Wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/645.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 3 december 2020, no.2020002481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112), met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit voorziet in de wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/645 (hierna: de richtlijn). (zie noot 1) De wijzigingen hebben onder andere betrekking op nascholingscursussen voor beroepschauffeurs, de informatie-uitwisseling tussen lidstaten ten aanzien van de geldigheid van rijbewijzen en de invoering van een kwalificatiekaart bestuurder die het bewijs vormt dat met goed gevolg nascholing is gevolgd in een andere lidstaat van de EU.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de informatie-uitwisseling tussen lidstaten ten aanzien van de geldigheid van rijbewijzen. Het ontwerpbesluit had aan de Autoriteit Persoonsgegevens voorgelegd moeten worden. De Afdeling adviseert dit alsnog te doen. In verband hiermee is tevens aanpassing van de toelichting wenselijk.

Informatie-uitwisseling tussen lidstaten

In het ontwerpbesluit is ter implementatie van de richtlijn bepaald dat uit het rijbewijzenregister door de Dienst Wegverkeer gegevens, waaronder mede begrepen persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, (zie noot 2) worden verstrekt. (zie noot 3) Deze gegevens worden verstrekt aan autoriteiten in andere lidstaten van de Europese Unie en aan autoriteiten in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die zijn belast met de uitvoering van en de controle op de naleving van de Derde rijbewijsrichtlijn, (zie noot 4) de Richtlijn vakbekwaamheid bestuurders (zie noot 5) en van richtlijn (EU) 2015/413, (zie noot 6) alsmede aan autoriteiten die belast zijn met controledoeleinden als bepaald in de Uniewetgeving.

In de nota van toelichting wordt verder ingegaan op de informatie-uitwisseling tussen lidstaten ten aanzien van de geldigheid van rijbewijzen. (zie noot 7) Daarin staat dat voorheen rijbewijsgegevens alleen mochten worden verstrekt aan instanties, bevoegd tot de afgifte van rijbewijzen. De aanpassing in de Derde rijbewijsrichtlijn verplicht lidstaten dat informatie over rijbewijzen die de lidstaten hebben afgegeven, ingewisseld, vervangen, verlengd of ingetrokken nu ook wordt gedeeld met de politie- en justitiediensten in de lidstaten ten behoeve van de uitoefening van controletaken die hun grondslag hebben in de Uniewetgeving.

Volgens de toelichting betekent dat voor het (Nederlandse) rijbewijzenregister dat gegevens die daarin zijn opgenomen voortaan ook gebruikt kunnen worden door politie- en justitiediensten in andere lidstaten, bijvoorbeeld om te controleren of een in Nederland woonachtige bestuurder die in een andere lidstaat wordt aangehouden beschikt over een geldig (Nederlands) rijbewijs. In de nota van toelichting wordt vermeld dat de Autoriteit Persoonsgegevens over dit ontwerpbesluit niet om advies is gevraagd, omdat er geen sprake is van nieuwe verwerking van persoonsgegevens. (zie noot 8)

De Afdeling merkt op dat de verplichting tot informatie-uitwisseling ten aanzien van de geldigheid van rijbewijzen een verstrekkend karakter heeft. De Afdeling volgt de opmerking in de toelichting dat geen sprake is van nieuwe verwerking van persoonsgegevens niet, nu de wijziging in het ontwerpbesluit voorziet in de verplichting om meer en andere afnemers van gegevens over rijbewijzen te voorzien. De wet Algemene verordening gegevensbescherming schrijft voor dat lidstaten de toezichthoudende autoriteit raadplegen bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel in verband met verwerking. (zie noot 9)

De Afdeling adviseert daarom om het ontwerpbesluit alsnog aan de Autoriteit Persoonsgegevens voor te leggen voor advies. De Afdeling benadrukt in dit verband dat haar rol als adviseur in laatste instantie vergt dat andere adviezen of toetsen beschikbaar en verwerkt zijn op het moment dat een voorstel bij de Afdeling aanhangig wordt gemaakt. Indien het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens leidt tot inhoudelijke wijzigingen van het ontwerpbesluit, adviseert de Afdeling het ontwerpbesluit opnieuw voor advies voor te leggen aan de Afdeling als laatste adviseur.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State

Nader rapport (reactie op het advies) van 9 juli 2021

Informatie-uitwisseling tussen lidstaten

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is alsnog advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Daaraan voorafgaand zijn de paragrafen 2.2 en 5.6 van de ontwerp nota van toelichting zodanig aangepast dat aandacht wordt besteed aan de verplichtingen die voorvloeien uit richtlijn 2018/645 en de wijze waarop die geïmplementeerd worden in het Reglement rijbewijzen. Daarmee wordt aangegeven dat de Nederlandse regering weinig ruimte toekomt om van de gegevensuitwisseling af te zien of op een andere manier in te richten.

De AP merkte op dat het ontwerp van de nota van toelichting nog geen verantwoording bevatte van de noodzaak om meer gevoelige categorieën persoonsgegevens te moeten kunnen verwerken. Het feit dat deze mogelijkheid standaard was in de bestaande regelgeving ontslaat de wetgever niet van de verplichting bij voornemens voor nieuwe regelgeving de noodzaak hiervan voor de nieuwe gevallen zorgvuldig te toetsen in het licht van de bepalingen van artikel 9 en 10 van de AVG en de uitkomst hiervan bij wijze van verantwoording neer te leggen in de nota van toelichting. De AP adviseerde de noodzaak van het verwerken van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard zorgvuldig per verwerking te bezien en tekst en toelichting aan de uitkomsten daarvan aan te passen.

Het advies van de AP heeft geleid tot een aanpassing van de wijzigingen van de artikelen 155 en 155a van het Reglement rijbewijzen (artikel I, onderdelen N en O, van het ontwerpbesluit) en de nota van toelichting. Het advies en de reactie erop zijn verwerkt in paragraaf 5.6 van de nota van toelichting.

Een zeer beperkte verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard is voor beide verwerkingen van persoonsgegevens, het verstrekken voor de tenuitvoerlegging van de derde rijbewijsrichtlijn, de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders of richtlijn (EU) 2015/413 en het verstrekken voor controle op de naleving van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, met name de daarin vervatte opleidingseisen, op heel specifieke punten noodzakelijk. Door alleen die noodzakelijke gegevens te verstrekken, is voldaan aan de vereiste proportionaliteit. De bescherming van persoonsgegevens wordt geëerbiedigd, ook door de Dienst Wegverkeer die bij de verstrekking passende en specifieke maatregelen treft ter bescherming van de grondrechten en de fundamentele belangen van de betrokkenen. Het verstrekken van de gegevens is daarmee in overeenstemming met de artikelen 9 (tweede lid, onderdeel g) en 10 van de AVG.

De verwerking van de bijzondere categorieën van persoonsgegevens betreft uitsluitend gegevens waaruit (mogelijk) ras of etnische afkomst blijkt. Om te controleren of een rijbewijs of kwalificatiekaart bestuurder geldig is en behoort bij de persoon die het document bij zich heeft, is een vermelding van geboorteplaats en -datum nodig. Die verwerking vindt dan plaats voor de identificatie van personen. Die verwerking is niet verboden gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG en artikel 25, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringswet AVG. De verwerking van die gegevens vindt plaats met het oog op de identificatie van de betrokkene, en slechts voor zover de verwerking voor dat doel onvermijdelijk is. Om de validiteit van een getoond rijbewijs te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk uit het rijbewijzenregister de geboorteplaats te kunnen raadplegen en te kunnen vergelijken met de geboorteplaats die op het rijbewijs is vermeld.

De verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard betreft het opgelegd hebben gekregen van een sanctie ten aanzien van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen of de geldigheid van een rijbewijs vanwege het hebben begaan van een strafbaar feit. Daarbij gaat het er niet om welk strafbaar feit is gepleegd, enkel om de geldigheid van het rijbewijs. Het is noodzakelijk dat gegevens over de geldigheid van het rijbewijs bekend zijn bij de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de naleving van de derde rijbewijsrichtlijn en indirect de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders. Immers, met dat gegeven kan worden vastgesteld of de betrokkene bevoegd is om te rijden met het rijbewijs dat hij toont. Verwerking van deze gegevens is in overeenstemming met artikel 10 van de AVG, omdat deze gegevens alleen worden verwerkt door overheidsautoriteiten en bovendien worden verwerkt met het oog op de tenuitvoerlegging van en controle op de genoemde richtlijnen, die ook voorschrijven dat daarop gecontroleerd moet worden.

Gezien het voorgaande en de beschreven noodzaak en proportionaliteit is de beperkte verwerking van genoemde bijzondere categorieën van persoonsgegevens (geboorteplaats) en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard (geldigheid rijbewijs) gerechtvaardigd op grond van de artikelen 9 en 10 van de AVG.

Het advies van de AP heeft enkel geleid tot verbeteringen en verduidelijkingen in het ontwerpbesluit, niet tot inhoudelijke wijzigingen. Daarom wordt het ontwerpbesluit niet opnieuw voor advies voorgelegd aan de Afdeling.

Tot slot is van de gelegenheid gebruikgemaakt enige wijzigingen van het Reglement rijbewijzen toe te voegen ter verbetering van de redactie daarvan en tevens enige redactionele verbeteringen in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting aan te brengen. Bovendien is de inwerkingtreding bepaald.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT


Voetnoten

(1) Richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112).
(2) Als bedoeld in paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming
(3) Zie artikel 155, eerste lid, van het ontwerpbesluit.
(4) Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU 2006, L 403).
(5) Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 226).
(6) Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.
(7) Zie paragraaf 2.2 van de nota van toelichting.
(8) Zie paragraaf 5.6 van de nota van toelichting.
(9) Zie artikel 36, vierde lid, van de AVG en artikel 28, tweede lid, van Richtlijn 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.