Uitspraak 200103042/1


Volledige tekst

200103042/1.
Datum uitspraak: 15 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis,
appellanten,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 3 mei 2001 in het geding tussen:

1. De Groenteboerin B.V., gevestigd te Hellevoetsluis, mede namens
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats]

en

appellanten.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 1997 hebben appellanten het verzoek van [vergunninghouder] om een vergunning voor het innemen van een standplaats op de [locatie] afgewezen.

Bij besluit van 7 april 1998 hebben appellanten het daartegen door [vergunninghouder] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 21 januari 2000 heeft de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door [vergunninghouder] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellanten binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Bij besluit van 16 mei 2000 hebben appellanten aan [vergunninghouder] alsnog de gevraagde vergunning voor het innemen van een standplaats voor de verkoop van aardappelen, groente en fruit op de [locatie] nabij het winkelcentrum de Struytse Hoeck verleend.

Het door appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is door de Afdeling bij uitspraak van 15 januari 2001 gegrond verklaard, waarbij de aangevallen uitspraak is vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard is.

Bij uitspraak van 3 mei 2001, verzonden op 8 mei 2001, heeft de rechtbank het door N. de Graaf tegen het besluit van 16 mei 2000 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, de door De Groenteboerin B.V., mede namens
[appellant sub 2] ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 16 mei 2000 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 15 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 juli 2001. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 28 december 2001 heeft De Groenteboerin B.V. een memorie van antwoord ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2002, waar De Groenteboerin B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], is verschenen. Appellanten zijn niet ter zitting verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De Groenteboerin B.V. en [appellant sub 2] zijn opgekomen tegen de aan [vergunninghouder] verleende standplaatsvergunning voor de verkoop van aardappelen, groente en fruit, welke standplaats zich bij een van de ingangen van het winkelcentrum De Struytse Hoeck bevond, omdat zij zich daardoor als exploitanten van een gespecialiseerde groentezaak in dat winkelcentrum benadeeld voelen.

2.2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, overwogen dat appellanten, gezien hun standpunt dat de uitspraak van de Afdeling van

15 januari 2001 meebrengt dat het besluit van 16 mei 2000 geacht moet worden nimmer te hebben bestaan, dit besluit niet langer wensen te handhaven. Om die reden alsmede gezien de door De Groenteboerin B.V. en [appellant sub 2] gestelde schade heeft zij dat besluit vernietigd.

2.3. Appellanten hebben betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat De Groenteboerin B.V. niet rechtstreeks door het besluit van 16 mei 2000 in haar belang is getroffen, zodat haar beroep niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Alleen de exploitant van de winkel is belanghebbende en de huurder en exploitant was [appellant sub 2], aldus appellanten. De rechtbank heeft naar hun mening voorts miskend dat het beroep van [appellant sub 2] eveneens niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat hij hangende de procedure bij de rechtbank reeds geen huurder meer was van de groentewinkel.

2.4. Dit betoog faalt op beide punten. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat aan de verhouding tussen De Groenteboerin B.V. en [appellant sub 2] onvoldoende recht wordt gedaan door haar louter te typeren als die tussen verhuurder en huurder. De feitelijke betekenis van De Groenteboerin B.V. voor de exploitatie van de groentewinkel was zodanig dat geen plaats is voor het oordeel dat het belang van De Groenteboerin B.V. niet rechtstreeks betrokken is bij het besluit van 16 mei 2000. Voorts doet het feit dat [appellant sub 2] hangende het beroep in eerste aanleg niet langer bij de exploitatie van de groentewinkel betrokken was er niet aan af dat hij ten gevolge van de verleende standplaatsvergunning schade kan hebben geleden. Om die reden moet hij geacht worden nog processueel belang te hebben bij het onderhavige geding.

2.5. Het betoog van appellanten dat als gevolg van de uitspraak van de Afdeling het besluit van 16 mei 2000 geacht moet worden nimmer te hebben bestaan, is onjuist. Het had op de weg van appellanten gelegen na die uitspraak dit besluit in te trekken, omdat de juridische grondslag aan de verlening van de standplaatsvergunning was komen te ontvallen. Nu appellanten dit hebben nagelaten, heeft de rechtbank het besluit van

16 mei 2000 terecht vernietigd. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.

2.6. Er bestaat aanleiding appellanten als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de in hoger beroep door De Groenteboerin B.V. gemaakte proceskosten.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;

II. veroordeelt appellanten in de door De Groenteboerin B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 25,71; dit bedrag dient door de gemeente Hellevoetsluis te worden betaald aan

De Groenteboerin B.V.

Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.

w.g. Hirsch Ballin w.g. Haverkamp
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002

306.