Uitspraak 201608229/1/A2


Volledige tekst

201608229/1/A2.
Datum uitspraak: 5 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de burgemeester van Wijchen,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 september 2016 in zaak nr. 16/1917 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2015 heeft de burgemeester het verzoek om nadeelcompensatie van [verzoeker] afgewezen.

Bij besluit van 15 februari 2015 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 september 2016 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 februari 2015 vernietigd en bepaald dat de burgemeester aan [verzoeker] € 400,00 aan nadeelcompensatie betaalt. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2017, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E. Muskens, en [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [verzoeker] woont aan de [locatie] te Wijchen, vlakbij het recreatieterrein de Berendonck. Sinds 2005 wordt op één zaterdag in de maand mei op dat recreatieterrein het dans- en muziekevenement Emporium (hierna: het evenement) georganiseerd door Matrixx. De burgemeester heeft aan Matrixx bij besluiten van 23 april 2015 een evenementenvergunning en een ontheffing van de geluidnormen verleend voor het houden van het evenement op 30 mei van 12.00 tot 24.00 uur.

2. [verzoeker] heeft verzocht om nadeelcompensatie voor de overlast als gevolg van het in 2015 gehouden evenement.

3. De burgemeester heeft aan de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie ten grondslag gelegd dat het door [verzoeker] ondervonden nadeel door het evenement tot het normaal maatschappelijk risico behoort en dat de overlast is beperkt door het stellen van voorwaarden aan de vergunning en het treffen van extra maatregelen.

Uitspraak van de rechtbank

4. De rechtbank heeft overwogen dat [verzoeker] onevenredig in zijn belang wordt getroffen, omdat hij als enige met overlast als gevolg van het evenement wordt geconfronteerd. Op de Graafseweg stoppen 128 bussen met bezoekers van het evenement. Vervolgens lopen de bezoekers via de Panhuisweg naar het recreatieterrein en veroorzaken aanzienlijke overlast. Het door [verzoeker] voorgestelde bedrag van € 400,00 aan nadeelcompensatie komt de rechtbank billijk voor.

Betoog in hoger beroep

5. De burgemeester betoogt in hoger beroep dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het in 2015 gehouden evenement een normale maatschappelijke ontwikkeling is. De overlast van het evenement heeft een tijdelijk karakter en een beperkte duur. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld lopen de meeste bezoekers niet over de Panhuisweg, maar via een andere route, die langs meer dan 30 woningen leidt. Daarmee is [verzoeker] niet de enige die wordt geconfronteerd met overlast van lopende bezoekers van het evenement. Bovendien heeft de rechtbank ten onrechte de buren van [verzoeker] buiten beschouwing gelaten. Ook heeft de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met maatregelen die de vergunninghouder in overleg met de gemeente heeft getroffen om de overlast te beperken. Tot slot heeft de rechtbank geen enkele onderbouwing gegeven van het toegekende bedrag van € 400,00.

Oordeel in hoger beroep

6. Bij een verzoek om nadeelcompensatie kan alleen aanspraak worden gemaakt op vergoeding van schade die uitstijgt boven de financiële nadelen die behoren tot het normale maatschappelijke risico dat iedere burger behoort te dragen. Hoe groot het normale maatschappelijke risico is, dient te worden bepaald met inachtneming van de omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer van belang of de overheidshandeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in de zin dat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. Verder zijn onder meer de aard en de duur van de overheidshandeling en de aard en de omvang van de toegebrachte schade van belang.

6.1. Er is geen grond voor het oordeel dat het verlenen van de vergunningen van 23 april 2015 ten behoeve van het evenement niet in de lijn der verwachtingen lag. Het evenement wordt sinds 2005 jaarlijks op het recreatieterrein georganiseerd. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de door [verzoeker] gestelde schade onder het normaal maatschappelijk risico valt. In dit verband is van belang dat de overlast, gezien de beperkte duur van het jaarlijkse evenement, een tijdelijk karakter had en dat aan de door de burgemeester verleende vergunningen extra voorschriften en maatregelen zijn verbonden om de overlast te beperken. Daarnaast vinden controles plaats op de naleving van deze voorschriften en maatregelen en worden er ieder jaar evaluatiebijeenkomsten georganiseerd. De bevindingen daarvan worden gebruikt om bij het daarop volgende evenement voor zover nodig nieuwe of extra maatregelen te treffen. De aard van de schade, tijdelijke aantasting van het woongenot gedurende één dag per jaar en de gestelde omvang van de schade, geven evenmin aanleiding tot het oordeel dat de schade niet binnen het normaal maatschappelijk risico valt. Ook indien zou moeten worden aangenomen dat [verzoeker] door de ligging van zijn woning en de looproute van en naar het festivalterrein over de Panhuisweg, meer overlast ondervindt dan andere omwonenden van het recreatieterrein, dan laat dat onverlet dat in het betoog van [verzoeker] geen grond is te vinden voor het oordeel dat hij, als gevolg van de vergunningen, zodanig zwaar is getroffen, dat het daaruit voortvloeiende nadeel redelijkerwijs niet voor zijn rekening mag worden gelaten.

7. Het hoger beroep van de burgemeester is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 15 februari 2015 ongegrond verklaren.

8. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 september 2016 in zaak nr. 16/1917;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.

w.g. Verheij w.g. Planken
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017

299.