Uitspraak 202106368/1/A2


Volledige tekst

202106368/1/A2.
Datum uitspraak: 27 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Marken, gemeente Waterland, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 26 augustus 2021 in zaak nr. 20/1347 op een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Procesverloop

Bij uitspraak van 26 augustus 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om het college van burgemeester en wethouders van Waterland te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.D. Boesveld, advocaat te Haarlem, en G.H. Roerdinkveldboom zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] heeft bij brief van 11 maart 2020 op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, de rechtbank verzocht het college en de raad van de gemeente Waterland te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding van € 24.750,-.

2.       [appellant] is omstreeks 2001 gestart met de ontwikkeling van het woningbouwproject De Bennewerf op een aantal aan [appellant] toebehorende percelen op Marken. Het woningbouwproject voorzag in de realisatie van onder meer 35 appartementen. [appellant] stelt schade te hebben geleden in de vorm van financieringskosten en bijkomende financiële problemen, omdat de ontwikkeling van dit project geen doorgang heeft gevonden.

Uitspraak van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding van [appellant] aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om te oordelen over het verzoek van [appellant] om een schadevergoeding. Volgens de rechtbank heeft [appellant] geen schadeoorzaken aangewezen die binnen het bereik van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb vallen. Ter zitting heeft [appellant] erkend dat de door het college genomen besluiten niet onrechtmatig zijn. Ook heeft [appellant] geen onrechtmatige handelingen ter voorbereiding van onrechtmatige besluiten gesteld of niet tijdig genomen besluiten benoemd. Daarbij komt dat [appellant] de gestelde schade niet heeft gespecificeerd en de hoogte daarvan ook niet heeft onderbouwd met stukken, aldus de rechtbank.

Betoog in hoger beroep

4.       [appellant] stelt schade te hebben geleden door het aannemen van de motie van de raadsfractie van de lokale politieke partij Waterland Natuurlijk! in de vergadering van de raad van de gemeente Waterland op 28 januari 2016. Hierdoor is medewerking aan het in het coalitieakkoord 2014-2018 opgenomen woningbouwproject De Bennewerf gestaakt. De gemeente heeft de samenwerking beëindigd met de Stichting Volks- huisvestinggroep Wooncompagnie (voorheen de Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam) om de planologische basis te bieden om de ontwikkeling van het project mogelijk te maken. De Wooncompagnie was sinds 2009 de eigenaar van de projectgrond en verstrekker van een lening aan [appellant] voor de ontwikkeling van het project. Volgens [appellant] moet het aannemen van de motie gelijk gesteld worden met een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat als gevolg van de motie het project de Bennewerf niet verder werd ontwikkeld. Het aannemen van de motie is in strijd met het vertrouwensbeginsel, aldus [appellant].

Beoordeling door de Afdeling

5.       In artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit.

6.       De Afdeling stelt vast dat [appellant] in hoger beroep het aannemen van de motie door de raad op 28 januari 2016 als schadeoorzaak aanwijst. Anders dan [appellant] betoogt, kan het aannemen van een motie in een raadsvergadering niet gelijkgesteld worden met een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het gaat om een politiek oordeel dat niet op rechtsgevolg is gericht. Een aangenomen motie schept op zich geen juridische verplichtingen. Voor zover de gemeente hierdoor de met de Wooncompagnie gesloten overeenkomsten heeft opgezegd, zijn dit privaatrechtelijke rechtshandelingen en geen besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [appellant] was ook geen partij bij deze overeenkomsten.

7.       De gestelde inbreuk op het auteursrecht van [appellant] inzake het project De Bennewerf is geen omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken.

8.       [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep verder ook geen schadeoorzaken als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb aangewezen. In het betoog dat de weg naar de burgerlijke rechter voor hem moeilijk begaanbaar is, ligt geen grond voor het oordeel dat de bestuursrechter bevoegd is om over het verzoek om schadevergoeding te oordelen.

9.       De slotsom is dat de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard om te beoordelen over het verzoek om vergoeding van schade.

10.     De Afdeling kan niet tegemoetkomen aan het verzoek [appellant] om het college te veroordelen tot het betalen van nadeelcompensatie (€ 24.750,-) op grond van artikel 4:126, eerste lid, van de Awb. Titel 4.5 van de Awb, waarin artikel 4:126 is opgenomen, is nog niet in werking getreden. Deze titel voorziet ook niet in de mogelijkheid om een rechtstreeks verzoek om nadeelcompensatie bij de bestuursrechter in te dienen. Nadeelcompensatie kan dus niet via een verzoekschriftprocedure bij de bestuursrechter (artikel 8:88 van de Awb) verhaald worden.

11.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

12.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.

w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Planken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022

299