Samenvatting advies Tijdelijke wet informatieverstrekking RIVM i.v.m. COVID-19

Gepubliceerd op 29 mei 2020

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 25 mei 2020 advies uitgebracht over het wetsvoorstel informatieverstrekking RIVM i.v.m. COVID-19. Het wetsvoorstel is op 29 mei 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Raad van State openbaar geworden.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel wijzigt de Telecommunicatiewet zodat aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten verplicht kunnen worden informatie te verstrekken aan het RIVM. Deze informatie wordt afgeleid van verkeers- en locatiegegevens van mensen die een mobiele telefoon gebruiken. Het gaat om totaalaantallen van het aantal mobiele telefoons per gemeente, per uur. De totaalaantallen worden uitgesplitst naar de afgeleide herkomst (de gemeente waarin de mobiele telefoon in de afgelopen dertig dagen het vaakst verbinding heeft gemaakt) van de houder van de mobiele telefoon. De aanbieders versturen de totaalaantallen naar het CBS. Het CBS combineert vervolgens de totaalaantallen van de verschillende aanbieders en verwerkt de gegevens verder. Het CBS stuurt een dagelijkse rapportage naar het RIVM. Het RIVM gebruikt de geaggregeerde en gecombineerde gegevens om de effectiviteit van maatregelen te toetsen, en om op lokaal en regionaal niveau signalen te geven aan de GGD’en. De wet geldt voor één jaar, en kan steeds met twee maanden worden verlengd.

Persoonsgegevens

De Afdeling advisering begrijpt dat in de huidige crisis bijzondere maatregelen nodig kunnen zijn om de risico’s voor en uitbraken van het coronavirus beter in beeld te krijgen. Wel maakt zij een aantal opmerkingen. Zo moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen verwerking van persoonsgegevens en wanneer dat niet het geval is, en de gegevens dus niet meer zijn te herleiden tot een persoon. Dit onderscheid is van belang omdat bij het verwerken van persoonsgegevens rekening moet worden gehouden met de waarborgen die in de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de e-Privacyrichtlijn zijn neergelegd. Er is geen twijfel dat de verkeers- en locatiegegevens die worden verwerkt – om tot de totaalaantallen te komen – persoonsgegevens zijn, net als de herkomst die hieruit wordt afgeleid. Daarnaast onderschrijft de Afdeling advisering het standpunt van de regering dat de geaggregeerde informatie die aan het CBS en het RIVM wordt verstrekt geen persoonsgegevens betreffen. Juist omdat de herleidbaarheid van gegevens zo belangrijk is, vindt de Afdeling het wel wenselijk dat in de toelichting op het voorstel nog wordt ingegaan op relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU.

Andere waarborgen

Verder twijfelt de Afdeling advisering of het bewaren van deze informatie door het RIVM gedurende maximaal een jaar niet te lang is. Zij adviseert deze bewaartermijn nader te motiveren. Ook ontbreekt er in het wetsvoorstel nog een verplichting voor het CBS om de gegevens te vernietigen, zodra de informatie aan het RIVM is verstrekt. Zo’n verplichting biedt een extra waarborg. Daarnaast wordt geadviseerd om in de wet op te nemen dat de gegevensverwerking en gegevensverstrekking beperkt wordt voor zover dat nodig is om het coronavirus te bestrijden. Verder is nu nog onzeker hoe effectief de informatieverstrekking is met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus, terwijl hiervoor wel op grote schaal verkeers- en locatiegegevens worden verwerkt. Daarom adviseert de Afdeling advisering om in het wetsvoorstel een periodieke toetsing op te nemen, mede met het oog op een aanbeveling van de Europese Commissie en richtsnoeren van de European Data Protection Board.


W18.20.0144 Informatieverstrekking RIVM

Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport (reactie op het advies) van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.