Uitspraak 200105820/1


Volledige tekst

200105820/1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], gevestigd te [plaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Diners Investments B.V.", gevestigd te Joure,
5. [appellant sub 5], gevestigd te [plaats],
6. [appellanten sub 6], wonend te [woonplaats],
7. de raad van de gemeente Skarsterlân,
8. [appellant sub 8], gevestigd te [plaats],
9. [appellanten sub 9], wonend te [woonplaats],
10. [appellant sub 10], wonend te [woonplaats],
11. [appellant sub 11], gevestigd te [plaats],
12. [appellant sub 12], wonend [woonplaats],
13. [appellant sub 13], wonend te [woonplaats],

en

gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2001 heeft de gemeenteraad van Skarsterlân het bestemmingsplan “Buitengebied Skarsterlân” vastgesteld. Dit besluit is aangehecht.

Bij besluit van 17 oktober 2001, kenmerk 465619, ondertekend door verweerders, is beslist omtrent de goedkeuring van dit plan. Dit besluit is aangehecht.

Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld. De beroepschriften zijn aangehecht.

Bij brief van 18 april 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 12 juni 2002 zijn partijen opgeroepen voor een zitting uitsluitend betrekking hebbend op een formeel aspect.

De Afdeling heeft de zaak voorzover deze betrekking heeft op het formele aspect ter zitting behandeld op 12 augustus 2002, waar Diners Investments B.V., vertegenwoordigd door mr. E. Wiarda, [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. P.I.M. Houniet, [appellant sub 13], in persoon,
en verweerders, vertegenwoordigd door drs. D.D. Jansen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is G. Zaal, ambtenaar van de gemeente, namens de gemeenteraad van Skarsterlân, daar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het plan ziet op het gehele grondgebied van de gemeente Skarsterlân met uitzondering van de bebouwingsconcentraties en voorziet in de integrale herziening van een zestal bestemmingsplannen voor het buitengebied.

2.2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Diners Investments B.V.” heeft aangevoerd dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen door een gedeputeerde en eerst later is bekrachtigd door verweerders. Zij betoogt dat de bekrachtiging buiten de termijn genoemd in artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot gevolg heeft dat het plan geacht moet worden te zijn goedgekeurd.

2.2.1. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat het bestreden besluit gedateerd 17 oktober 2001, kenmerk 465619, waarbij onder meer aan verscheidene onderdelen van het plan ambtshalve goedkeuring is onthouden en tevens is beslist over de door appellanten bij verweerders ingediende bedenkingen, niet is genomen door verweerders maar door een gedeputeerde. Dit besluit, dat op naam is gesteld van verweerders, is ondertekend door de voorzitter en de griffier van verweerders en op dezelfde datum verzonden en is op 30 oktober 2001 door verweerders bekrachtigd.

Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat verweerders de bevoegdheid om in naam van hen het goedkeuringsbesluit te nemen in de zin van artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht hebben gemandateerd aan een gedeputeerde.

Ingevolge artikel 10:10 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt een krachtens mandaat genomen besluit namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen. Door in het bestreden besluit na te laten te vermelden dat het besluit namens verweerders is genomen door een gedeputeerde is in strijd met dit artikel gehandeld.

Voorts heeft de Afdeling in haar uitspraken van onder meer 24 november 1998, no. E01.96.0358 (AB 1999/79) en 31 maart 2000, no. E01.97.0178 (AB 2000/302), in aansluiting op haar uitspraken van onder meer 28 oktober 1997, no. E01.95.0275 (AB 1997/458) en 2 april 1998, no. E01.97.0130 (BR 1998/508) geoordeeld dat mandaat aan een gedeputeerde om te beslissen omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan waarbij tevens wordt beslist op tegen het plan ingediende bedenkingen zich niet verdraagt met het stelsel van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

De Afdeling heeft daartoe onder meer het volgende overwogen: “In het stelsel van deze wet is het toezicht door gedeputeerde staten op bestemmingsplannen aangevuld met een bedenkingenprocedure met kenmerken van rechtsbescherming. De bedenkingen hebben betrekking op een besluit van de gemeenteraad en worden ingebracht bij een ander bestuursorgaan, het college van gedeputeerde staten. Daarbij kunnen niet alleen rechtmatigheidsaspecten aan de orde komen, maar ook bezwaren betrekking hebbende op het ruimtelijk beleid van de gemeenteraad dat aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt. Degenen die bedenkingen hebben ingebracht hebben het recht te worden gehoord. Op de bedenkingen moet gemotiveerd worden beslist. Dit alles, geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, vertoont een zodanige verwantschap met de procedure in administratief beroep, dat mandaat aan een ambtenaar van de bevoegdheid te beslissen over de goedkeuring van een bestemmingsplan waartegen bedenkingen zijn ingebracht niet aanvaardbaar is. Gelet op deze overwegingen kan de bevoegdheid te beslissen over de goedkeuring van een bestemmingsplan waartegen bedenkingen zijn ingebracht, evenmin door het college van gedeputeerde staten gemandateerd worden aan een of meer van zijn leden.”

De Afdeling wijst in aansluiting op deze jurisprudentie op het bepaalde in artikel 10:3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin thans is neergelegd dat een bestuursorgaan geen mandaat kan verlenen terzake van de bevoegdheid tot het beslissen in administratief beroep. De aard van de bevoegdheid te beslissen op bedenkingen in een bestemmingsplanprocedure stemt zo zeer overeen met die van de bevoegdheid te beslissen in administratief beroep, dat de aard van de bevoegdheid zich verzet tegen mandaatverlening. De mandaatverlening is in strijd met artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Voorts is in het tweede lid, aanhef en onder d van dit artikel bepaald dat een bestuursorgaan evenmin mandaat kan verlenen indien het betreft een bevoegdheid tot het vernietigen of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het besluit onbevoegd genomen. De beroepen zijn derhalve gegrond in verband waarmee het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Aan de behandeling van de (overige) bezwaren van appellanten komt de Afdeling niet toe.

2.2.1.1. De Afdeling deelt niet het standpunt van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Diners Investments B.V” dat nu er geen rechtsgeldig besluit binnen de in artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaalde termijn tot stand is gekomen, het bestemmingsplan geacht moet worden van rechtswege te zijn goedgekeurd. Gebleken is immers dat wel binnen genoemde termijn een besluit is genomen en bekend is gemaakt, zij het dat dit besluit, gelijk hiervoor is overwogen, voor vernietiging in aanmerking komt.

2.2.2. Voorzover verweerders onder verwijzing naar de eerder genoemde jurisprudentie van de Afdeling hebben verzocht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten overweegt de Afdeling het volgende.

In voornoemde uitspraken heeft de Afdeling in de omstandigheden van het geval aanleiding gezien de rechtsgevolgen van de desbetreffende besluiten in stand te laten voorzover overigens geen grond voor vernietiging aanwezig was.

Een van de omstandigheden die tot dit oordeel hebben geleid is dat ten tijde van het nemen van de desbetreffende besluiten niet zonder meer duidelijk was dat mandaat in de omschreven situaties niet toelaatbaar is.

Het thans aan de orde zijnde besluit dateert van ruim na de data van de genoemde uitspraken terwijl voorts artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht ten tijde van het nemen van het bestreden besluit van kracht was. Verweerders moeten derhalve worden geacht ermee bekend te zijn dat mandaat als hier aan de orde niet toelaatbaar is en niet aan het bestreden besluit ten grondslag kan worden gelegd.

Gelet hierop kan in zoverre niet worden aangesloten bij de door verweerders genoemde jurisprudentie. Ook overigens ziet de Afdeling, gelet op de bijzondere aard van besluiten inzake de goedkeuring van bestemmingsplannen, geen grond de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

2.2.3. De Afdeling overweegt ten overvloede het volgende. Verweerders dienen omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan en de daartegen ingebrachte bedenkingen te beslissen. Het staat appellanten vrij om tegen dit besluit wederom beroep in te stellen bij de Afdeling.

2.3. Verweerders dienen op navolgende wijze te worden veroordeeld in de proceskosten van appellanten doch ten aanzien van de raad van de gemeente Skarsterlân, [appellant sub 9] en [appellant sub 13], is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van 17 oktober 2001, kenmerk 465619, ondertekend door gedeputeerde staten van Fryslân;

III. veroordeelt gedeputeerde staten van Fryslân in de door de hierna te noemen appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00 voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Diners Investments B.V.” en [appellant sub 12], ieder afzonderlijk, en een bedrag van € 322,00 voor [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellant sub 10] en [appellant sub 11], ieder afzonderlijk, welke bedragen geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de provincie Fryslân te worden betaald aan appellanten;

IV. gelast dat de provincie Fryslân aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10 voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2], € 109,00 voor [appellant sub 6], [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 12] en [appellant sub 13], € 204,20 voor [appellant sub 3], en € 218,00 voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Diners Investments B.V.”, [appellant sub 5], de raad van de gemeente Skarsterlân, [appellant sub 8] en [appellant sub 11], ieder afzonderlijk, vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Voorzitter, en mr. A. Kosto en mr. P.J.J. van Buuren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.

w.g. Lauwaars w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2002

317.