Uitspraak 201807232/1/R3 en 201807234/1/R3


Volledige tekst

201807232/1/R3 en 201807234/1/R3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], wonend te Auhagen (Duitsland) en [appellant B], wonend te Zeist (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 heeft het college het wijzigingsplan "Binnenstad, wijziging horecaquota Brink en Grote Kerkhof" vastgesteld.

Bij besluit van 19 juni 2018 heeft het college het wijzigingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink, wijziging horecaquota" vastgesteld.

Tegen deze besluiten heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 7 augustus 2019, waar [appellant], bij monde van [appellant B], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.B. Steenbruggen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    De wijzigingsplannen voorzien in een wijziging van de lijst met toegestane horecabedrijven per horecagebied, die is opgenomen als bijlage bij de planregels van de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink". De wijziging houdt in dat het aantal toegestane horecabedrijven niet langer is begrensd in de horecagebieden "Concentratiegebied de Brink", "Grote Kerkhof" en "Kop van de Brink".

2.    De wijzigingsplannen brengen geen wijziging in de bestemmingen, planregels en de horecacategorie-indeling van de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink".

3.    [appellant] is eigenaar van het pand [locatie]. Dat pand is gelegen in het gebied Kop van de Brink en in de directe nabijheid van het gebied Concentratiegebied de Brink. [appellant] voert diverse bezwaren aan tegen de wijzigingsplannen. Hij vreest onder meer voor een onaanvaardbare aantasting van de gebruiksmogelijkheden van het pand en voor een vermindering van de leefbaarheid en veiligheid nabij het pand.

4.    Het beroep van [appellant] is in de eerste plaats gericht tegen het wijzigingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink, wijziging horecaquota". Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de Brink en wordt aangeduid met volgnummer 2 in de lijst met toegestane horecabedrijven, die is opgenomen als bijlage 1 bij de planregels van het wijzigingsplan. De gronden zijn, naast horeca van ten hoogste categorie 2A, onder meer bestemd voor detailhandel, dienstverlening, woningen en bedrijven.

Voorts verzet [appellant] zich tegen onderdelen uit het wijzigingsplan "Binnenstad, wijziging horecaquota Brink en Grote Kerkhof", voor zover deze betrekking hebben op Concentratiegebied de Brink. Het plangebied wordt aangeduid met volgnummer 1 in de lijst met toegestane horecabedrijven, die is opgenomen als bijlage 1 bij de planregels van het wijzigingsplan. Naast horeca van ten hoogste categorie 1B zijn op de gronden onder meer woningen, bedrijven en detailhandel toegestaan.

Het beroep van [appellant] is niet gericht tegen de onderdelen uit dit wijzigingsplan die betrekking hebben op het horecagebied "Grote Kerkhof".

5.    De Afdeling behandelt de beroepen van [appellant] vanwege de onderlinge samenhang gezamenlijk.

Toetsingskader

6.    Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

7.    Ingevolge artikel 2 van de planregels van de wijzigingsplannen zijn de regels en de verbeelding die deel uitmaken van de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", onverminderd van toepassing op de wijzigingsplannen, met dien verstande dat de lijst met toegestane horecabedrijven, die is opgenomen als bijlage 4 bij de regels van de bestemmingsplannen wordt herzien zoals aangegeven in de huidige lijst toegestane horecabedrijven, die is opgenomen als bijlage 1 bij de regels van de wijzigingsplannen.

8.    De van belang zijnde planregels zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Wijzigingsvoorwaarden

9.    [appellant] betoogt dat aan een aantal wijzigingsvoorwaarden die zijn opgenomen in de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", niet is voldaan.

- Waarden van het beschermd stadsgezicht

9.1.    [appellant] betoogt dat het ongelimiteerd toestaan van horecabedrijven afbreuk zal doen aan het unieke karakter van het beschermd stadsgezicht de Brink, zodat niet aan de desbetreffende wijzigingsvoorwaarde zou zijn voldaan. Hiertoe voert hij aan dat het bijzondere karakter van de pleinwand rondom de Brink en de relatie daarvan met de achterliggende woongebieden, in het bijzonder het Bergkwartier, reden waren om het aantal horecabedrijven in de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" te begrenzen. Het loslaten van het maximumaantal toegestane horecabedrijven zal volgens [appellant] tot negatieve gevolgen leiden voor de oostelijke pleinwand rondom de Brink, omdat hierdoor het diverse karakter aan functies verloren gaat en de pleinwand daardoor niet meer de bekroning vormt van het achterliggende Bergkwartier.

9.2.    Het college stelt zich op het standpunt dat, doordat de Brink is gelegen binnen beschermd stadsgebied en veel panden als gemeentelijk of rijksmonument zijn aangewezen, de invloed van het toestaan van meer horecabedrijven op het aangezicht van de Brink beperkt zal zijn. Volgens het college worden aanvragen om een omgevingsvergunning binnen het beschermde stadsgebied getoetst aan de relevante regelgeving en voorgelegd aan de Monumentencommissie en de Planadviesraad welstand. Voorts is de Brink een evenemententerrein waarop reeds horecabedrijven zijn gevestigd, aldus het college.

9.3.    Op grond van artikel 37, lid 37.3, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad" en artikel 13, lid 13.3, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", kan slechts toepassing aan de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid worden gegeven indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 2 en 4 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht.

9.4.    In bijlage 1 behorende bij de toelichting van het bestemmingsplan "Binnenstad" is de Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van de binnenstad van Deventer als beschermd stadsgezicht van december 1986 opgenomen. Op pagina 1 van de toelichting bij het aanwijzingsbesluit staat vermeld dat het beschermd stadsgezicht onder meer de Brink omvat. Over de te beschermen waarden staat op pagina 13 van de toelichting bij "nadere typering te beschermen waarden", dat de nadruk in de gebieden binnen het aangewezen stadsgezicht ligt op de nog aanwezige elementen van de oorspronkelijke structuur en op de relatie met het omliggende gebied, waarbij vooral de bouwhoogte en de ruimtelijke opbouw op de aansluitpunten met de omgeving van belang zijn. Voorts staat op pagina 19 van de toelichting bij het aanwijzingsbesluit vermeld dat de wisselende ruimtelijke opbouw en de stedelijke historische bebouwing van de Brink van grote waarde zijn.

In hoofdstuk 2 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad" alsmede in paragraaf 2.2 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" gelezen in samenhang met voornoemd hoofdstuk, is een beschrijving gegeven van de ruimtelijk-stedenbouwkundige en functionele structuur van de historische binnenstad van Deventer. De Brink met het aangrenzende Bergkwartier wordt in paragraaf 2.3.1 van de toelichting genoemd als toeristische trekpleister. Hier komt een grote diversiteit aan functies en een concentratie van horecavoorzieningen voor, zo staat in de toelichting.

Hoofdstuk 4 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad" omvat een beschrijving van de milieu- en omgevingsaspecten in de plangebieden. In dit hoofdstuk wordt onder meer een toelichting gegeven over de archeologische waarden van de binnenstad van Deventer.

9.5.    Over het beschermd stadsgezicht staat in paragraaf 5.2 van de plantoelichting dat de aanwijzing van het beschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan is geïntegreerd, op zodanige wijze dat de hoofdstructuur van de binnenstad in stand blijft en de functionele ontwikkeling aansluit bij de historische ontwikkeling. Dit betekent dat de van oudsher aanwezige maatvoering, de hoogte van de gebouwen en de verticale geleding van de gevels het uitgangspunt vormen voor nieuwe ontwikkelingen in de binnenstad, zo staat vermeld. Dit geldt ook voor de aanwezige variatie in gebouwen evenals de straatprofielen en de groen- en pleinstructuren. Het beschermende beleid ten aanzien van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om het bestaande beeld volledig vast te leggen. Het bestemmingsplan waarborgt de beeldbepalende gebiedswaarden en biedt in dat kader een regeling voor waardevolle elementen van de niet als rijksmonument aangewezen bebouwing, de onderlinge samenhang en variatie in de bebouwing en de gehele stedenbouwkundige structuur, zo staat in de plantoelichting.

9.6.    De Afdeling overweegt dat, omdat de wijzigingsplannen niet voorzien in nieuwe bouwmogelijkheden, de van oudsher aanwezige maatvoering, de hoogte van de gebouwen en de verticale geleding van de gevels ter plaatse van de Brink niet worden aangetast. Voorts hebben de plannen ook geen gevolgen voor de waardevolle elementen van de bebouwing rondom de Brink, de onderlinge samenhang en variatie in de bebouwing en de gehele stedenbouwkundige structuur ter plaatse van de Brink. Voor zover het betoog van [appellant] ziet op het waarborgen van de diversiteit van functies in de oostelijke bebouwingswand van de Brink, overweegt de Afdeling dat de wijzigingsplannen geen wijziging brengen in de ter plaatse toegestane functies. Op grond van artikel 5, lid 5.1 aanhef, en onder a, sub 3, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad" was al horeca toegestaan in de onderbouw en op de onderste bouwlagen van de gebouwen. Wel kan door toenemende aantallen horecabedrijven de ruimtelijke uitstraling van de Brink veranderen, onder meer omdat, zoals ter zitting is gebleken, horecabedrijven die zich in Concentratiegebied de Brink vestigen doorgaans over een terras beschikken. De Afdeling ziet echter geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich op het standpunt had moeten stellen dat deze invloed zodanig is, dat daardoor de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht de Brink onevenredig worden aangetast.

Ten aanzien van het betoog van [appellant] ter zitting, dat zijn beroepsgrond mede ziet op het waarborgen van de kleuren van de gevels van de gebouwen en de door hem naar voren gebrachte twijfels aan de totstandkoming van adviezen in dat verband, overweegt de Afdeling dat in onderhavige procedure slechts de vaststelling van de wijzigingsplannen ter beoordeling voorligt. Beroepsgronden over kleurstellingen en welstandsadviezen kunnen eventueel aan de orde komen in een procedure inzake een omgevingsvergunning. Deze laat de Afdeling dan ook buiten inhoudelijke bespreking.

Het betoog faalt.

- Gebruiksmogelijkheden [locatie]

10.    [appellant] betoogt dat de wijzigingsplannen onevenredig afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van zijn kantoorpand aan [locatie], zodat niet aan de desbetreffende wijzigingsvoorwaarde zou zijn voldaan. Volgens hem zal een toename van het aantal horecabedrijven ertoe leiden dat zijn pand onverhuurbaar wordt. Door de status van rijksmonument leent het pand zich niet voor een andere functie dan een kantoorfunctie, zo stelt hij.

10.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de wijzigingsplannen aanleiding zijn voor onverhuurbaarheid van zijn pand. Volgens het college is dit afhankelijk van meerdere factoren. De aanwezigheid van horeca naast woon- en kantoorfuncties, is volgens het college niet ongebruikelijk. Deze situatie bestaat al jaren in de binnenstad van Deventer. Het college wijst erop dat op grond van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" in de naastgelegen panden van [locatie] reeds horeca, maar ook andere functies zijn toegestaan. Het wijzigingsplan maakt dat niet anders. Het is aan [appellant] om te bepalen of verbouwen opweegt tegen eventuele leegstand en de daarbij behorende inkomstenderving, aldus het college.

10.2.    Op grond van artikel 37, lid 37.3, aanhef en onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad" en artikel 13, lid 13.3, aanhef en onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", kan slechts toepassing aan de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid worden gegeven indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.3.    Op grond van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" was het al mogelijk om horecabedrijven met activiteiten van horecacategorieën 2A, 2B en 3A te vestigen in de naastgelegen panden van [locatie]. Voorts is ter zitting gebleken dat op het moment van vaststelling van de wijzigingsplannen het kantoorpand aan [locatie] was verhuurd tot 2024. De Afdeling overweegt dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde onverhuurbaarheid van zijn pand in het verleden, enig aantoonbaar verband hield met de functies in de nabijheid van zijn perceel. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vaststelling van de wijzigingsplannen niet zorgt voor een onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van [locatie].

Het betoog faalt.

- Milieusituatie

11.    [appellant] betoogt dat uit de wijzigingsplannen niet blijkt hoe de leefbaarheid en veiligheid in de plangebieden zijn geborgd, zodat niet aan de desbetreffende wijzigingsvoorwaarde zou zijn voldaan. Ten aanzien van Concentratiegebied de Brink betoogt hij dat het niet langer begrenzen van het aantal toegestane horecabedrijven ten koste gaat van de omgeving. [appellant] wijst op de toelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad", waarin is opgenomen dat in de feitelijke uitwerking van de plannen binnen de concentratiesector rekening moet worden gehouden met de omgeving. Dat van een concentratiegebied sprake is, betekent volgens [appellant] niet dat geen rekening moet worden gehouden met andere functies in het plangebied.

11.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de plangebieden zijn te typeren als "gebieden met functiemenging". Onder verwijzing naar de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure), betoogt het college in de zienswijzennota dat in gebieden van dit omgevingstype lichte vormen van niet-woonfuncties direct naast elkaar voorkomen, zonder dat deze elkaar belemmeren en zonder dat aanvullende onderzoeken naar geluid, geur, stof en externe veiligheid nodig zijn. Daarnaast, zo stelt het college, is vereist dat per horecavestiging sprake is van voldoende geluidwering en dat wordt voldaan aan vereisten die zijn vastgelegd in andere wet- en regelgeving. Ter onderbouwing van de leefbaarheid in de plangebieden wijst het college op een advies van de Omgevingsdienst IJsselland, waaruit zou blijken dat eventuele hinder vanwege een toename van horecabedrijven "lastig is te objectiveren". Het college stelt voorts dat hij bij de voorbereiding van de wijzigingsplannen meerdere belangengroeperingen heeft betrokken en dat inspraak en overleg heeft plaatsgevonden. Verder stelt het college zich op het standpunt dat [appellant] niet heeft onderbouwd hoe het loslaten van het maximumaantal toegestane horecabedrijven ten koste gaat van de omgeving in Concentratiegebied de Brink. Het college stelt dat de toegestane horecacategorie in dit plangebied niet wijzigt en derhalve geen nieuwe nachtclubs, discotheken of dancings worden toegestaan maar enkel horecabedrijven die doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaken. Het college wijst er in dat verband op dat horecabedrijven zich alleen kunnen vestigen in de onderbouw en in de onderste bouwlagen van de gebouwen.

11.2.    Op grond van artikel 37, lid 37.3, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad" en artikel 13, lid 13.3, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", kan slechts toepassing aan de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid worden gegeven indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie.

11.3.    In hoofdstuk 4 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad" alsmede in paragraaf 2.2 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" gelezen in samenhang met voornoemd hoofdstuk, heeft de raad aandacht besteed aan de milieu- en omgevingsaspecten in de plangebieden. Blijkens paragraaf 4.4 van de plantoelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad" heeft de raad bij vaststelling van dat plan de VNG-brochure gebruikt bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van activiteiten die milieuhinder kunnen veroorzaken zoals horeca en hindergevoelige functies zoals wonen. In paragraaf 4.4.2 van de toelichting bij dat bestemmingsplan staat voorts vermeld dat in de binnenstad van Deventer gebieden zijn aangewezen waar een concentratie van horecafuncties wenselijk is zoals op het centrale deel van de Brink, en dat ter plaatse een goede afstemming met de directe omgeving noodzakelijk is in verband met het aspect geluid. Verder staat in hoofdstuk 4 van de plantoelichting vermeld dat een definitieve toets voor de beoogde ontwikkelingen moet worden uitgevoerd bij het doorlopen van de procedure van het wijzigingsplan.

11.4.    De VNG-brochure bevat twee systemen voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in de buurt van woningen in nieuwe situaties. In de eerste plaats is dit het systeem van richtafstanden tussen bedrijven en gevoelige functies. Daarnaast kent de VNG-brochure een afzonderlijke beoordelingssystematiek voor zogenoemde "gebieden met functiemenging". Binnen gebieden met functiemenging gaat het om milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Het begrip "gebied met functiemenging" wordt gebruikt om te verduidelijken welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. De VNG-brochure bevat daarvoor geen richtafstanden, maar kent drie milieucategorieën aan de hand waarvan de toelaatbaarheid van activiteiten wordt beoordeeld. De voornoemde richtafstanden zijn dan niet toepasbaar.

Categorie A betreft volgens de VNG-brochure activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij volgens de brochure toereikend. Hieronder vallen o.a. restaurants, snackbars, cafés en bars.

Categorie B betreft volgens de brochure activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor de omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Hieronder vallen discotheken en muziekcafés.

Bedrijfsactiviteiten die onder categorie C vallen - activiteiten van categorie B met een relatief grote verkeersaantrekkende werking - zijn toelaatbaar indien zij zijn gesitueerd langs een hoofdweg.

11.5.    Op de gronden in de plangebieden zijn functies als wonen, horeca, detailhandel en bedrijven op korte afstand van elkaar gesitueerd. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling sprake van "gebieden met functiemenging", zodat de beoordelingssystematiek voor functiemenging van toepassing is.

11.6.    Uit de lijst met toegestane horecabedrijven volgt dat in Concentratiegebied de Brink ten hoogste horecacategorie 1B mag worden geëxploiteerd. In Kop van de Brink mag maximaal horecacategorie 2A worden geëxploiteerd. Uit de lijst met toegestane horecacategorieën, gelezen in samenhang met artikel 2 van de planregels van de wijzigingsplannen, volgt dat onder horecacategorie 1 wordt verstaan: "grootschaliger vormen van horeca-activiteiten (met een oppervlakte van 200 m² en meer), waar in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie in het algemeen meer aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en meer druk op de openbare orde met zich meebrengt." Onder horecacategorie 1B wordt verstaan: "gecombineerd eten/drinken/dansen (met kleine dansvloer van maximaal 50 m²)".

Onder horecacategorie 2A wordt verstaan: "vormen van horeca die zich qua exploitatie richten op drankenverstrekking (café, bars, besloten feestzaal) welke doorgaans minder druk op de omgeving veroorzaken."

In paragraaf 3.3.1 van de toelichting bij de wijzigingsplannen staat dat de milieuzoneringssystematiek, die is gebaseerd op de begrenzing van de bestemming, niet verandert. Wel kan door de toenemende aantallen horecabedrijven door cumulatie de druk op het woon- en leefklimaat groter worden, met name bij de vestiging van horecabedrijven van horecacategorieën 1 en 2, zo blijkt uit de toelichting.

Ter zitting heeft het college hierover toegelicht dat er in de praktijk, naar verwachting, weinig zal veranderen in de plangebieden. Desgevraagd heeft het college verklaard dat na het vaststellen van de wijzigingsplannen in Kop van de Brink twee extra horecabedrijven zijn vergund en dat het totaal aantal vergunde horecabedrijven in dat gebied 18 bedraagt. In Concentratiegebied de Brink komt het totaal aantal vergunde horecabedrijven op 35, wat overeenkomt met het voorheen geldende maximumaantal dat was opgenomen in de lijst met toegestane horecabedrijven. Voorts heeft het college ter zitting naar voren gebracht dat zich naast de twee nieuwe horecabedrijven in Kop van de Brink geen initiatiefnemers hebben gemeld. Ook heeft het college verklaard dat niet alle vergunde horeca daadwerkelijk wordt geëxploiteerd en dat veel panden in de plangebieden zijn aangewezen als monument, wat zou betekenen dat niet alle panden geschikt zijn voor het vestigen van een horecabedrijf.

11.7.    De Afdeling overweegt dat horecacategorieën 1B en 2A uit de lijst met toegestane horecacategorieën naar hun aard kunnen worden gerangschikt onder activiteiten van categorieën A en B van de VNG-brochure. Voor activiteiten van categorie A betekent dit dat deze activiteiten aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd en de eisen van het Bouwbesluit geacht worden voldoende bescherming te bieden. Voor activiteiten van categorie B betekent dit dat deze in een gebied met functiemenging kunnen worden uitgeoefend, onder de voorwaarde dat zij bouwkundig afgescheiden dienen plaats te vinden van woningen en gevoelige functies. De VNG-methode voor gebieden met functiemenging stelt geen verdere beperkingen aan het aantal horecavestigingen van categorieën A en B.

11.8.    Uit de ter zitting geven toelichting leidt de Afdeling af dat het college zich het belang van de milieusituatie wel heeft aangetrokken maar, gelet op de tot nu toe beperkte aard van de ontwikkelingen in de praktijk, tot de conclusie is gekomen dat een afgewogen beoordeling van de cumulatie van hinder achterwege kon blijven.

Gelet op de ontwikkelingen die de plannen mogelijk maken en de aard van die ontwikkelingen, kunnen de wijzigingsplannen evenwel in zodanige mate tot een toenemende druk op de milieusituatie leiden dat niet is uit te sluiten dat cumulatieve effecten zullen leiden tot een onaanvaardbare verslechtering van het leef- en werkklimaat en de sociale veiligheid in de plangebieden. Hoewel met de vaststelling van de wijzigingsplannen de bestemmingen en de aard van de toegestane horecabedrijven niet wijzigen, maken de wijzigingsplannen het wel mogelijk dat binnen het bestemmingsvlak "Centrum - Horecagebied" (Concentratiegebied de Brink) zich onbeperkt horecabedrijven kunnen vestigen van horecacategorie 1B, 2A, 2B en 3A en binnen de bestemmingsvlakken "Centrum - Kernwinkelgebied 1" en "Centrum - Kernwinkelgebied 2" (Kop van de Brink) zich onbeperkt horecabedrijven kunnen vestigen van horecacategorie 2A, 2B en 3A. In dat verband hecht de Afdeling er belang aan dat Kop van de Brink is aangewezen als kernwinkelgebied en ter plaatse reeds andere functies zijn gevestigd. De stellingen van het college in het verweerschrift en ter zitting dat de wijzigingsplannen in de praktijk niet zullen leiden tot het verdwijnen van alle niet-horecafuncties en dat eventuele gevolgen van een toename aan horecabedrijven per nieuwe horecavestiging zullen worden beoordeeld, kunnen daar niet aan afdoen. Het onderzoek en de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de wijzigingsplannen moeten zijn gericht op de maximale planologische mogelijkheden van die plannen.

11.9.    Vanwege het ontbreken van een representatief onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de milieusituatie in de plangebieden en de directe omgeving daarvan, heeft het college niet inzichtelijk gemaakt dat de plannen niet zullen leiden tot een onaanvaardbare verslechtering van het leef- en werkklimaat en de sociale veiligheid ter plaatse. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling dan ook aanleiding voor het oordeel dat de besluiten van het college in zoverre onzorgvuldig zijn voorbereid en daarmee in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn vastgesteld.

Omdat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt dat met het vaststellen van de wijzigingsplannen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie in de plangebieden, staat niet vast dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden in artikel 37, lid 37.3, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad" en artikel 13, lid 13.3, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink".

Het betoog slaagt.

Uitoefening van de wijzigingsbevoegdheden

- Kader bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink"

12.    [appellant] betoogt dat de wijzigingsplannen zijn vastgesteld in strijd met het kader en de plansystematiek van de bestemmingsplannen "Binnenstad", respectievelijk "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", omdat in deze plannen bewust is gekozen voor een maximumstelsel. Over Kop van de Brink voert [appellant] aan dat dit gebied eerder is aangewezen als "ontwikkelingssector", wat volgens hem betekent dat een concentratie van horeca in dat gebied vanuit het oogpunt van leefbaarheid, veiligheid en functiemenging niet wenselijk is.

12.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de raad bij de vaststelling van de bestemmingsplannen de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden ruimtelijk aanvaardbaar heeft geacht. In dat verband wijst het college erop dat in het toen geldende horecabeleid was voorzien dat er binnen de planperiode behoefte kon ontstaan om geleidelijk in de deelgebieden meer horecabedrijven toe te laten en was voorzien in het loslaten van het maximumstelsel. Voorts wijst het college erop dat in het horecabeleid 2016-2020 geen indeling in sectoren meer wordt gehanteerd, maar een systeem met profielschetsen.

12.2.    De Afdeling stelt vast dat ten tijde van de vaststelling van de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" het horecabeleid 2009-2014 van toepassing was. In paragraaf 5.3.3 van de plantoelichting bij het bestemmingsplan "Binnenstad" staat dat dit beleid, - waarin onderscheid werd gemaakt tussen verschillende sectoren - is verdisconteerd in de lijst met toegestane horecabedrijven die was opgenomen in de bijlage bij dat plan.

12.3.    Uit wat hiervoor onder 6. is overwogen, volgt dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid de planologische aanvaardbaarheid van het wijzigen van de aantallen horecabedrijven binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft, in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd. Het betoog dat in bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" bewust - ook voor de lange termijn - zou zijn gekozen voor een maximumstelsel in de plangebieden, mist dus feitelijke grondslag. Ook de omstandigheid dat het gebied Kop van de Brink op grond van eerder beleid was aangewezen als zogenoemde ontwikkelingssector betekent, anders dan waar [appellant] vanuit gaat, niet dat het loslaten van het maximumstelsel in dat gebied is uitgesloten.

Het betoog faalt.

- Strijd met het horecabeleid 2016-2020

13.    [appellant] betoogt dat de wijzigingsplannen zijn vastgesteld in strijd met het horecabeleid 2016-2020. Hierin is omschreven dat het loslaten van de maximumaantallen toegestane horecabedrijven in de plangebieden zou plaatsvinden met de pilot "Omgevingsplan". [appellant] betoogt verder dat de wijzigingsplannen zijn vastgesteld in strijd met de in paragraaf 4.5 van het horecabeleid geformuleerde uitgangspunten "gematigde groei" en "maatwerk".

13.1.    De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het loslaten van de maximumaantallen zich niet verdraagt met het horecabeleid 2016-2020. Weliswaar wordt hierin vermeld dat het loslaten van de maximumaantallen voor de Brink (Kop van de Brink, het midden en het zuidelijk deel) pas zou plaatsvinden met de pilot "Omgevingsplan" (niet eerder dan 1 januari 2018 en niet later dan 1 januari 2019). In paragraaf 5.4 staat dat wordt gekozen voor een overgangsperiode vanwege zorgen van ondernemers over de toename van het totale Deventer horeca-aanbod. Hiermee wordt volgens het beleid voldaan aan de wens om voor de korte termijn te kiezen voor gematigde groei. Bij introductie van de pilot "Omgevingsplan" wordt volgens het beleid het al dan niet loslaten van het maximumstelsel voor de Brink opnieuw beoordeeld aan de hand van actuele ontwikkelingen.

Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat de raad vanwege het proces van de invoering van de Omgevingswet nog geen omgevingsplan heeft kunnen vaststellen en dat de vaststelling van een zogeheten "bestemmingsplan met verbrede reikwijdte" als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet ook niet haalbaar was.

Hoewel het loslaten van de maximumaantallen nu niet plaatsvindt binnen het kader van de pilot "Omgevingsplan", wordt wel voldaan aan de daarmee beoogde overgangsperiode, volgens welke het loslaten niet eerder dan 1 januari 2018 en niet later dan 1 januari 2019 zou plaatsvinden. Daarnaast bieden de wijzigingsbevoegdheden ook ruimte om rekening te houden met actuele ontwikkelingen. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het horecabeleid 2016-2020 in zoverre in de weg staat aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden.

Over het betoog van [appellant] dat de wijzigingsplannen zijn vastgesteld in strijd met paragraaf 4.5 van het horecabeleid 2016-2020, overweegt de Afdeling als volgt. In paragraaf 4.5 staat over maatwerk en gematigde groei: "Waar mogelijk en gewenst wordt ruimte geboden voor marktontwikkelingen en waar nodig worden daar grenzen aan gesteld om de huidige horecastructuur te versterken en de kwaliteit te waarborgen." Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat de insteek van "gematigde groei" en "maatwerk" is om de groei van horeca in bepaalde delen van de stad toe te laten binnen de bestaande horecastructuur. Het geleidelijk loslaten van het maximumaantal horecabedrijven in afzonderlijke delen van de stad, is aan te merken als "gematigde groei". Ook in zoverre ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het horecabeleid 2016-2020 in de weg staat aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden uit de bestemmingsplannen "Binnenstad" en "Binnenstad, herziening Kop van de Brink".

De betogen falen.

- Behoefte

14.    [appellant] betoogt dat de aanleiding voor het loslaten van het maximumstelsel in de plangebieden ontbreekt. Volgens hem is de behoefte aan nieuwe horecabedrijven niet aangetoond en staan er panden leeg. De wijzigingsplannen voorzien volgens [appellant] niet in een oplossing voor "de behoefte aan nieuwe concepten en de trend van schaalvergroting", omdat deze de omvang van de historische panden in de binnenstad niet zullen vergroten.

14.1.    Het college stelt dat de aanleiding van het loslaten van het maximumstelsel is gelegen in het horecabeleid Deventer 2016-2020 (hierna: het horecabeleid 2016-2020). De behoefte aan nieuwe horecavestigingen is volgens het college gebleken uit verzoeken uit de samenleving en initiatieven vanuit de markt. In het horecabeleid 2016-2020 wordt vermeld dat de behoefte aan nieuwe concepten wordt beperkt door het planologisch kader. Het beleid heeft als uitgangspunten gematigde groei, het versterken van de bestaande horecagebieden en deregulering. Door het gefaseerd invoeren van de verschillende acties uit dit beleid wordt voorkomen dat er situaties van overaanbod en verdringing ontstaan, aldus het college.

14.2.    De Afdeling stelt voorop dat het uitgangspunt geldt dat de raad de behoefte primair in de bestemmingsplannen onderbouwt. Zoals eerder gezegd en reeds onder 6. overwogen, is met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid de planologische aanvaardbaarheid van de daarmee mogelijk gemaakte wijziging in beginsel gegeven. Dit laat onverlet dat toepassing van een wijzigingsbevoegdheid moet strekken tot een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling acht het op zichzelf niet onaannemelijk dat behoefte bestaat aan nieuwe horecaconcepten. Naar het oordeel van de Afdeling is het college er echter niet in geslaagd aannemelijk te maken dat behoefte bestaat aan het onbeperkt toestaan van nieuwe horecabedrijven van horecacategorieën 1B, 2A, 2B en 3A in Concentratiegebied de Brink en horecacategorieën 2A, 2B en 3A in Kop van de Brink.

De Afdeling overweegt dat het horecabeleid ten tijde van de vaststelling van de wijzigingsplannen reeds enkele jaren oud was. Bij de start van de voorbereiding van de plannen had meer bekend kunnen zijn over de in dat beleid genoemde "actuele ontwikkelingen". Daarbij betrekt de Afdeling dat, zoals eerder overwogen onder 11.6., het college ter zitting te kennen heeft gegeven dat in Kop van de Brink ten tijde van de vaststelling van de plannen behoefte bestond aan twee nieuwe vestigingen en dat de kennelijke behoefte in Concentratiegebied de Brink nagenoeg gelijk was aan het maximumaantal horecabedrijven dat was opgenomen in de lijst met toegestane horecabedrijven. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het college de bestreden besluiten ook in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb heeft voorbereid.

Het betoog slaagt.

- Functiemenging

15.    [appellant] betoogt dat de vaststelling van de wijzigingsplannen ten koste gaat van de functiemenging in de plangebieden. Hij voert aan dat functiemenging bijdraagt aan een prettig leef- en verblijfsklimaat en aan het voorkomen van leegstand. Volgens hem zal marktwerking leiden tot het verdwijnen van andere functies dan horeca, omdat aan horecaexploitanten een hogere huurprijs kan worden gevraagd. Ten aanzien van Kop van de Brink betoogt [appellant] dat van een representatief beeld en diversiteit in dit gebied geen sprake meer zal zijn, wat volgens hem een belangrijke reden was om het aantal toegestane horecabedrijven in dit plangebied te begrenzen.

15.1.    Het college wijst erop dat de bestemmingen niet worden gewijzigd en dat het loslaten van de maximumaantallen in de plangebieden niet betekent dat andere functies zullen verdwijnen of niet meer mogelijk zijn. Een gevarieerd aanbod van functies als winkels, wonen, werken en horeca blijft mogelijk en voorts zullen horecabedrijven zich naar verwachting sneller vestigen in leegstaande panden, zo voert het college aan. Verder stelt het college zich op het standpunt dat het loslaten van het maximumaantal horecabedrijven in het plangebied Kop van de Brink, niet maakt dat dit gebied niet langer representatief en divers is. Het wijzigingsplan biedt volgens het college meer mogelijkheden voor horeca, maar ook hier blijft een gevarieerd aanbod van functies mogelijk.

15.2.    Zoals eerder overwogen onder 2. brengen de wijzigingsplannen geen wijzigingen in de ter plaatse toegestane functies ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen. Ten aanzien van de gronden in Concentratiegebied de Brink was in het bestemmingsplan "Binnenstad" al gebruik voor horecabedrijven, detailhandel, wonen en bedrijven toegestaan. Met betrekking tot Kop van de Brink overweegt de Afdeling dat ook in dit plangebied, dat is aangewezen als kernwinkelgebied, naast detailhandel functies als dienstverlening, wonen, bedrijven en horeca waren toegestaan. Niet is aannemelijk geworden dat het uitoefenen van deze functies na vaststelling van de plannen feitelijk niet meer mogelijk is. Dat de horecafunctie mogelijk gaat toenemen in een kernwinkelgebied leidt op zichzelf, wat daar verder ook van zij, niet tot het oordeel dat het college de wijzigingsplannen om die reden niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

16.    Het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink, wijziging horecaquota" is gegrond. Het besluit van 19 juni 2018 tot vaststelling van dat plan dient te worden vernietigd, wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

17.    Het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan "Binnenstad, wijziging horecaquota Brink en Grote Kerkhof" is gegrond. Het besluit van 19 juni 2018 tot vaststelling van dat plan dient te worden vernietigd, wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover het betreft de onderdelen van het wijzigingsplan die betrekking hebben op horecagebied "Concentratiegebied de Brink", aangeduid met volgnummer 1 in de lijst met toegestane horecabedrijven die is opgenomen als bijlage 1 bij de planregels van het wijzigingsplan.

18.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

19.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer van 19 juni 2018 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink, wijziging horecaquota";

III.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer van 19 juni 2018 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Binnenstad, wijziging horecaquota Brink en Grote Kerkhof", voor zover het betreft de plandelen die betrekking hebben op horecagebied "Concentratiegebied de Brink", aangeduid met volgnummer 1 in bijlage 1 behorende bij de planregels van dat besluit;

IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deventer tot vergoeding van de bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 32,77 (zegge: tweeëndertig euro en zevenenzeventig cent), met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Deventer aan [appellant A] en [appellant B] de door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierechten ten bedrage van in totaal € 340,00 (zegge: driehonderdveertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI.    draagt het college van burgemeester en wethouders van Deventer op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II. en III. worden verwerkt op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

271-933.

BIJLAGE

Planregels, behorend bij bestemmingsplan "Binnenstad"

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.3 Wijziging Bijlage m.b.t. categorieen en aantallen horecabedrijven

"Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de in Bijlage 4 aangegeven categorieën en aantallen horecabedrijven worden gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a. de in hoofdstuk 2 en 4 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht;

b. de woonsituatie;in die zin dat de tweede en hogere bouwlaa

c. de milieusituatie;

d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken."

Artikel 5 Centrum - Horecagebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Horecagebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. horecabedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 1', 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 3' 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 4', 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 5', of 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 6', waarbij:

1. het aantal horecabedrijven per horecagebied het in Bijlage 4 genoemde maximum aantal niet mag overschrijden;

2. de horecacategorie per horecagebied overeenkomt met de in Bijlage 4 toegestane horecacategorieën;

3. deze functie alleen is toegestaan in de onderbouw en de eerste bouwlaag van een gebouw, maar in de onderbouw alleen ondergeschikte functies zijn toegestaan zoals toiletten, garderobe, keuken;

b. woningen al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in lid 34.2; waarbij deze functie alleen is toegestaan:

1. in de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw;

2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' deze functie ook op de begane grond is toegestaan;

c. ambachtelijke bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 zijn aangeduid als categorie A of B, waarbij deze functie alleen is toegestaan:

1. in de onderbouw en eerste bouwlaag van een gebouw;

2. indien met toepassing van sublid 5.5.1 onder a met omgevingsvergunning is afgeweken;

d. alsmede ter plaatse van de aanduiding:

[…]

Planregels, behorend bij bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink"

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.3 Wijziging Bijlage m.b.t. categorieen en aantallen horecabedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de in Bijlage 4 aangegeven categorieën en aantallen horecabedrijven worden gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a. de in hoofdstuk 2 en 4 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht;

b. de woonsituatie;in die zin dat de tweede en hogere bouwlaa

c. de milieusituatie;

d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 4 Centrum - Kernwinkelgebied 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Kernwinkelgebied 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel al dan niet in combinatie met horeca categorie 3b als bedoeld in Bijlage 3 Categorie-indeling Horeca, met uitzondering van perifere detailhandel waarbij:

1. deze functie alleen is toegestaan in de onderbouw en eerste bouwlaag van een gebouw,

2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1' deze functie ook in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan

b. woningen al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in lid Bijlage 1 Staat van Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, waarbij deze functie alleen is toegestaan in de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw;

c. alsmede ter plaatse van de aanduiding

1. 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 2', bestemd voor horecabedrijven waarbij:

het aantal horecabedrijven per horecagebied het in Bijlage 4 Lijst met toegestane horecabedrijven per horecagebied genoemde maximum aantal niet mag overschrijden;

de horecacategorie per horecagebied overeenkomt met de in Bijlage 4 Lijst met toegestane horecabedrijven per horecagebied toegestane horecacategorieën;

deze functie alleen is toegestaan in de onderbouw en de eerste bouwlaag van een gebouw, maar in de onderbouw alleen ondergeschikte functies zijn toegestaan zoals toiletten, garderobe, keuken;

[…]

Artikel 5 Centrum - Kernwinkelgebied 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Kernwinkelgebied 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel al dan niet in combinatie met horeca categorie 3b als bedoeld in Bijlage 3 Categorie-indeling Horeca, met uitzondering van perifere detailhandel waarbij:

[…]

b. dienstverlening, waarbij:1. deze functie alleen is toegestaan in de onderbouw en eerste bouwlaag van een gebouw;

[…]

c. woningen al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in lid Bijlage 1 Staat van Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, waarbij:

[…]

d. ambachtelijke bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A of B, waarbij deze functie alleen is toegestaan:

[…]

e. alsmede ter plaatse van de aanduiding:

1. 'specifieke vorm van horeca - horecagebied 2', bestemd voor horecabedrijven waarbij: het aantal horecabedrijven per horecagebied het in Bijlage 4 Lijst met toegestane horecabedrijven per horecagebied genoemde maximum aantal niet mag overschrijden;

de horecacategorie per horecagebied overeenkomt met de in Bijlage 4 Lijst met toegestane horecabedrijven per horecagebied toegestane horecacategorieën;

deze functie alleen is toegestaan in de onderbouw en de eerste bouwlaag van een gebouw, maar in de onderbouw alleen ondergeschikte functies zijn toegestaan zoals toiletten, garderobe, keuken;

[…]

Planregel, behorend bij wijzigingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink, wijziging horecaquota"

Artikel 2 Verwijzing naar het bestemmingsplan

2.1 Dit plan is een gedeeltelijke wijziging van Bijlage 4 van de regels van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", vastgesteld op 29 oktober 2014 voor wat betreft het Horecagebied met volgnummer 2 "Kop van de Brink".

2.2 Op dit wijzigingsplan zijn van toepassing de regels en de verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink", met dien verstande dat bijlage 4 van de regels van het bestemmingsplan "Binnenstad, herziening Kop van de Brink" wordt herzien, zoals aangegeven in Bijlage lijst toegestane horecabedrijven per horecagebied van dit wijzigingsplan.

[…]

Planregel, behorend bij wijzigingsplan "Binnenstad, wijziging horecaquota Brink en Grote Kerkhof"

Artikel 2 Verwijzing naar het bestemmingsplan

2.1 Dit plan is een gedeeltelijke wijziging van Bijlage 4 van het bestemmingsplan "Binnenstad" dat door de Gemeenteraad van Deventer is vastgesteld op 19 december 2012, voor wat betreft de Horecagebieden met volgnummers 1 "Concentratiegebied de Brink" en 3 "Grote Kerkhof".

2.2 Op dit wijzigingsplan zijn van toepassing de regels en de verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan "Binnenstad", met dien verstande dat bijlage 4 van de regels van het bestemmingsplan "Binnenstad" wordt herzien, zoals aangegeven in Bijlage lijst toegestane horecabedrijven per horecagebied van dit wijzigingsplan.