Uitspraak 201607815/1/A3


Volledige tekst

201607815/1/A3.
Datum uitspraak: 6 september 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te Den Haag,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 september 2016 in zaken nrs. 16/3420 en 16/3421 in het geding tussen:

[appellant sub 1],
[appellant sub 2]

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2015 heeft het college aan [vergunninghouder] een terrasvergunning verleend voor de inrichting [locatie 1].

Bij besluit van 16 maart 2016 heeft het college het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 september 2016 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2], ieder afzonderlijk, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2017, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. T. van der Weijde, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.D.R. van Motman, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De terrasvergunning is verleend voor [horeca-inrichting] aan het [locatie 1] in Den Haag. De vergunning omvat vijf terrasdelen met een totale oppervlakte van 128,16 m2. Twee liggen direct aan de gevel van het pand (A en B), één tegenover de gevel (C) en twee op het middenplein (D en E). [appellant sub 1] is eigenaar van het pand aan het [locatie 2], welk pand hij verhuurt. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 3]. Zij stellen dat de verlening van de terrasvergunning in strijd is met de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) en met het beleid. Volgens hen heeft de rechtbank miskend dat het college in bezwaar niet afdoende heeft gemotiveerd waarom nu wel een terrasvergunning kan worden verleend, terwijl deze eerder naar aanleiding van hun bezwaren is ingetrokken.

2. Het college heeft de aanvraag getoetst aan artikel 2:10, eerste en derde lid, van de APV en aan de "Beleidsregels vergunningverlening terrassen" van 19 februari 2013 (RIS256801), gewijzigd bij besluit van 18 februari 2014 (RIS270201). Voor een weergave van de relevante onderdelen van de regelgeving die op deze zaak van toepassing is wordt verwezen naar de bij deze uitspraak behorende bijlage.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de terrasvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

Het hoger beroep

3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen in hoger beroep dat niet duidelijk is waarom de rechtbank het college volgt in de stelling dat de gebruiksmogelijkheden van de weg optimaal zijn verdeeld, in weerwil van de eerdere intrekking van de vergunning. Ook het oordeel van de rechtbank dat geen strijd aanwezig is met de voorwaarde dat een terras slechts aan of voor de gevel mag worden geplaatst is volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onjuist. Voorts is de rechtbank onvoldoende ingegaan op de stelling dat de oppervlakte van de terrassen te ruim is en leidt tot een ondoelmatige verdeling van de ruimte. Eén van de terrassen is zo gesitueerd dat geen gebruik meer kan worden gemaakt van de in de omgevingsvergunning voor het pand [locatie 1] voorziene twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Verder zijn de belangen van derden onvoldoende bij de afweging betrokken, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2].

Oordeel van de Afdeling

4. De rechtbank heeft in de uitspraak alle gronden van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] die zijn weergegeven in overweging 3. gemotiveerd beoordeeld. Over de intrekking van de eerdere terrasvergunning heeft de rechtbank vastgesteld dat de kern van deze intrekking werd gevormd door het op dat moment ontbreken van een exploitatievergunning voor de inrichting. Het advies van de bezwaarschriftencommissie van destijds heeft het college bij de intrekking op andere punten toen niet overgenomen. Ten tijde van de te beoordelen nieuwe vergunning was inmiddels een exploitatievergunning verleend en is door het college, overeenkomstig het in deze procedure uitgebrachte advies van de bezwaarschriftencommissie dat strekt tot ongegrondverklaring van de bezwaren, alsnog een afweging gemaakt over de verdeling van de ruimte. Dat hierbij een andere afweging is gemaakt dan de bezwaarschriftencommissie destijds heeft gedaan, maakt niet dat deze afweging daarmee onrechtmatig is.

Voorts heeft de rechtbank overwogen dat strijd met de Beleidsregels daar waar het gaat over de plaats van de terrassen zich niet voordoet, omdat het hier gaat om een plein. Als gevolg van deze vorm meer horecagelegenheden tegelijkertijd een claim op de beschikbare ruimte kunnen leggen, hetgeen onder verwijzing naar het Prins Hendrikplein en het Plein niet ongebruikelijk is binnen de gemeente en een verdeling vergt. In dit geval is de verdeling tot stand gekomen in overleg met de ondernemer aan het [locatie 4]. Ook op dit punt valt niet in te zien dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat strijd met de beleidsregels zich niet voordoet. De term eilandterras wordt in het beleid niet gedefinieerd zodat niet direct duidelijk is waar de grenzen liggen van hetgeen hier nog onder kan worden verstaan. Gelet op de ligging van terras D en E in lijn voor de gevel van het pand [locatie 1] en gelet op de inrichting van het Anna Paulownaplein heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de uitleg van het college dat ook dit terras nog kan worden aangemerkt als eilandterras behorend bij het [locatie 1] niet onjuist is en daarmee binnen het beleid past.

De rechtbank heeft voorts over de belangen van derden en de verdeling van de ruimte overwogen dat het college voldoende is ingegaan op het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de terrassen met een totale oppervlakte van 128,16 m2 geluidsoverlast zullen opleveren en ruimtelijk gezien niet inpasbaar zijn. Hierbij is ook meegenomen dat een exploitatievergunning is verleend waarbij is afgewogen in welke mate van de horeca-inrichting, al dan niet met terrassen, overlast valt te vrezen. De rechtbank heeft voorts betekenis toegekend aan het streven het Anna Paulownaplein intensief te gebruiken als horecaplein om de levendigheid van dit deel van de stad te versterken. Het gebruik van het plein, waaronder het gedeelte in het midden, draagt bij aan de verwezenlijking hiervan. Over de verdeling van de ruimte en het doelmatig beheer van de weg is door de wegbeheerder en de adviescommissie openbare ruimte (ACOR) voorts positief geadviseerd. Dat hierbij geen rekening is gehouden met de parkeerplaatsen op eigen terrein die in de omgevingsvergunning worden genoemd, acht de rechtbank terecht niet onjuist. Ter zitting is onweersproken toegelicht dat het gebruik van deze parkeerplaatsen al werd belemmerd door de aanwezigheid van het vergunde terras van de horecaonderneming aan het [locatie 4] en dat de ondernemer van het [locatie 1] nu in plaats van deze twee parkeerplaatsen twee extra parkeerplaatsen in de parkeergarage zal moeten huren.

De rechtbank heeft verder overwogen dat het college in het bestreden besluit is ingegaan op andere belangen bij verdeling van de ruimte en deze heeft afgewogen. Daarbij is de vrije doorlooproute voor voetgangers, de capaciteit voor de stalling van fietsen en de eventuele plaatsing van afvalcontainers aan de orde gekomen. Het college heeft toegelicht dat gebruik voor horeca op het gehele plein wordt nagestreefd. Ook in zoverre heeft de rechtbank het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] derhalve gemotiveerd beoordeeld.

Voor het oordeel dat de uitspraak van rechtbank niet deugdelijk is gemotiveerd bestaat gelet op het voorgaande geen grond.

De betogen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] falen.

5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017

317.


BIJLAGE

Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag

Hoofdstuk 2: Openbare orde.

Afdeling 5: Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg

1. Het is verboden zonder vergunning of instemming van het college van burgemeester en wethouders een voorwerp op, in, over of boven de weg te plaatsen, aan te brengen of te hebben, of de weg anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie ervan.

3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien tegen de verlening daarvan overwegend bezwaar bestaat uit een oogpunt van:

- doelmatig beheer en onderhoud van de weg, daaronder mede begrepen de bescherming van de belangen van het rij- en voetgangersverkeer en de verdeling van gebruiksmogelijkheden van de weg;

- bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, tenzij het betreffende voorwerp op grond van de Woningwet dient te worden getoetst aan de redelijke eisen van welstand;

- schade die door het gebruik aan de weg wordt toegebracht; of

- te verwachten hinder voor de omgeving als gevolg van het gebruik van de weg ten behoeve waarvan de vergunning wordt gevraagd, tenzij daarop regels bij of krachtens de Wet milieubeheer of het bepaalde in de artikelen 2:27 tot en met 2:29, 2:33A en artikel 4:6 van toepassing is.

Beleidsregels vergunning terrassen (RIS256801), inwerking getreden op 1 maart 2013 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 februari 2014 (RIS270201)

3. De terrassen mogen slechts recht aan of voor de gevel van het bijbehorende bedrijfspand worden geplaatst.

8. Het terras mag geen hinder opleveren voor de omgeving en geen inbreuk doen op het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Daarnaast mag geen schade worden toegebracht aan de weg.

11. Terrasafscheidingen zijn niet toegestaan bij eilandterrassen, tenzij er sprake is van aantoonbare ernstige windhinder en alleen bij solitaire eilandterrassen. (…)