Staatssecretaris J&V moet schade vergoeden die vrouw leed na arrestatie in Rusland

Gepubliceerd op 3 november 2021

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet een vrouw schadevergoeding betalen nadat zij naar Rusland werd uitgezet en daar werd gearresteerd, vastgezet, mishandeld en verkracht. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (2 november 2021). De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt hiermee in hoger beroep een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. In de uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dát de staatssecretaris de schade moet vergoeden, maar niet hoe hoog de schadevergoeding moet zijn. Dat gebeurt in een aparte procedure bij de rechtbank Amsterdam.

Achtergrond

De Russische vrouw vroeg in 2010 en 2013 asiel aan in Nederland. De staatssecretaris wees de verzoeken af en die besluiten werden daarna door afzonderlijke rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak bevestigd. Bij haar derde asielaanvraag in 2014 voerde zij aan dat ze gearresteerd en mishandeld zou worden als ze zou worden uitgezet naar Rusland. Om dit te onderbouwen, diende ze zeven bewijsstukken in. Desondanks wees de staatssecretaris haar asielaanvraag af. Kort daarna werd zij uitgezet en door de Koninklijke Marechaussee bij aankomst in Rusland overgedragen aan de autoriteiten. Zij werd toen direct gearresteerd en is tijdens haar gevangenschap mishandeld en verkracht. Volgens de vrouw is de staatssecretaris aansprakelijk voor de schade die zij hierdoor heeft geleden. De staatssecretaris is het daar niet mee eens, omdat het besluit over haar derde asielaanvraag is getoetst door de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak en toen niet is vastgesteld dat haar besluit onrechtmatig was. Dan bestaat er geen recht op schadevergoeding, aldus de staatssecretaris.

Rechtmatige uitzetting, maar toch recht op schadevergoeding

In de uitspraak komt de Afdeling bestuursrechtspraak tot het oordeel dat de staatssecretaris de vrouw een schadevergoeding moet betalen, ondanks dat het besluit van de staatssecretaris om de vrouw in 2014 uit te zetten rechtmatig was. Dat is bijzonder. In het bestuursrecht is het zo dat als de (hoogste) bestuursrechter een uitspraak heeft gedaan over een besluit, dat besluit onaantastbaar is. De (on)rechtmatigheid van dat besluit staat daarna niet meer ter discussie. Heeft een bestuursrechter een besluit als rechtmatig beoordeeld, dan is er in beginsel geen recht op schadevergoeding. Toch komt de Afdeling in deze zaak tot de conclusie dat dat recht in dit geval wel bestaat. Daarbij is van belang dat de vrouw direct na haar uitzetting in Rusland is vastgezet, mishandeld en verkracht, een risico waar zij in haar asielaanvraag tevergeefs op had gewezen. Het risico op schending van het fundamentele mensenrecht dat folteringen en onmenselijke behandeling verbiedt, heeft zich dus direct na haar uitzetting verwezenlijkt. Achteraf is dus gebleken dat de staatssecretaris dat risico verkeerd heeft ingeschat. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat deze verkeerde inschatting in dit specifieke geval voor rekening van de staatssecretaris moet komen, ondanks dat de rechter het besluit als rechtmatig beoordeelde.

Gevolg van de uitspraak

In de uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dát de staatssecretaris de schade moet vergoeden die de vrouw heeft geleden, maar niet hoe hoog de schadevergoeding moet zijn. Dat zal in een aparte procedure bij de rechtbank Amsterdam worden vastgesteld. Tegen een beslissing daarover staat uiteindelijk ook weer hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak open.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummer 201907823/1.