Uitspraak 201809903/1/R1


Volledige tekst

201809903/1/R1.
Datum uitspraak: 16 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Heerde, en anderen,

en

de raad van de gemeente Heerde,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Ontwikkelingsgebieden, 12e herziening (tankstation Zwarteweg)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2019, waar [gemachtigde], bijgestaan door mr. A.A. Robbers, rechtsbijstandverlener te Ugchelen, en de raad, vertegenwoordigd door N. Haverkamp en J. Schuurman, zijn verschenen. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] zijn voorts als partij ter zitting verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plangebied is gelegen op de hoek van de Zwarteweg en de Eperweg (N794) te Heerde, nabij afslag 28 van de A50. Het plan maakt de realisatie van een onbemand tankstation mogelijk. Deze ontwikkeling maakt deel uit van de herinrichting van de N794. Om het tankstation mogelijk te maken zal de woning aan de Eperweg 60 met naastgelegen parkeerplaats verwijderd worden. [appellante] en anderen vrezen onder andere dat het tankstation zal leiden tot een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen, waardoor de verkeersonveiligheid op de Zwarteweg zal toenemen.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijk

Planbegrenzing

3.    Volgens [appellante] en anderen had de toekomstige ontwikkeling van [bedrijf] op het terrein van de zoutloods meegenomen moeten worden in het onderhavige plan, aangezien de ontwikkeling van het tankstation en de ontwikkeling van een circulair kenniscentrum en een ambulancepost door [bedrijf] bij elkaar horen. In dat verband voeren [appellante] en anderen aan dat de raad handelt met een oneigenlijk oogmerk, omdat het plan enkel is opgesteld om deze toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken.

3.1.    De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

3.2.    In hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij acht de Afdeling van belang dat niet is gebleken dat tussen de gronden van het onderhavige plangebied en de locatie van de voormalige zoutloods een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat de raad de begrenzing van het onderhavige plangebied niet zo heeft kunnen vaststellen en deze gronden samen met de locatie van de voormalige zoutloods in één bestemmingsplan had moeten opnemen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad heeft toegelicht dat de beoogde ontwikkeling van [bedrijf] zich in een ander stadium bevindt en minder concreet is dan de ontwikkeling van het tankstation. De raad heeft voorts toegelicht dat er aanleiding bestond om de ontwikkeling van het tankstation eerder mogelijk te maken, aangezien het verwijderen van de woning aan de Eperweg 60 ten behoeve van het tankstation ten goede komt aan een veiligere verkeerssituatie.

Het betoog slaagt niet.

Uitgangspunten verkeersonderzoek

4.    [appellante] en anderen stellen dat het plan leidt tot meer verkeersbewegingen dan waar het rapport van bureau Dufec van uitgaat. Er is in het rapport ten onrechte geen rekening gehouden met de bestaande verkeersbewegingen van [appellante] en [bedrijf]. Evenmin is rekening gehouden met de in de toekomst nog te verwachten toename van verkeer als gevolg van de te realiseren vestiging van [bedrijf].

Volgens [appellante] en anderen heeft er bovendien een beperkte toetsing van de volumeverwachting plaatsgevonden aangezien het grote prijsverschil ten opzichte van brandstofverkooppunten langs de A50 niet is meegenomen en meer auto’s dan verwacht als gevolg van het prijsverschil zullen afbuigen van de A50 om gebruik te maken van het tankstation aan de Zwarteweg.

4.1.    Vast staat dat bureau Dufec een kruispunttelling heeft uitgevoerd op het kruispunt N794 van de Zwarteweg met de Eperweg. Met behulp van de "methode Harders" is de kwaliteit van de verkeersafwikkeling van het kruispunt bepaald, inclusief de toekomstige ontwikkelingen in de omgeving. De methode Harders is een berekeningsmethode waarmee een indruk kan worden gekregen van de verliestijden bij een gegeven of geprognosticeerde verkeersbelasting op een kruispunt zonder verkeerslichten. Uit de berekening blijkt dat het kruispunt met de beoogde vormgeving het toekomstig verkeer voldoende kan verwerken.

Uit het onderzoek van bureau Dufec blijkt dat op donderdag 20 april 2017 verkeerstellingen zijn uitgevoerd van 07:00 uur tot 19:00 uur. Bij dit onderzoek is de aanname gedaan dat er sprake zal zijn van een toename van 200 auto’s en 14 vrachtwagens per etmaal vanwege de komst van het tankstation. De raad heeft toegelicht dat de bestaande verkeersbewegingen, waaronder die van [appellante] en anderen, onderdeel zijn geweest van de verkeerstellingen. [appellante] en anderen hebben geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het plan leidt tot meer verkeersbewegingen dan waar het rapport van bureau Dufec van uitgaat.

Het betoog slaagt niet in zoverre niet.

4.2.    Wat betreft de stelling van [appellante] en anderen dat er geen rekening is gehouden met auto’s die de A50 verlaten om bij het beoogde tankstation goedkoper te kunnen tanken, overweegt de Afdeling het volgende. De raad heeft toegelicht dat de beoogde ontwikkeling vergelijkbaar is met die van het onbemande verkooppunt van de ‘snel tank’ locatie aan de Padland te Epe. Dit tankstation bevindt zich eveneens in de nabijheid van de A50. Bovendien vermeldt het marktonderzoek van Intradal Advies B.V. dat het vrachtverkeer van de A50 bij voorkeur tankt in combinatie met de aanwezigheid van een serviceshop. De raad heeft toegelicht dat het plan, gelet op artikel 3 van de planregels, hier niet in voorziet. Ter zitting hebben [appellante] en anderen erop gewezen dat er combinatiebezoeken plaats zouden kunnen vinden vanwege de McDonalds aan de overzijde van de weg. Hierdoor zal het aantal verkeersbewegingen kunnen toenemen. De raad heeft toegelicht dat dit in de praktijk naar verwachting niet dusdanig vaak zal voorkomen, omdat auto’s hiervoor eerst naar de overzijde van de weg moeten rijden en dit minder gemakkelijk is dan een servicepunt direct bij het tankstation. Uit hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd blijkt naar het oordeel van de Afdeling ook in dit opzicht niet dat het plan leidt tot meer verkeersbewegingen dan waar het rapport van bureau Dufec van uitgaat. De omstandigheid dat in het rapport van bureau Dufec niet expliciet rekening is gehouden met een mogelijke toename van het autoverkeer dat de A50 verlaat met de specifieke bedoeling om bij het tankstation te tanken, betekent gelet op het voorgaande niet dat de door bureau Dufec geprognosticeerde toename van 200 auto’s en 14 vrachtwagens per etmaal onjuist is en dat de raad zich in zoverre niet op het rapport van bureau Dufec heeft mogen baseren.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersveiligheid en bereikbaarheid

5.    [appellante] en anderen betogen dat het tankstation zal leiden tot een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen, waardoor de verkeersonveiligheid op de Zwarteweg zal toenemen. Ook de verkeersveiligheid voor het fietsverkeer op de Eperweg zal hierdoor afnemen. Bovendien zorgt de toename van het aantal verkeersdeelnemers ervoor dat de toegang van de Zwarteweg naar de Eperweg in ernstige mate zal worden belemmerd, hetgeen gevolgen heeft voor de ontsluiting van hun bedrijfsperceel en hun woningen.

5.1.    De raad stelt dat de voorgenomen ontwikkeling per saldo een positief effect heeft op de verkeersveiligheid. Van een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen, waardoor de toegang tot het bedrijf van [appellante] en de woningen in ernstige mate zou worden belemmerd, is volgens de raad geen sprake. De raad stelt dat door het verwijderen van de woning aan de Eperweg 60 een ruimer, overzichtelijker en verkeersveiliger profiel van de N794 mogelijk is met meer ruimte tussen de hoofdrijbaan en het fietspad.

5.2.    Vast staat dat bureau Tauw het ontwerp van het kruispunt heeft getoetst. Hiertoe is de afwegingsnotitie "Kruispunt N794/Zwarteweg" van 1 augustus 2017 opgesteld. Ten behoeve van een verantwoorde verkeerscirculatie en de verkeersveiligheid worden de in- en uitrit van het brandstofverkooppunt van elkaar gescheiden. Dit betekent dat gemotoriseerd verkeer dat een bezoek brengt aan het brandstofverkooppunt niet op het terrein van het brandstofverkooppunt hoeft te draaien om het terrein weer te kunnen verlaten.

De raad heeft ter zitting aan de hand van tekeningen en schetsen toegelicht dat met het nieuwe profiel van de N794 en het kruispunt is beoogd het verkeer van en naar het tankstation ruimte te geven om zich tussen het fietspad en de hoofdrijbaan op te stellen. Ook is beoogd om de uitgang van het tankstation zodanig in te richten dat vertrekkende vrachtwagens bij nadering van het kruispunt goed zicht hebben op het verkeer, inclusief het fietsverkeer op en langs de N794. Verder wil de raad voorzien in een oversteek via een middengeleider voor fietsverkeer. De raad heeft voorts toegelicht dat het voornemen bestaat om de snelheid op de N794 van 80 naar 60 km per uur terug te brengen en het fietspad ter plaatse in rood asfalt te voorzien zodat de oversteek zichtbaarder wordt.

5.3.    In hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de toename van verkeer ten gevolge van het plan ter plaatse zal leiden tot een verkeersonveilige situatie of tot verminderde bereikbaarheid van de woningen en het bedrijf van [appellante] en anderen. De Afdeling overweegt dat het plan niet aan een verkeersveilige inrichting van het gebied in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieve locatie

6.    [appellante] en anderen betogen dat ten onrechte niet is gekozen voor de alternatieve locatie aan de overzijde van de weg waar twee horecavoorzieningen aanwezig zijn en waar volgens [appellante] en anderen de meeste verkeersbewegingen vanaf de Eperweg nu al plaatsvinden.

6.1.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

6.2.    De raad heeft toegelicht dat de alternatieve locatie minder in het zicht ligt voor de consument vanwege de bestaande horecavoorzieningen aan die zijde van de weg. Ook acht de raad van belang dat de alternatieve locatie een locatie is waar de consument zich naar verwachting minder veilig zal voelen. Dit is belangrijk omdat er sprake is van een onbemand tankstation. De sociale controle op een dergelijk station is beduidend minder. Bovendien zijn de door [appellante] en anderen genoemde gronden niet in eigendom van de initiatiefnemer.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet voor de alternatieve locatie behoefde te worden gekozen.

Het betoog slaagt niet.

Structuurvisie

7.    Volgens [appellante] en anderen is de beoogde ontwikkeling van het tankstation in strijd met de structuurvisie Heerde 2025 (hierna: structuurvisie), aangezien het geen maatschappelijke en/of recreatieve voorziening betreft.

7.1.    De raad heeft toegelicht dat de structuurvisie voorziet in een gebiedsgericht kader voor de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente Heerde tot 2025.

Uit de structuurvisie blijkt het volgende: "Het gebied rond de afslag Heerde-Zuid van de A50 kan binnen landschappelijke randvoorwaarden ontwikkeld worden tot een economische knoop. Op de locatie van de oude gemeentewerf aan de Zwarteweg wordt ruimte geboden voor de ontwikkeling van maatschappelijke en/of recreatieve voorzieningen. […]."

Het begrip "economische knoop" is in de structuurvisie als volgt omschreven: "infrastructurele knoop waar in de directe omgeving economische ontwikkelingen plaats kunnen vinden."

7.2.    De Afdeling oordeelt dat de voorziene ontwikkeling van het tankstation weliswaar geen maatschappelijke en/of recreatieve voorziening betreft, maar dat het wel aansluit op de aanduiding "economische knoop". Derhalve is er geen sprake van strijd met de structuurvisie.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.    Het beroep is ongegrond.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2019

418-928.