Uitspraak 202101446/1/R3


Volledige tekst

202101446/1/R3.
Datum uitspraak: 27 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Sumar, gemeente Tytsjerksteradiel,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Sumar, gemeente Tytsjerksteradiel,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Sumar 2019" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 23 juni 2022, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. J.P. Weyermans, [appellant sub 2] en anderen, bij monde van [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door J. Wijmenga en L. de Vries, zijn verschenen.

Overwegingen

INLEIDING

1.       Het plan voorziet volgens de plantoelichting in een actueel planologisch-juridisch kader voor de gehele dorpskern Sumar en is hoofdzakelijk conserverend van aard.

[appellant sub 1] woont aan de [locatie 1]. Hij is eigenaar van het perceel, kadastraal bekend gemeente Oostermeer, sectie I nummer 645, gelegen aan de Knilles Wytseswei tussen [locatie 2] en [locatie 3] (hierna: het perceel). Het perceel ligt op ongeveer 350 meter van het terrein van Sonac Burgum B.V. (hierna: Sonac). [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover daarin aan het perceel de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" is toegekend. [appellant sub 1] wil dat aan dit perceel een woonbestemming wordt toegekend, omdat hij het voornemen heeft op het perceel een woning op te richten met daarbij een stal voor het houden van pony’s.

[appellant sub 2] en anderen wonen allen aan De Homeie in Sumar. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen, omdat het plan volgens hen ten onrechte niet voorziet in een groenstrook naast de schouwsloot aan de achterzijde van hun woningen. Hierdoor kan in de nabijheid van de schouwsloot bebouwing worden opgericht. [appellant sub 2] en anderen betogen dat hierdoor het onderhoud van de schouwsloot onaanvaardbaar wordt belemmerd.

BESPREKING BEROEPEN

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Het beroep van [appellant sub 1]

Woonbestemming

3.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte vanwege de geur- en geluidscontouren van omliggende bedrijven, waaronder het bedrijf van Sonac, geen woonbestemming heeft toegekend aan het perceel. Volgens hem zijn die contouren gedateerd en bovendien niet langer noodzakelijk om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Hij voert in dit kader aan dat sinds de vaststelling van de geur- en geluidcontouren technische aanpassingen zijn doorgevoerd waardoor de geur- en geluidhinder afkomstig van Sonac is afgenomen. Hierdoor strekken de contouren volgens [appellant sub 1] verder dan noodzakelijk om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Dat is volgens [appellant sub 1] bovendien niet door de raad onderzocht. [appellant sub 1] wijst er verder op dat ten opzichte van het perceel, meerdere woningen aan het Mounepaed, de Knilles Wytseswei, de S.P. Hoekstraweg en de Dr. Prinsweg, dichterbij Sonac zijn gelegen. Daarnaast stelt [appellant sub 1] dat er plannen bestaan om aan de Burgurmerdaam in Burgum, binnen de geurcontouren van Sonac, woningen op te richten. Gelet op deze omstandigheden zijn er volgens [appellant sub 1] vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen bezwaren voor het toekennen van een woonbestemming aan het perceel.

3.1.    De raad stelt dat hij om meerdere redenen niet wenst mee te werken aan het toekennen van een woonbestemming aan het perceel. Volgens de raad leidt de toekenning van een woonbestemming aan het perceel tot strijd met de in 2006 in de vorm van een overeenkomst tussen het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel, het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân en de VROM-Inspectie Noord vastgestelde Beleidslijn geur Burgum/Sumar (hierna: de Beleidslijn). Daarbij is rond het bedrijf Sonac een geurcontour vastgesteld waarbinnen geen nieuwe woningen gerealiseerd mogen worden, omdat dit niet aanvaardbaar is uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat. Ook ligt het perceel volgens de raad binnen de geluidszone van het industrieterrein Burgum-Sumar. Door het toekennen van een woonbestemming aan het perceel zouden de op dat industrieterrein aanwezige bedrijven in hun activiteiten worden beperkt. Bovendien is naast het perceel aan het perceel [locatie 2] een transportbedrijf gevestigd. Met het toekennen van een woonbestemming kan volgens de raad niet worden voldaan aan de eisen van de milieuzonering. Dat heeft als gevolg dat de bouw van een woning leidt tot beperkingen voor de bedrijfsvoering van het transportbedrijf. Tot slot stelt de raad dat toekenning van een woonbestemming aan het perceel in strijd is met het gemeentelijke woonbeleid.

3.2.    In paragraaf 5.7.2 van de plantoelichting staat dat de geurhinder van het Industrieterrein Zuid van invloed is op de woonsituatie in het plangebied en dat in het kader van het Integrale Milieuzonering-project is vastgesteld dat de milieubelasting aanzienlijk is. Deze belasting bestaat volgens de plantoelichting met name uit geurhinder veroorzaakt door Sonac. In paragraaf 5.7.2 is verder een kaartje opgenomen, waar de ligging van de geurcontour vanwege het bedrijf van Sonac is weergegeven. Binnen deze contour mogen volgens de plantoelichting geen nieuwe woonfuncties worden gerealiseerd. Het plan geeft volgens de plantoelichting geen mogelijkheden voor nieuwe woonfuncties binnen deze contour.

3.3.    De Afdeling overweegt dat het perceel binnen de in de Beleidslijn vastgestelde geurcontour van Sonac ligt en dat volgens die Beleidslijn geen nieuwe woningen gerealiseerd mogen worden omdat dit niet aanvaardbaar is in verband met een goed woon- en leefklimaat bij de woningen. De Afdeling stelt voorop dat de raad de beleidsruimte heeft om hiervoor te kiezen. Waar [appellant sub 1] in dit kader heeft gesteld dat de in de Beleidslijn vastgestelde geurcontour inmiddels gedateerd is en dat als gevolg van technische aanpassingen zo’n geurcontour niet langer noodzakelijk is voor de beoordeling of sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij nieuwe woningen binnen die geurcontour, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1]  dit standpunt niet met concrete gegevens heeft onderbouwd. Daarnaast heeft de raad erop gewezen dat aangrenzend aan het perceel een transportbedrijf is gevestigd. De bedrijfsvoering daarvan valt onder milieucategorie 3.1 van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarvoor een richtafstand van 50 m voor geluid tot de gevel van een woning geldt. Dit betekent volgens de raad dat het oprichten van een woning op het perceel beperkingen kan opleveren voor de bedrijfsvoering van het transportbedrijf, omdat gelet op de breedte van het perceel niet aan de genoemde richtafstand kan worden voldaan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt van de raad onjuist is.

Voor zover [appellant sub 1] heeft gewezen op bestaande woningen in de geurcontour, is op de zitting vast komen te staan dat deze woningen al waren gebouwd voorafgaand aan de vaststelling van de voornoemde Beleidslijn. Deze door [appellant sub 1] genoemde woningen zijn daarom niet vergelijkbaar met zijn situatie. Verder is op de zitting vast komen te staan dat over de door [appellant sub 1] genoemde woningbouwplannen in Burgum nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.

3.4.    Onder deze omstandigheden heeft de raad mogen afzien van het toekennen van een woonbestemming aan het perceel.

Het betoog slaagt niet.

4.       [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met de aan het perceel toegekende bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond". Hij is van mening dat het perceel ongeschikt is voor het gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden.

4.1.    Blijkens de verbeelding is aan het perceel de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" toegekend.

Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

A. cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;

B. sloten, bermen en beplanting;

C. Het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie".

[…]".

Ingevolge artikel 1.33 van de planregels wordt onder cultuurgrond verstaan: "grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;".

4.2.    De Afdeling overweegt dat het perceel bestaat uit weiland en dat het plan met betrekking tot het perceel voorziet in het gebruik als cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik. Op de zitting is naar voren gekomen dat [appellant sub 1] op het perceel in de huidige situatie hobbymatig pony’s houdt. Naar het oordeel van de Afdeling kan het hobbymatig houden van pony’s op een weiland worden geschaard onder het hobbymatig gebruik van cultuurgrond als bedoeld in artikel 3.1 van de planregels. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten aanzien van het perceel het plan anders had moeten vaststellen dan dat hij heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen

5.       Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - Bouwstroken", voor zover toegekend aan gronden aan de achterzijde van hun woningen. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat het plan daar voorziet in de bouw van nieuwe woningen en dat in de bestaande situatie aan de achterzijde van hun woningen een schouwsloot loopt. [appellant sub 2] en anderen vrezen dat door de komst van nieuwe woningen tot aan de sloot bebouwing zal worden opgericht en dat hierdoor te weinig ruimte resteert om de schouwsloot te onderhouden met als mogelijk gevolg dat er bij hevige regenval wateroverlast ontstaat. Zij vinden daarom dat het plan ten onrechte niet voorziet in een groenstrook naast de schouwsloot achter hun woningen, die borgt dat voldoende ruimte resteert om de schouwsloot te onderhouden. Zij stellen dat in de Leidraad Watertoets (hierna: de Leidraad) van het Wetterskip Fryslân wordt geadviseerd om naast schouwsloten ruimte te reserveren ten behoeve van het onderhoud van die sloten.

5.1.    De raad stelt dat de grond van de nieuwbouwkavels tot aan het hart van de sloot (de westelijke zijde van de sloot) zal worden overgedragen aan de nieuwe eigenaren. In de koopovereenkomst zal volgens de raad een onderhoudsplicht voor die eigenaren worden opgenomen. De raad wijst er in dat kader op dat in de Leidraad wordt aangegeven dat de onderhoudsplicht ook notarieel in de koopakte kan worden vastgelegd. Gelet op het voorgaande is het onderhoud van de schouwsloot volgens de raad afdoende geborgd en hoeft daarom geen groenstrook aan de betrokken gronden te worden toegekend. De raad heeft op de zitting aangegeven dat hij schouwsloten in bestemmingsplannen niet specifiek bestemd.

5.2.    Artikel 2.1 van de Keur Wetterskip Fryslân 2013 (hierna: de Keur) luidt:

"1. Onderhoudsplichtig zijn diegenen die in de legger of in artikel 2.12 tot het verrichten ven gewoon of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen;

2. Onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig zijn functie."

5.2.1. Artikel 19.1 van de planregels luidt:

"De voor "Wonen - Bouwstroken" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

A. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

[…];

C. water

[…];

E. tuinen, erven en verhardingen;

[…]."

5.3.    Voor de betrokken gronden is door het Wetterskip een legger vastgesteld. Uit de leggerkaart blijkt dat voor het onderhoud van de bewuste schouwsloot de eigenaar van het perceel aan weerszijden van het water (de schouwsloot) verantwoordelijk is voor het gewoon en buitengewoon onderhoud voor een halve meter.

In de Leidraad is verder vermeld dat schouwwatergangen een functie hebben voor de aan-, af- en doorvoer van water en dat langs schouwsloten geen beschermingszone ligt. De aanliggende eigenaren zijn volgens de Leidraad verantwoordelijk voor het onderhoud aan de schouwsloten. Bij de realisatie van een plan moet het onderhoud van de schouwwatergangen volgens de Leidraad gewaarborgd worden. Realisatie van het plan mag niet tot gevolg hebben dat de schouwwatergangen onbereikbaar worden voor onderhoud.

5.4.    Op de zitting hebben [appellant sub 2] en anderen uiteengezet dat zij met hun beroep alleen opkomen voor het waterstaatkundige belang van de schouwsloot. De Afdeling overweegt dat zowel uit de legger als uit de Leidraad volgt dat aanliggende eigenaren verantwoordelijk zijn voor het onderhoud aan schouwsloten. Gelet hierop overweegt de Afdeling, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:328, dat de Keur ter plaatse van de gronden van de schouwsloot al voorziet in een regeling ter bescherming van het waterstaatkundige belang en dat het plan niet aan het onderhoud door de verantwoordelijke eigenaren in de weg staat. De Afdeling overweegt dat niet is uitgesloten dat andere ruimtelijke relevante belangen kunnen nopen tot het opnemen van een regeling ter bescherming van de schouwsloot. Uit de stukken en op de zitting is niet gebleken dat de raad zulke ruimtelijke belangen hier aanwezig acht. Daarom ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat naast de bescherming die de Keur voor het onderhoud aan de schouwsloot biedt, ook in het plan een regeling moet worden opgenomen ter bescherming van het waterstaatkundige belang. Voor zover [appellant sub 2] en anderen vrezen dat de schouwsloot niet meer kan worden onderhouden door aanwezige bebouwing naast de schouwsloot, overweegt Afdeling dat zij in die situatie een verzoek om handhaving bij het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân kunnen indienen vanwege een mogelijke overtreding op grond van de Keur.

5.5.    Gelet op het voorgaande heeft de raad vanwege het door [appellant sub 2] en anderen genoemde onderhoud mogen afzien van het toekennen van een groenstrook aan gronden naast de voornoemde schouwsloot.

Het betoog slaagt niet.

CONCLUSIE

6.       Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

PROCESKOSTEN

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022

817