Uitspraak 202101198/2/A3


Volledige tekst

202101198/2/A3.
Datum uitspraak: 22 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

Stichting Animal Rights, gevestigd te Den Haag, en Stichting Fauna4life, gevestigd te Amstelveen, (hierna: de stichtingen)

verzoeksters,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 januari 2021 in zaak nr. 19/374 in het geding tussen:

de stichtingen

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2018 heeft het college een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) verleend.

Bij uitspraak van 5 januari 2021 heeft de rechtbank het door de stichtingen daartegen ingestelde beroep:

- gegrond verklaard,

- het besluit van 27 december 2018 vernietigd en

- het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak van de rechtbank is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college, de stichting Faunabeheereenheid Zuid-Holland (hierna: Faunabeheereenheid) en de stichtingen hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 24 januari 2022 heeft het college opnieuw ontheffing verleend. Dat besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

De stichtingen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2022, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. M. van Duijn, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.M. Lambooij, bijgestaan door dr. ir. J. Verhulst, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Faunabeheereenheid, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Faunabeheereenheid heeft een aanvraag gedaan voor een ontheffing van diverse verboden op grond van de Wnb voor het doden van vossen. Die ontheffing is bedoeld als een aanvullende maatregel op de landelijke vrijstellingsregeling voor het doden van vossen. Met de ontheffing beoogt de Faunabeheereenheid een effectiever afschot te bereiken in het belang van de bescherming van weidevogels en andere zogeheten bodembroeders.

Op 24 januari 2022 heeft het college opnieuw ontheffing aan Faunabeheereenheid verleend voor het doden van vossen tussen zonsondergang en zonsopkomst met een geweer. De ontheffing geldt jaarlijks van 1 december tot en met 30 juni en is verleend tot en met 30 juni 2023. De ontheffing heeft betrekking op de Natura 2000-gebieden die op de bij de ontheffing gevoegde kaart zijn weergegeven. Volgens het college zal een effectiever afschot van vossen leiden tot een afname van het predatiepercentage van bodembroeders. Het verzoek van de stichtingen strekt tot schorsing van de ontheffing, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.

3.       Anders dan het college, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een spoedeisend belang bestaat bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat Faunabeheereenheid van de ontheffing voor het doden van vossen gebruik wil maken.

4.       Niet in geschil is dat het broedsucces van bodembroeders in de provincie Zuid-Holland onder druk staat en dat predatie hierbij een rol speelt. De stichtingen betwisten echter dat de vos als predator de belangrijkste oorzaak is van de achteruitgang van bodembroeders in de gebieden waar mag worden gejaagd. De ontheffing is naar hun mening te algemeen, omdat deze zonder onderscheid geldt voor alle op de kaart weergegeven gebieden in Zuid-Holland. Onder verwijzing naar rapporten van Sovon Vogelonderzoek Nederland voeren zij aan dat de problematiek rondom predatie complex is. De impact van predatie hangt af van diverse factoren, zoals of het leefgebied van weidevogels voldoende open is ingericht en welke predatoren daarin voorkomen. Om verliezen door predatie te beperken is een gebiedsgerichte aanpak nodig die gebaseerd is op gebiedsgericht veldonderzoek. Pas als er duidelijkheid bestaat over de rol van de predator is een adequate aanpak mogelijk. Er is geen generieke aanpak om de predatiedruk te verminderen, omdat de situatie per gebied verschilt. De keuze voor een maatregel moet altijd in relatie tot een bepaald gebied worden genomen, aldus de stichtingen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het college op deze gronden van de stichtingen onvoldoende ingegaan. De voorzieningenrechter heeft daarom op voorhand twijfel of de ontheffing noodzakelijk is in aanvulling op de landelijke vrijstellingsregeling voor het doden van vossen. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de effectiviteit van afschot van vossen in de provincie Zuid-Holland tussen ter zake deskundigen ter discussie staat en op voorhand niet inzichtelijk is geworden dat, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, een groter afschot tot een afname van het predatiepercentage zal leiden. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.

5.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 24 januari 2022, kenmerk ODH227348, totdat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist;

II.       veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij Stichting Animal Rights en Stichting Fauna4life in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- (zegge: vijftienhonderdachttien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan Stichting Animal Rights en Stichting Fauna4life het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 541,- vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2022

629