Uitspraak 202100063/2/R3


Volledige tekst

202100063/2/R3.
Datum uitspraak: 29 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van [verzoeker], wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker], wonend te Losser,

en

Provinciale staten van Overijssel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2020 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Dinkeldal Zuid" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 maart 2021, waar [verzoeker] en provinciale staten, vertegenwoordigd door I.T.T. Wolters en mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts zijn de gemeente Losser, vertegenwoordigd door A.J.G. Nijland, en het dagelijks bestuur van Waterschap Vechtstromen, vertegenwoordigd door D. Schipper en mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, ter zitting gehoord. [partijen] hebben door middel van een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het inpassingsplan heeft betrekking op het zuidelijke gebiedsdeel Dinkeldal van het Natura 2000-gebied "Dinkelland". Dit betreft het bovenstroomse deel van het Dinkeldal met een aantal zijbeken tussen de Duitse grens en de Ellermansbrug dat ongeveer 100 ha beslaat. Voor het plangebied zijn in het Natura 2000 - beheerplan "Dinkeldal Zuid", dat is vastgesteld op 9 september 2016, diverse maatregelen beschreven die nodig zijn om de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied te behalen. Deze maatregelen, die ook zijn vervat in het inrichtingsplan Dinkeldal Zuid, omvatten onder meer het dempen van een bestaand gedeelte van De Dinkel en het graven van een vervangend gedeelte van de stroomgeul.

3.       [verzoeker] heeft verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening tegen het inpassingsplan. Dit verzoek is met name gericht op het voorkomen van onherstelbare schade als gevolg van het dempen van een bestaand gedeelte van De Dinkel en het graven van een vervangend gedeelte van de stroomgeul. Deze werkzaamheden worden volgens [verzoeker] uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van het zogeheten LAGA-fietspad, dat in het plangebied tussen de Zoekerbrug en de Ellermansbrug komt te liggen.

4.       [verzoeker] woont aan de [locatie] te Losser op een afstand van ongeveer 1,7 km van de noordelijke grens van het plangebied. Provinciale staten hebben zich in dit verband op het standpunt gesteld dat [verzoeker] niet als belanghebbende is aan te merken.

4.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat [verzoeker] op geruime afstand van de noordelijke grens van het plangebied woont en dat is uitgesloten dat hij gelet op die afstand feitelijke gevolgen van de in het plan voorgestane maatregelen ondervindt. De voorzieningenrechter ziet evenwel, gelet op het feit dat [verzoeker] een zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Stichting Varkens in Nood), aanleiding om op voorhand uit te gaan van de ontvankelijkheid van het beroep van [verzoeker].

5.       [verzoeker] betoogt dat met het inpassingsplan ten onrechte wordt voorzien in de mogelijkheid om een gedeelte van de bestaande stroomgeul van De Dinkel te dempen en een vervangend gedeelte af te graven en in de mogelijkheid om ter plaatse van de gedempte stroomgeul een fietspad aan te leggen. Als gevolg hiervan gaan volgens hem aanwezige en verwachte natuurwaarden verloren. Het fietspad is volgens hem niet noodzakelijk als verbinding met de plaats Losser.

5.1.    Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

5.2.    Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

5.3.    Een natuurlijke persoon kan in rechte niet opkomen voor een algemeen belang. Indien een natuurlijke persoon zich beroept op de bepalingen van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, beroept hij zich op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen (uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706).

De individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen echter zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Deze situatie doet zich concreet voor ingeval het betreffende gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van verzoeker. In dat geval raakt de aantasting van het gebied immers ook zijn belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving.

5.4.    De voorzieningenrechter overweegt dat [verzoeker] zich met zijn betoog beroept op de normen van de Wnb die strekken tot bescherming van de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied "Dinkelland", waar de door [verzoeker] bestreden maatregelen worden uitgevoerd. Dit gebied ligt echter op een afstand van ongeveer 1,7 km van de woning van [verzoeker]. Deze afstand is zodanig dat geen sprake is van verwevenheid van het individuele belang van [verzoeker] en het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Gelet hierop strekken de normen van de Wnb over gebiedsbescherming kennelijk niet tot de belangen van [verzoeker] zodat het betoog niet kan leiden tot vernietiging van het plan.

6.       De voorzieningenrechter zal het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening daarom dan ook afwijzen.

7.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2021

270-901.