Uitspraak 202203342/2/V1


Volledige tekst

202203342/2/V1.
Datum uitspraak: 22 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de staatssecretaris om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van:

1.       [de vreemdeling],

2.       de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 mei 2022 in zaak nr. NL22.7530 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, bepaald dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

Bij uitspraak van 27 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit en het inreisverbod en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.

2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.

3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.

w.g. Bijloos
voorzieningenrechter

w.g. De Vink

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2022

154-938