Uitspraak 201908430/1/R4


Volledige tekst

201908430/1/R4.
Datum uitspraak: 24 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht (hierna: SSLU), gevestigd te Utrecht,

verzoekster,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, in zaak nr. 201904448/1/A1.

Procesverloop

Bij uitspraak van 13 november 2019, in zaak nr. 201904448/1/A1 heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 april 2019 in zaak nr. 19/452 bevestigd. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.

De SSLU heeft de Afdeling verzocht om die uitspraak te herzien.

De SSLU heeft een nader stuk ingediend, waarin tevens wordt verzocht de uitspraak van 13 november 2019 vervallen te verklaren.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft een reactie ingediend.

Amrâth Hotels & Restaurants B.V. heeft eveneens een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 4 maart 2021, waar de SSLU, vertegenwoordigd door [gemachtigde], het college, vertegenwoordigd door mr. M. van Velzen-de Boer, en Amrâth Hotels & Restaurants B.V., vertegenwoordigd door mr. I.H. van der Berg, advocaat te Amsterdam, door middel van een videoverbinding aan de behandeling hebben deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De Afdeling heeft in de uitspraak van 13 november 2019 onder meer het volgende overwogen:

"8.3.    Naar het oordeel van de Afdeling staan de door SSLU omschreven effecten in een te ver verwijderd verband van de doelstelling van de SSLU. De opwekking van energie kan in algemene zin weliswaar van invloed zijn op de luchtkwaliteit, maar dit is afhankelijk van de wijze van energieopwekking. Bovendien zullen mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit zich met name voordoen in de omgeving waar de energie wordt opgewekt. De opgewekte energie kan vervolgens op een andere locatie worden ingezet. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het energieverbruik in het gebouw rechtstreeks van invloed is op de luchtkwaliteit in de regio Utrecht. Dit betekent dat de door SSLU aangedragen belangen niet behoren tot de collectieve belangen die zij krachtens haar statuten in het bijzonder behartigt. De collectieve belangen van SSLU worden dan ook niet rechtstreeks geraakt door het besluit van 21 november 2017.

[…] Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat SSLU geen belanghebbende is bij het besluit van 21 november 2017. Het betoog faalt."

Verzoek om herziening

2.       SSLU heeft aan haar verzoek om herziening en vervallenverklaring, samengevat weergegeven, ten grondslag gelegd dat de uitspraak van 13 november 2019 op een onjuiste feitelijke grondslag berust. Volgens SSLU heeft de Afdeling niet onderkend dat de gevolgen van energieopwekking zich uitsluitend zullen voordoen in de regio Utrecht en niet daarbuiten.

3.       Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

4.       De Afdeling stelt vast dat wat SSLU aanvoert geen afbreuk doet aan de overweging in de uitspraak van 13 november 2019 dat de opwekking van energie in algemene zin weliswaar van invloed kan zijn op de luchtkwaliteit, maar dat dit afhankelijk is van de wijze van energieopwekking. Deze overweging kan het oordeel van de Afdeling zelfstandig dragen, los van het verder in de uitspraak overwogene omtrent de omgeving waar eventuele gevolgen voor de luchtkwaliteit zich zullen voordoen. Zodoende ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het aangevoerde zou hebben kunnen leiden tot een ander oordeel dan dat de statutaire belangen van SSLU verband houdend met de bestrijding van luchtverontreiniging in de regio Utrecht niet rechtstreeks door het bij de rechtbank bestreden besluit worden geraakt. Gelet hierop doet zich niet de situatie voor die is beschreven in sub c, van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, zodat voor herziening alleen al hierom geen aanleiding bestaat.

Vervallenverklaring

5.       Het buitenwettelijk middel van vervallenverklaring wordt slechts in zeer bijzondere gevallen toegepast. Het dient uitsluitend tot herstel van evidente, niet voor rectificatie vatbare fouten van de rechter, die niet door het instellen van enig rechtsmiddel kunnen worden ondervangen. SSLU heeft niet gewezen op een zodanige fout.

Conclusie

6.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

7.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021

418.