Uitspraak 202102563/3/A3


Volledige tekst

202102563/3/A3.
Datum beslissing: 29 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Den Haag,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2021 in zaak nr. 19/4720 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2021 in zaak nr. 19/4720.

De burgemeester heeft de vertrouwelijke versie van twee documenten overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft twee zienswijzen met bijbehorende e-mailcorrespondentie. Het eerste document is een brief van de gemeente Amsterdam aan Adviesbureau Scholten & Partners en e-mailcorrespondentie van 22 oktober 2018. Het tweede document is de zienswijze van het Verwey-Jonker Instituut van 16 oktober 2018 met e-mailcorrespondentie van 11 en 15 oktober 2018.

Bij beslissing van 4 augustus 2021 heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, beslist dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken ambtenaren in dit geval niet zwaarder weegt dan het belang dat [appellant] kennis zal nemen van in de documenten vermelde namen en contactgegevens. Beperking van de kennisneming is in zoverre niet gerechtvaardigd geoordeeld.

De burgemeester heeft de Afdeling verzocht de beslissing in zoverre te herzien.

[appellant] heeft op het herzieningsverzoek gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1.       De burgemeester heeft zich bij het aanvankelijke verzoek op het standpunt gesteld dat de in de documenten vermelde persoonsgegevens van derden niet met [appellant] mogen worden gedeeld, gelet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. In dat verband acht de burgemeester van belang dat [appellant] journalist is en via de Telegraaf een groot bereik heeft. Volgens de burgemeester gaat het in dit geval om betrokkenen die in een kwetsbare positie verkeren. Verstrekking van de namen kan nadelige gevolgen hebben voor de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en haar partners.

2.       De Afdeling heeft op 4 augustus 2021 geoordeeld dat een zienswijze een op de zaak betrekking hebbend stuk is waarin de opvatting van een belanghebbende over een door het bestuursorgaan te nemen besluit is opgenomen. De aard en betekenis van een zienswijze brengen mee dat deze in beginsel ongeschoond van de processtukken deel behoort uit te maken. In de overgelegde zienswijzen zijn de namen en contactgegevens van behandelend ambtenaren en medewerkers van adviesbureau Scholten & Partners en het Verwey-Jonker Instituut, vermeld. De Afdeling is van oordeel dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen in dit geval niet zwaarder weegt dan het belang dat [appellant] kennis zal nemen van deze gegevens. De betrokken ambtenaren zijn ambtsdragers die uit hoofde van hun functie naar buiten treden zodat het belang van bescherming van hun persoonsgegevens minder zwaar weegt dan het belang van [appellant] om daarvan kennis te nemen. Dat geldt in dit geval ook voor de medewerkers van adviesbureau Scholten & Partners en het Verwey-Jonker Instituut. De Afdeling heeft de burgemeester verzocht een nieuwe versie van de zienswijzen te sturen dan wel de namen en contactgegevens mee te delen.

Verzoek om herziening

3.       De burgemeester heeft de Afdeling verzocht om de geheimhoudingsbeslissing te herzien voor zover die ziet op de namen van de behandelend ambtenaren van de gemeente. De burgemeester stelt dat het gaat om ambtenaren op medewerkersniveau zonder enige vorm van mandaat om besluiten te nemen. Dat deze ambtenaren bij derden zienswijzen in het kader van een Wob-verzoek hebben opgevraagd, betekent niet dat zij daarmee vanwege hun functie in de openbaarheid treden. De burgemeester vindt het belang van de bescherming van hun persoonsgegevens daarom niet minder zwaar wegen, dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de namen en contactgegevens van de ambtenaren. Het kennis nemen van de namen en contactgegevens is immers niet van belang voor de verdediging van [appellant]. Verder heeft de burgemeester aangevoerd dat de betreffende ambtenaren binnen het veiligheidsdomein werken. Gezien de aard van hun werkzaamheden en die van hun directie, legt volgens de burgemeester het belang van de bescherming van hun persoonsgegevens extra gewicht in de schaal.

Beoordeling verzoek

4.       Aangezien het verzoek van de burgemeester geen betrekking heeft op een uitspraak in de zin van de Awb, is artikel 8:119 van de Awb niet van toepassing. Voor het terugkomen op een beslissing omtrent de toepassing van artikel 8:29 van de Awb kan naar het oordeel van de Afdeling slechts aanleiding zijn in zeer uitzonderlijke gevallen, namelijk als naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek blijkt van evidente misslagen of nieuwe feiten.

5.       De Afdeling overweegt dat in dit geval niet aan de hiervoor weergegeven criteria voor het terugkomen op een geheimhoudingsbeslissing is voldaan. Weliswaar wordt de door de burgemeester in het herzieningsverzoek gegeven onderbouwing voor de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens van de ambtenaren, weergegeven onder rechtsoverweging 3, nu voor het eerst gegeven maar deze is niet gebaseerd op nieuwe feiten en niet valt in te zien waarom de burgemeester deze onderbouwing niet had kunnen geven in het aanvankelijke verzoek om beperkte kennisneming van de documenten. De Afdeling ziet daarom in wat de burgemeester heeft aangevoerd geen aanleiding om terug te komen op de beslissing van 4 augustus 2021. Daarbij komt dat de beslissing, mede gelet op de aard van de documenten en de rol van de betrokken ambtenaren in die documenten, niet zodanig onredelijk is dat deze om die reden niet in stand kan blijven.

6.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. Drop

lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Ley-Nell

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022