Uitspraak 202103195/2/R3


Volledige tekst

202103195/2/R3.
Datum uitspraak: 14 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Haaksbergen,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het college het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Haaksbergen-Dorp, uitbreidingslocatie De Veldmaat, wijziging locatie de Eik" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 31 augustus 2021, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door S. Scheggetman, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het wijzigingsplan heeft betrekking op een onbebouwd agrarisch perceel aan De Eik-Landweg, in het noordoosten van Haaksbergen. Het voorziet in een woonbuurt met maximaal 25 woningen en bijbehorende voorzieningen, waaronder een waterberging. In het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp Uitbreidingslocatie De Veldmaat" van 7 juli 2010 zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen die ten grondslag liggen aan de vaststelling van het wijzigingsplan. De gronden die in het plan van 7 juli 2010 de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 2" hebben zijn geheel opgenomen in het wijzigingsplan. De gronden die in het plan van 7 juli 2010 zijn aangeduid als "wro-zone-wijzigingsgebied 1" zijn voor een klein deel opgenomen in het wijzigingsplan, namelijk alleen voor zover deze gronden nodig zijn om een wadi te realiseren.

3.       Op de zitting is gebleken dat is begonnen met het bouwrijp maken van de gronden. Ook zijn er al omgevingsvergunningen aangevraagd. Dat betekent dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij schorsing van het wijzigingsplan.

4.       [verzoeker] is eigenaar van gronden die in het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp Uitbreidingslocatie De Veldmaat" van 7 juli 2010 de gebiedsaanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1" hebben. Hij is het er niet mee eens dat de agrarische bestemming voor het grootste gedeelte van zijn gronden niet wordt gewijzigd. Volgens hem is het altijd de bedoeling geweest dat wijzigingsgebied 1 en wijzigingsgebied 2 tegelijk zouden worden ontwikkeld. Hij wil dat de gemeente zijn gehele perceel verwerft en inricht als publiek gebied. Verder vreest hij voor wateroverlast als gevolg van het wijzigingsplan.

5.       Het rapport "Ontwikkeling De Eik Haaksbergen" van 17 november 2020 is opgenomen als bijlage bij de toelichting van het wijzigingsplan. Het college stelt dat uit dat rapport blijkt dat het water in de wadi wordt afgevoerd naar de watergang parallel aan de Landweg. Het college heeft ter zitting verklaard dat het profiel van de sloot zal worden aangepast, waardoor geen wateroverlast ontstaat, ook niet bij extreme weersomstandigheden. Het college stelt dat het waterschap Vechtstromen deze conclusie onderschrijft. Het stelt verder dat tijdens de bouwfase voorzieningen kunnen en ook zullen worden getroffen om wateroverlast te voorkomen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van het college dat het wijzigingsplan op een zodanige manier wordt uitgevoerd dat op de gronden van [verzoeker] geen sprake zal zijn van wateroverlast. De enkele, niet met een deskundigenrapport onderbouwde weerspreking van [verzoeker] van de stelling van het college is daartoe onvoldoende.

6.       De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de planregels van het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp Uitbreidingslocatie De Veldmaat" van 7 juli 2010 er niet aan in de weg staan dat de gronden van [verzoeker] voor een groot deel buiten het wijzigingsplan worden gelaten. Het college kan dus voor een deel van de gronden gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan van 7 juli 2010.

7.       Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat het beroep van [verzoeker] in de hoofdzaak gegrond zal worden verklaard. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2021