Uitspraak 201708804/1/A3


Volledige tekst

201708804/1/A3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de korpschef van politie
2. [appellant sub 2],
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 oktober 2017 in zaak nr. 17/921 in het geding tussen:

[appellant sub 2]

en

de korpschef.

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2015 heeft de korpschef aan [appellant sub 2] gegevens verstrekt waarin gedeelten zijn geanonimiseerd.

Bij uitspraak van 17 november 2016 (AWB 15/7807 en AWB 15/7809) heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 17 november 2015 vernietigd.

Bij besluit van 9 januari 2017 heeft de korpschef opnieuw aan [appellant sub 2] gegevens verstrekt waarin gedeelten zijn geanonimiseerd en geweigerd het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 uur te verstrekken.

Bij uitspraak van 10 oktober 2017 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 januari 2017 vernietigd voor zover de korpschef daarbij de verstrekking van het mutatierapport van 29 augustus 15:45 uur heeft geweigerd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de korpschef en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft stukken overgelegd ten aanzien waarvan hij onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling daarvan kennis mag nemen. [appellant sub 2] heeft de Afdeling geen toestemming verleend om mede op de grondslag van deze stukken uitspraak te doen.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2018, waar de korpschef, vertegenwoordigd door M.U. Smis en I. van de Lande, is verschenen.

Overwegingen

Wet- en regelgeving

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2. Bij brief van 4 november 2015 heeft [appellant sub 2] op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) de korpschef verzocht inzage te verschaffen in de gegevens die door de politie over hem zijn geregistreerd. Bij besluit van 9 januari 2017 heeft de korpschef aan [appellant sub 2] een aantal mutatierapporten en een aantal gegevens uit het landelijke informatiesysteem HKS verstrekt, met uitzondering van de gegevens van derden. Verder heeft de korpschef een mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 uur in zijn geheel geweigerd te verstrekken. De korpschef heeft aan die weigering ten grondslag gelegd dat dit een melding van een derde betreft en dat het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van derden als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg.

De aangevallen uitspraak

3. De rechtbank heeft over het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 uur na kennisneming hiervan overwogen dat de korpschef een onjuiste toepassing aan artikel 27, eerste lid, van de Wpg heeft gegeven, omdat dit mutatierapport gegevens bevat die [appellant sub 2] persoonlijk betreffen en door verstrekking van de gegevens het belang van de goede uitvoering van de politietaak niet wordt geschaad. De rechtbank heeft om die redenen geoordeeld dat de korpschef ten onrechte het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 uur in zijn geheel heeft geweigerd te verstrekken. De rechtbank heeft bepaald dat de korpschef de volgende gegevens uit het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 alsnog aan [appellant sub 2] moet verstrekken:

- al hetgeen staat vermeld onder het kopje "Hoofdinicident";

- onder het kopje "Hoofdincident", alle gegevens, behalve de namen van de verbalisanten;

- onder het kopje "Toelichting bij incident", alle gegevens, behalve taaknummer en de namen van de wijkagent;

- alle gegevens in het tekstblok onder het kopje "Melding".

De hoger beroepen van de korpschef en [appellant sub 2]

4. De hoger beroepen beperken zich gelet op de inhoud ervan tot het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45.

[appellant sub 2] kan zich vinden in de uitspraak van de rechtbank voor zover deze inhoudt dat de korpschef ten onrechte het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 in zijn geheel heeft geweigerd te verstrekken, maar niet voor zover deze inhoudt dat de korpschef de daarin opgenomen namen van de verbalisanten, hun taaknummer en de naam van de wijkagent niet hoeft te verstrekken. [appellant sub 2] voert aan dat hij het recht heeft om te weten wie zijn persoonsgegevens heeft opgenomen.

De korpschef betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 uur in zijn geheel mocht weigeren te verstrekken. De korpschef voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat alle politiegegevens betreffende een persoon voor inzage door die persoon in aanmerking komen, enkel omdat het gegevens zijn die de politie als zodanig heeft geregistreerd en deze de persoon persoonlijk betreffen. De korpschef heeft dit betoog in zijn hoger beroepschrift verder onderbouwd.

Het oordeel van de Afdeling

5. [appellant sub 2] heeft aan de Afdeling geen toestemming verleend om kennis te nemen van het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 uur. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 28 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT2795) komen de gevolgen van een weigering om toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, te verlenen in beginsel voor rekening van degene die toestemming heeft geweigerd. Door het weigeren van toestemming heeft [appellant sub 2] de Afdeling de mogelijkheid ontnomen om naar aanleiding van hetgeen de korpschef betoogt te onderzoeken of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de korpschef een onjuiste toepassing aan artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg heeft gegeven.

Nu de Afdeling door de weigering van de toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb geen kennis heeft kunnen nemen van de niet verstrekte gegevens, moet zij ervan uitgaan dat de korpschef op goede gronden heeft geoordeeld dat het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden. Dit heeft tot gevolg dat de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, voor zover deze ziet op het verstrekken van gegevens uit het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45.

5.1. Voor zover het gaat om de namen van de verbalisanten, hun taaknummer en de naam van de wijkagent die volgens de rechtbank niet verstrekt hoeven te worden, is de Afdeling in staat een oordeel te geven omdat kennisneming van de stukken daarvoor niet nodig is. Ook zonder kennisneming van de stukken is het duidelijk dat deze gegevens de gegevens van de verbalisanten betreffen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:265), bevat de Wpg een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet. Voor de beoordeling of gegevens als politiegegevens dienen te worden aangemerkt, is onder meer bepalend of die gegevens een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 29 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN8578), dient daarbij te worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor die persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling mogen alle middelen worden betrokken waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, blz. 45-50). Voor ieder gegeven in een mutatie dient een dergelijke beoordeling te worden gemaakt.

Nu de gegevens van de verbalisanten in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt, moeten ze worden aangemerkt als politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. Deze gegevens hebben evenwel geen betrekking op [appellant sub 2]. Deze gegevens kunnen daarom niet worden aangemerkt als hem betreffende politiegegevens in de zin van artikel 25, eerste lid, van de Wpg (vergelijk de hiervoor genoemde uitspraak van 4 februari 2015). Dat de gegevens zijn verwerkt in een mutatie die [appellant sub 2] betreft, maakt dit niet anders. De gegevens vallen niet onder het bereik van artikel 25, eerste lid, van de Wpg. De korpsbeheerder heeft derhalve terecht geweigerd die gegevens aan [appellant sub 2] te verstrekken. Aan toepassing van artikel 27, eerste lid, van de Wpg is daarom niet toegekomen in deze zaak zodat de uitleg die [appellant sub 2] aan dat artikel geeft geen bespreking behoeft.

Het betoog van [appellant sub 2] faalt. Het betoog van de korpschef slaagt.

Slotsom

6. Het hoger beroep van de korpschef is gegrond. Het hoger beroep van [appellant sub 2] is ongegrond. De uitspraak dient te worden vernietigd voor zover deze ziet op het alsnog verstrekken van het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 aan [appellant sub 2]. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellant sub 2] tegen het besluit van 9 januari 2017 ingestelde beroep ongegrond verklaren.

Proceskosten.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep van de korpschef van politie gegrond;

II. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond;

III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 oktober 2017 in zaak nr. 17/921 voor zover de rechtbank het besluit van de korpschef van politie van 9 januari 2017 heeft vernietigd voor zover daarbij is geweigerd het mutatierapport van 29 augustus 2015 15:45 aan [appellant sub 2] te verstrekken;

IV. verklaart het in die zaak ingestelde beroep van [appellant sub 2] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. R. Uylenburg en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.

w.g. Slump w.g. Langeveld-Mak
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018

317-859.


BIJLAGE - Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:29

1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.

2. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.

3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

4. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.

5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.

Wet politiegegevens



Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt;

[…].

Artikel 25

1. De verantwoordelijke deelt een ieder op diens schriftelijke verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens verwerking ondergaan. […].

[…].

Artikel 27

1. Een verzoek, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt afgewezen voor zover het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van:

a. de goede uitvoering van de politietaak;

b. de bescherming van de rechten van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden;

c. de veiligheid van de staat.

[…].