Uitspraak 201504072/1/R6


Volledige tekst

201504072/1/R6.
Datum uitspraak: 16 september 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging van eigenaars Flatgebouw De Dikkert, gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
appellante,

en

de ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2015 hebben de ministers het inpassingsplan "Transformatorstation Oostzaan" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De ministers hebben een verweerschrift ingediend.

De vereniging heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2015, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [voorzitter], en de ministers, vertegenwoordigd door mr. R. Nakken, drs. S. van Weyenberg-Quik en mr. W.S. Geelhoed, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TenneT TSO B.V., vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Amsterdam, mr. M.W. Engelen, drs. R.M. van der Zweerde en ir. J.K. Euser, en het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan, vertegenwoordigd door drs. C.S. Schipper-van de Voort.

Overwegingen

1. Het inpassingsplan voorziet in een uitbreiding van een bestaand, door TenneT TSO B.V. geëxploiteerd transformatorstation in de gemeente Oostzaan. Deze uitbreiding omvat de aanleg van een nieuw zogenoemd 380 kV-lijnveld en het aanpassen van de aansluiting van de bestaande hoogspanningslijnen op het transformatorstation.

Met de uitbreiding wordt het mogelijk gemaakt om op de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan, die thans wordt bedreven met één circuit op 150 kV en één circuit op 380 kV, voor beide circuits een spanning van 380 kV te realiseren. Dit laatste wordt noodzakelijk geacht met het oog op een veilige afvoer vanaf het transformatorstation Beverwijk.

2. De vereniging is gekant tegen het plan in verband met de ligging van haar appartementengebouw onder en nabij de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan. Zij is bevreesd dat het realiseren van een spanning van 380 kV op het tweede circuit van deze verbinding nadelige gevolgen heeft voor de bewoners van het gebouw en voor de naaste omgeving. Volgens haar had alvorens te voorzien in de uitbreiding van het transformatorstation, onderzocht moeten worden of het verleggen of onderkabelen van de bestaande verbinding tot de mogelijkheden behoort.

3. De ministers hebben zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het appartementengebouw zich hemelsbreed op ongeveer 5,2 kilometer afstand van het plangebied bevindt. Volgens de ministers is die afstand zodanig dat de vereniging niet als belanghebbende kan worden beschouwd. De ministers hebben benadrukt dat het bestreden besluit uitsluitend ziet op het terrein van het transformatorstation en niet op het gebruik van de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan voor zover die buiten het plangebied is gelegen. Dat gebruik is wat het deel van de verbinding betreft dat boven het appartementengebouw ligt reeds geregeld in het bestemmingsplan "Vincent van Goghweg" van de gemeente Zaanstad, aldus de ministers. De ministers hebben er verder op gewezen dat het circuit van de verbinding dat nu nog een spanning kent van 150 kV, in technisch opzicht reeds geschikt is voor een spanning van 380 kV en derhalve geen aanpassing behoeft.

3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen.

3.2. De wetgever heeft de eis van belanghebbendheid gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

De vereniging moet worden geacht op te komen voor de belangen van de natuurlijke personen die het appartementengebouw bewonen. Dit betekent dat de beantwoording van de vraag of de vereniging belanghebbend is, afhangt van het antwoord op de vraag of de bewoners van de appartementen als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.

3.3. Voor de beantwoording van die laatste vraag is bepalend of het besluit de bewoners feitelijk in hun belangen raakt. Aan de omstandigheid dat het gebruik van de hoogspanningsverbinding, naar de ministers hebben gesteld, juridisch reeds is voorzien in een eerder besluit, komt in dit opzicht derhalve geen betekenis toe. Verder laat de omstandigheid dat het tweede circuit waarvoor een spanning van 380 kV is voorzien daartoe technisch reeds geschikt is, onverlet dat die spanning pas daadwerkelijk kan worden gerealiseerd nadat de in het inpassingsplan voorziene uitbreiding van het transformatorstation heeft plaatsgevonden. Wel doet zich de bijzondere omstandigheid voor dat het appartementengebouw voor een deel direct onder de hoogspanningsverbinding is gelegen. Ter zitting is naar voren gekomen dat niet geheel valt uit te sluiten dat bewoners van het gebouw, in verband daarmee, in meerdere of mindere mate gevolgen van het verhogen van de spanning naar 380 kV kunnen ondervinden. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd leiden de Afdeling tot de conclusie dat de bewoners van het gebouw ondanks de afstand tot het plangebied van ruim 5 kilometer, belanghebbenden zijn bij het besluit. Dit betekent dat de vereniging als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat haar beroep ontvankelijk is.

4. De ministers hebben terecht opgemerkt dat het bestemmingsplan "Vincent van Goghweg", dat ten tijde van het bestreden besluit reeds in rechte onaantastbaar was, voorziet in de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding ter plaatse van het appartementengebouw. Verder hebben zij met juistheid gesteld dat artikel 19, lid 1, van de planregels van dat plan een spanning van 380 kV toestaat. De raad van de gemeente Zaanstad en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland hebben bij hun besluit tot vaststelling van het plan onderscheidenlijk hun besluit omtrent goedkeuring daarvan derhalve reeds een afweging gemaakt waarbij ook de belangen van de bewoners van het appartementengebouw zijn betrokken.

De Afdeling ziet in hetgeen in beroep is aangevoerd geen aanknopingspunten om te oordelen dat de ministers, in weerwil van het feit dat het bestemmingsplan "Vincent van Goghweg" in rechte onaantastbaar was, het inpassingsplan met het oog op de mogelijke gevolgen voor het appartementengebouw en de directe omgeving daarvan niet hadden mogen vaststellen. Evenmin bestaat aanleiding voor de conclusie dat eerst nader onderzoek had moeten worden gedaan naar de mogelijkheden van het verleggen of onderkabelen van de verbinding. In dat verband is het van belang dat uit rapportages die zijn uitgevoerd overeenkomstig de rekenmethodiek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, naar voren is gekomen dat het verhogen van de spanning naar 380 kV tot een smallere magneetveldzone leidt. In hetgeen de vereniging naar voren heeft gebracht kan geen grond worden gevonden om aan de juistheid van die conclusie te twijfelen. Dit betekent dat voor zover de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding risico's in zich bergt voor de bewoners van het appartementengebouw, die risico's geacht moeten worden niet toe te nemen maar af te nemen. Verder hebben de ministers te kennen gegeven dat eventuele geluidhinder als gevolg van de spanningsverhoging kan en zal worden tegengegaan door het vervangen van een aantal glazen isolatoren door isolatoren van kunststof. Voorts moet de toepassing van de door de vereniging aangehaalde uitkoopregeling voor woningen onder een hoogspanningslijn gescheiden worden gezien van de in geding zijnde procedure.

Het vorenstaande leidt de Afdeling tot de conclusie dat de beroepsgronden van de vereniging falen.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Van der Wiel w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015

195.