Afdeling bestuursrechtspraak verduidelijkt 'Bahaddar-beoordeling'

Gepubliceerd op 22 juni 2022

Het is verboden een vreemdeling uit te zetten naar een land waar hij wordt mishandeld of gemarteld. Dat staat in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat verbod mag niet worden geschonden. Daarom moet de bestuursrechter in rechtszaken soms in bijzondere gevallen nationale procedureregels buiten toepassing laten, bijvoorbeeld regels die eisen stellen aan de inhoud van een beroepschrift of over de termijn waarbinnen beroep moet worden ingesteld bij de bestuursrechter. Ook moet de bestuursrechter onderzoeken of een vreemdeling in het land waarnaar hij wordt uitgezet, risico loopt op mishandeling of marteling als hij overduidelijk niet alle relevante feiten heeft aangevoerd. In de uitspraak van vandaag (22 juni 2022) gaat de Afdeling bestuursrechtspraak uit oogpunt van rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming nader in op de vraag wanneer nationale procedureregels buiten toepassing moeten worden gelaten.

Arrest Bahaddar

De beoordeling of een nationale procedureregel wegens bijzondere omstandigheden opzij moet worden gezet, wordt de Bahaddar‑beoordeling genoemd. Die beoordeling komt voort uit het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998. Uit dat arrest volgt dat de bestuursrechter onder bijzondere omstandigheden een nationale procedureregel buiten toepassing moet laten om te voorkomen dat een vreemdeling wordt uitgezet naar een land waar hij wordt mishandeld of gemarteld.

Verduidelijking

De vraag wanneer de bestuursrechter moet beoordelen of zich ‘Bahaddar-omstandigheden’ voordoen in een bepaald geval en wanneer om die reden een nationale procedureregel niet moet worden toegepast, heeft verduidelijking nodig. In de uitspraak gaat de Afdeling bestuursrechtspraak daarom eerst in op het arrest van het Europese Hof en de nationale procedureregels en geeft zij een overzicht van haar rechtspraak over het buiten toepassing laten van een nationale procedureregel vanwege Bahaddar-omstandigheden

Achtergrond van de zaak

In de uitspraak van vandaag gaat het om een vreemdeling die bij terugkeer naar Irak vreest voor problemen wegens zijn afvalligheid en atheïsme. Hij heeft zijn beroepsgronden tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag te laat ingediend bij de rechtbank. Normaal gesproken kijkt de rechtbank dan niet meer inhoudelijk naar de beroepsgronden en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Omdat de rechtbank echter “niet deugdelijk kon beoordelen” of de vreemdeling bij terugkeer naar Irak risico loopt op mishandeling of marteling, heeft zij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen daar nader onderzoek naar te doen. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt met de uitspraak van vandaag dit oordeel van de rechtbank.

Toepassing van deze uitspraak

In een andere uitspraak van vandaag past de Afdeling bestuursrechtspraak deze uitspraak over het arrest Bahaddar meteen toe. Die uitspraak gaat over een vreemdeling uit Iran die in de procedure bij de rechtbank bedreigingen heeft overgelegd die zij via sociale media heeft ontvangen wegens haar seksuele gerichtheid en afvalligheid van de islam. De rechtbank heeft deze bedreigingen niet in haar oordeel betrokken. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak had de rechtbank dit wel moeten doen.


Lees hier de volledige tekst van beide uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummer 202101443/1 (man uit Irak) en zaaknummer 202200554/1 (vrouw uit Iran).