingspunt (e) keert [appellant] zich tegen de overwegingen van de tussenuitspraak. Onder 29.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat er geen grond is voor het oordeel dat het besluit van 7 oktober 2019 in zoverre een gebrek bevat.  Zoals hiervoor onder 7 is overwogen kan de Afdeling, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.

De betogen slagen niet.

- Overige gronden

9.       [appellant] betoogt dat veldsporten niet zijn beoordeeld in het kader van de Wet natuurbescherming. Ook betoogt hij dat het plan economisch niet uitvoerbaar is.

Hiermee heeft [appellant] zijn beroepsgronden na de tussenuitspraak uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden die hij al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren had kunnen brengen. Dit is gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde, niet aanvaardbaar. De Afdeling laat wat [appellant] in dit verband aanvoert, dan ook buiten bespreking.

10.     Voor zover [appellant] gronden heeft aangevoerd over het toezicht- en handhavingsplan en over nevenactiviteiten die niet zouden zijn toegestaan op grond van milieuvergunningen, overweegt de Afdeling dat in deze procedure uitsluitend het bestemmingsplan ter beoordeling voorligt. Dit betekent dat wat [appellant] heeft aangevoerd over het toezicht- en handhavingsplan en de milieuvergunningen niet aan de orde kan komen.

Conclusie

11.     Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 7 oktober 2019 gegrond. Dit besluit moet wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb worden vernietigd, voor zover het gaat om:

- de functieaanduiding "specifieke vorm van sport - beginnerscrossbaan";

- artikel 5.4.2, tabel, onder 3, onder e, van de planregels, voor zover het betreft de waarden van 45 respectievelijk 56 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau tijdens trainingen en wedstrijden;

- artikel 5.4.2, tabel, onder 4, onder e, van de planregels, voor zover het betreft de waarde van 65 dB(A) voor het maximale geluidniveau tijdens wedstrijden.

11.1.  Omdat de raad het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" opnieuw en gewijzigd heeft vastgesteld, waarbij hij in de plantoelichting alsnog kenbaar heeft gemotiveerd dat de uitbreiding van het motorcrossterrein met de beginnerscrossbaan zich verdraagt met artikel 5.6.2 van de Verordening, ziet de Afdeling, anders dan in de tussenuitspraak onder 10.3 is overwogen, geen aanleiding nog in te gaan op de mogelijkheid van het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit van 7 oktober 2019, voor zover dit is vernietigd.

12.     Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] tegen het herstelbesluit is ongegrond.

12.1.  Omdat het beroep van [appellant] tegen het herstelbesluit ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, zoals [appellant] heeft verzocht.

Schending redelijke termijn

13.     [appellant] heeft een verzoek ingediend om schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Afdeling zal in een afzonderlijke uitspraak oordelen over dit verzoek van [appellant], waartoe de Afdeling het onderzoek zal heropenen. Aan deze zaak is het nummer 201908108/4/R3 toegekend.

Proceskosten

14.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 7 oktober 2019, waarbij het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" is vastgesteld, gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 7 oktober 2019, waarbij het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" is vastgesteld, voor zover het betreft:

- de functieaanduiding "specifieke vorm van sport - beginnerscrossbaan";

- artikel 5.4.2, tabel, onder 3, onder e, van de planregels, voor zover het betreft de waarden van 45 respectievelijk 56 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau tijdens trainingen en wedstrijden;

- artikel 5.4.2, tabel, onder 4, onder e, van de planregels, voor zover het betreft de waarde van 65 dB(A) voor het maximale geluidniveau tijdens wedstrijden;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 8 maart 2022, waarbij het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Prikkedam" is vastgesteld, ongegrond;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Ooststellingwerf tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.036,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Ooststellingwerf aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI.      bepaalt dat het onderzoek wordt heropend onder nummer 201908108/4/R3 ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de gevorderde schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzitter, en mr. H.J.M. Baldinger en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Jurgens
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022

163-933