Uitspraak 200201650/1


Volledige tekst

200201650/1.
Datum uitspraak: 11 december 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht van 14 januari 2002 in het geding tussen:

appellante

en

het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam voor openbaar voortgezet onderwijs Oost-IJsselmonde, gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht.

1. Procesverloop

Bij brief van 29 november 2001 heeft de rector van het Walburgcollege te Zwijndrecht, namens de schoolleiding, appellante medegedeeld dat haar zonen [partij 1] en [partij 2] geen onderwijs meer kunnen volgen aan het Walburgcollege, vanwege aantoonbare actieve betrokkenheid bij openlijke geweldpleging op 22 november 2001, en de schoolleiding ervoor heeft zorggedragen dat [partij 1] en [partij 2] onderwijs kunnen volgen op het Gemini College te Ridderkerk.

Tegen deze mededeling heeft appellante bezwaar gemaakt.

Bij uitspraak van 20 december 2001, verzonden op 10 januari 2002, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht een verzoek van appellante om een voorlopige voorziening toegewezen en de, door haar als besluit tot verwijdering aangemerkte, brief van 29 november 2001 geschorst tot één week na verzending van de beslissing op het bezwaar.

Bij besluit van 4 januari 2002 heeft het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam voor openbaar voortgezet onderwijs Oost-IJsselmonde (hierna: het dagelijks bestuur) het door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 14 januari 2002, verzonden op 7 februari 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht (hierna: de voorzieningenrechter) een verzoek van appellante om een voorlopige voorziening afgewezen en het door haar tegen het besluit van 4 januari 2002 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2002, hoger beroep ingesteld. Dit faxbericht is aangehecht.

Bij brief van 6 mei 2002 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2002, waar appellante en haar zonen in persoon, bijgestaan door mr. D. de Jong, advocaat te Dordrecht, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door
mr. F. Verhulst, advocaat te Rotterdam, vergezeld van de rector van het Walburgcollege, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: de WVO) zijn in een scholengemeenschap tot één school verenigd een school of inrichting in de zin van dit deel en een of meer andere al dan niet in dit deel bedoelde scholen, niet zijnde instellingen van hoger onderwijs.

Ingevolge artikel 19, tweede lid, kan aan een scholengemeenschap een nevenvestiging verbonden zijn indien de nevenvestiging is tot stand gebracht op de wijze en voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 75a, onderscheidenlijk bepaald krachtens artikel 75, vijfde lid.

Ingevolge artikel 27, eerste lid, - voorzover hier van belang - kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor elke soort van scholen of voor afdelingen van die scholen voorschriften omtrent verwijdering worden vastgesteld. Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is de leerling toe te laten.

Ingevolge artikel 32a, eerste lid, - voorzover hier van belang - kan het bevoegd gezag aan het hoofd van een school die aan bij algemene maatregel van bestuur te vermelden voorwaarden voldoet, een centrale directie plaatsen bestaande uit ten hoogste vijf leden, waarvan er een door hem wordt benoemd tot voorzitter.

Ingevolge artikel 32a, tweede lid, heeft de centrale directie in naam van het bevoegd gezag de leiding van de voorbereiding en de uitvoering van het beleid van de school, alsmede de coördinatie van de dagelijkse gang van zaken en van het beheer van de school. Indien toepassing is gegeven aan artikel 32b, is de centrale directie tevens met de daar bedoelde taken en bevoegdheden belast.

Ingevolge artikel 32b kan het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 32a, eerste lid, bepalen dat hem bij wettelijk voorschrift toekomende taken en bevoegdheden in naam van het bevoegd gezag worden uitgeoefend door de centrale directie.

Ingevolge artikel 32c, eerste lid, stelt het bevoegd gezag van een school een directiestatuut vast.

Ingevolge artikel 32c, tweede lid, - voorzover hier van belang - bevat het directiestatuut in ieder geval de aanduiding van de aan het bevoegd gezag bij wettelijk voorschrift toegekende taken en bevoegdheden waarvan het bevoegd gezag heeft bepaald dat de rector, de directeur, de conrector, de adjunct-directeur of de centrale directie van de school deze in naam van het bevoegd gezag kan uitoefenen.

2.1.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. (hierna: het Besluit) - voorzover hier van belang - kan het bevoegd gezag besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat deze en, indien de leerling nog niet de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is onderscheidenlijk zijn gesteld hierover te worden gehoord.

Ingevolge artikel 15, eerste lid, - voorzover hier van belang - worden de besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze nog niet de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt, ook aan diens ouders, voogden of verzorgers, bekendgemaakt, waarbij tevens de inhoud van het tweede lid wordt vermeld.

Ingevolge artikel 15, tweede lid, kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de bekendmaking bezwaar maken bij het bevoegd gezag.

2.2. Vast staat dat het Gemini College en het Walburgcollege tot de openbare scholengemeenschap Oost-IJsselmonde - die door het onderhavige openbaar lichaam in stand wordt gehouden - behoren en onder één bevoegd gezag vallen, te weten het algemeen bestuur van dat openbaar lichaam. Vast staat voorts dat het Gemini College moet worden beschouwd als hoofdvestiging, en het Walburgcollege als nevenvestiging van die scholengemeenschap. Bij een directiestatuut in de zin van artikel 32c heeft het bevoegd gezag, met toepassing van de artikelen 32a en 32b van de WVO, een centrale directie, bestaande uit twee rectoren, aan het hoofd van de school geplaatst.

2.2.1. Omdat de scholengemeenschap, gezien artikel 19, eerste lid, van de WVO, moet worden gekarakteriseerd als één school kan de mededeling van 29 november 2001 van de - door de rector als schoolleiding aangeduide - centrale directie niet als een beslissing tot verwijdering van een school, als waarop artikel 27 van de WVO en de artikelen 14 en 15 van het Besluit betrekking hebben, worden aangemerkt. [partij 1] en [partij 2] zijn en blijven tot de scholengemeenschap toegelaten. De mededeling dat zij niet langer aan het Walburgcollege, en in plaats daarvan aan het Gemini College onderwijs zullen volgen, betreft de dagelijkse gang van zaken en het beheer van de school. Die mededeling kan ook in zoverre niet als een op rechtsgevolg gerichte beslissing worden beschouwd. In verband hiermee is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geen sprake. De voorzieningenrechter heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat zich een zodanig besluit voordoet. Gelet op de artikelen 8:1 en 7:1 van de Awb kon tegen de mededeling van 29 november 2001 geen bezwaar worden gemaakt.

2.2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, moet het aldaar ingestelde beroep gegrond worden verklaard, moet de beslissing op bezwaar worden vernietigd en moet het tegen de mededeling van 29 november 2001 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard. Met het oog hierop kan in de voorliggende procedure niet worden ingegaan op het betoog van appellante dat zij als gevolg van die, door haar als onrechtmatig beschouwde, mededeling schade heeft geleden. Haar verzoek om de beweerdelijk geleden schade op de voet van artikel 8:73 van de Awb te vergoeden, moet derhalve worden afgewezen.

2.3. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht van 14 januari 2002, AWB 02/11 en AWB 02/12;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam voor openbaar voortgezet onderwijs Oost-IJsselmonde van 4 januari 2002;

V. verklaart het tegen de brief van de centrale directie van de openbare scholengemeenschap Oost-IJsselmonde van 29 november 2001 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;

VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VII. wijst het verzoek om schadevergoeding af;

VIII. veroordeelt het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam voor openbaar voortgezet onderwijs Oost-IJsselmonde in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.337,72, waarvan een gedeelte groot
€ 1.288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door het openbaar lichaam voor openbaar voortgezet onderwijs Oost-IJsselmonde te worden betaald aan de Secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091 onder vermelding van het zaaknummer);

IX. gelast dat het openbaar lichaam voor openbaar voortgezet onderwijs Oost-IJsselmonde aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (in totaal € 274,00) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Does w.g. Schuurman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2002

282-401.