Uitspraak 201309296/1/R4


Volledige tekst

201309296/1/R4.
Datum uitspraak: 9 september 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Appingedam,
2. [appellant sub 2], wonend te Appingedam,
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), beiden wonend te Appingedam,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Appingedam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2013, kenmerk 7, heeft de raad het bestemmingsplan "Stad Appingedam" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2014, waar [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, en de raad, vertegenwoordigd door H. Wessels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de naamloze vennootschap Groningen Seaports N.V., vertegenwoordigd door ing. Y. Oostelbos.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.

De raad heeft nadere schriftelijke informatie ingebracht.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben een nader stuk ingebracht.

De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 17 maart 2015, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. H.A. Wieringa, werkzaam bij SUR, en de raad, vertegenwoordigd door H. Wessels, werkzaam bij de gemeente, en mr. J. Poelstra en ing. A.G. van Kempen, zijn verschenen.

De Afdeling heeft de behandeling van het eveneens tegen voormeld besluit ingestelde beroep van [partij] afgesplitst van deze procedure. De behandeling van dit beroep zal onder zaak nr. 201309296/4/R4 worden voortgezet.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

1.1. Het plan is opgesteld vanwege de actualisatieplicht voor bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013. Het plan heeft in hoofdzaak een beheersgericht ofwel conserverend karakter. Voor de bedrijvengebieden en de woningen aan de Kanaalweg moest nog een actueel bestemmingsplan worden opgesteld. De geluidzone rondom industrieterrein Woldweg is geactualiseerd.

Het beroep van [appellant sub 3]

2. Het beroep van [appellant sub 3], wonend aan het [locatie 1], is gericht tegen de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − op- en overslag" voor gronden ter plaatse van de langs het Eemskanaal gelegen aanlegkade en gronden ten zuiden daarvan op het bedrijventerrein Fivelpoort, alsmede tegen de in artikel 72, aanhef en onder b, van de planregels neergelegde wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan de bestaande kade kan worden verplaatst in het kader van de verbreding van de Woldwegbrug dan wel de uitbreiding van de activiteiten van het bedrijventerrein Fivelpoort.

2.1. [appellant sub 3] vreest voor geluid- en stofhinder ten gevolge van de intensivering van het laden en lossen van goederen op de kade. Weliswaar stond het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied" uit het jaar 2001 reeds het laden en lossen van granen of meelsoorten toe, maar aangezien - naar hem eerst na het onherroepelijk worden van dat plan is gebleken - deze activiteiten van milieucategorie 4.2 op een afstand van ongeveer 38 m tot zijn woning niet mogelijk hadden mogen worden gemaakt, mag volgens [appellant sub 3] thans een verzwaring en intensivering niet worden toegestaan. In dit verband wijst hij erop dat voor de eerder toegestane laad- en losactiviteiten de richtafstanden van de brochure "Bedrijven en milieuzonering", editie 2009, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) voor stof 300 m en voor geluid 200 m bedroegen. Voorts blijkt uit een geluidmeting van Werkorganisatie DEAL dat die activiteiten leiden tot piekniveaus van 72 dB(A) en langtijdgemiddelde geluidniveaus van 62 dB(A) op zijn gevel. Het toekomstige gebruik van de kade voor het laden en lossen van agrarische producten, zand, grond, bouwstoffen en materialen in bulk en in container valt weliswaar ook binnen categorie 4.2, maar hiervoor geldt volgens [appellant sub 3] een grotere richtafstand voor geluid, te weten 300 m. Volgens [appellant sub 3] blijkt niet dat is onderzocht in hoeverre het ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" voorziene geluidscherm geluid en stof tegenhoudt. Daarnaast ontneemt het scherm een deel van het zicht op het Eemskanaal, dat de woonomgeving juist aangenaam en uniek maakt.

2.2. De raad stelt dat de kade een openbare kade is die thans in beperkte mate in gebruik is bij Groningen Seaports, maar steeds meer in trek komt bij andere bedrijven en in de toekomst zal worden gebruikt voor het laden en lossen van agrarische producten, zand, grond, bouwstoffen en materialen in bulk en container. De kade was opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied", dat werkzaamheden toestaat die vallen onder de huidige milieucategorie 4.2 van de VNG-brochure. De raad stelt dat de VNG-afstanden moeten worden aangehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor de nieuwe onderdelen, die extra ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan worden toegestaan, is volgens de raad vooral het aspect geluid van belang, waarvoor een richtafstand van 300 m tot een rustige woonwijk geldt. Voor stof geldt een richtafstand die aanmerkelijk kleiner is dan 100 m. Omdat de woonomgeving van [appellant sub 3] een gemengd gebied betreft, kan voor geluid worden uitgegaan van een lagere richtafstand, te weten 200 m. Uit het rapport Akoestisch onderzoek Fivelpoortkade te Appingedam van Ingenieursbureau Spreen van 20 november 2013 (hierna: het rapport Spreen) blijkt volgens de raad dat door het plaatsen van een geluidscherm van minimaal 3,5 m ter plaatse van de woning van [appellant sub 3] kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Langs deze weg wordt volgens de raad dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd.

2.3. Op de verbeelding is aan de gronden ter plaatse van de langs het Eemskanaal gelegen aanlegkade de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − op- en overslag" toegekend. Aan de gronden ten westen van deze kade is de bestemming "Verkeer" en de aanduiding "geluidscherm" toegekend.

Ingevolge artikel 13, lid 13.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein - 3" aangewezen gronden bestemd voor:

a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

[…]

f. laad, los- en overslagbedrijven voor de binnenvaart van ten hoogste categorie 4.2, zoals genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst, en niet zijnde tankercleaning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − op- en overslag".

Ingevolge artikel 33, lid 33.1, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor:

[…]

f. een geluidscherm, ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm".

Ingevolge lid 33.2.2, aanhef en onder d, geldt dat de bouwhoogte van een geluidscherm, ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" ten minste 3,5 m zal bedragen.

2.4. Gelet op de Bedrijvenlijst worden met het plan de volgende nieuwe activiteiten, ten opzichte van de onder het voorheen geldende plan reeds toegestane overslag van granen en meelsoorten met een verwerkingscapaciteit van minder 500 ton per uur, mogelijk gemaakt: laden, lossen en overslag, ten behoeve van de binnenvaart, van containers (categorie 4.2), stukgoederen (categorie 3.2), ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlakte < 2.000 m² (categorie 4.2) en steenkool, opslagoppervlakte < 2.000 m² (categorie 4.2). De grootste richtafstanden uit de VNG-brochure voor geluid en stof bedragen hierbij respectievelijk 300 en 200 m. [appellant sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de omgeving ter plaatse van zijn woning is aan te merken als rustige woonwijk. De raad heeft de omgeving kunnen aanduiden als gemengd gebied. De richtafstanden voor geluid en stof kunnen indien sprake is van gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd tot onderscheidenlijk 200 en 100 m. De afstand tot de woning van [appellant sub 3] bedraagt ongeveer 38 m, zodat aan de richtafstanden voor geluid en - anders dan de raad stelt - ook voor stof niet wordt voldaan.

De in de VNG-brochure opgenomen afstanden zijn indicatief. De raad heeft de afwijking van de richtafstand voor stof echter niet gemotiveerd.

Wat geluid betreft stelt de raad stelt dat in verband met de nieuwe activiteiten een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd, gelet op het rapport Spreen waaruit volgens hem blijkt dat met het voorziene geluidscherm van minimaal 3,5 m hoogte aan de waarden van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. Het rapport Spreen, dat bij het verweerschrift is gevoegd, dateert van na het nemen van het bestreden besluit. Volgens de raad was het desbetreffende onderzoek niet aan de bijlagen van het plan toegevoegd omdat het ten tijde van de vaststelling van het plan nog een concept was. Ter zitting is aannemelijk geworden dat het definitieve rapport niet afwijkt van het concept.

In het rapport Spreen wordt uitgegaan van het laden en lossen van zand, grond, stortstenen, bouwstoffen en materialen zowel in bulk als in container, hetgeen de Afdeling representatief acht voor de maximale planmogelijkheden. Vermeld wordt dat ter plaatse van de twee dichtstbijzijnde woningen [locatie 2] de geluidvoorschriften met betrekking tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau worden overschreden, in de dagperiode door de loskraan en in de avondperiode door de tractor. Ook de geluidvoorschriften met betrekking tot het maximale geluidniveau worden overschreden, in de dagperiode door het laden van de stortstenen en in de avondperiode door het rijden van vrachtwagens op het terrein. Volgens het rapport dient, om aan de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau te kunnen voldoen, een geluidscherm te worden geplaatst met een lengte van 46 m en een hoogte van 4,25 m (voor de situatie met de loskraan op de kade) dan wel een lengte van 46 m en een hoogte van 5,00 m (voor de situatie met de loskraan op het schip). Om aan de grenswaarden voor het maximale geluidniveau te kunnen voldoen, dient tevens de eerste laag stortstenen rustig te worden geladen in vrachtwagen of schip.

In het licht van het vorenstaande, en nu voor het voorziene geluidscherm ingevolge artikel 33, lid 33.2.2, aanhef en onder d, van de planregels een minimum hoogte van slechts 3,5 m is bepaald, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling een afwijking van de richtwaarde voor geluid van 200 m naar 38 m niet voldoende gerechtvaardigd.

Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

2.5. Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 72, aanhef en onder b, van de planregels voert [appellant sub 3] aan dat, zelfs wanneer de kade met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt verplaatst, deze nog steeds op 120 m van zijn woning ligt, zodat nog steeds niet aan de richtafstand wordt voldaan. Verder maakt het plan ook verlenging van de kade mogelijk.

2.6. De raad stelt dat inzake de verplaatsing of verlenging van de kade is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid, omdat nog geen concrete plannen bestaan voor verbreding van de brug of verlenging van de kade. Na de eventuele brugverbreding ontstaat volgens de raad een voor [appellant sub 3] gunstiger situatie, omdat de kade dan verder van zijn woning komt te liggen. Ook nieuwe bedrijven moeten voldoen aan het Activiteitenbesluit. Uit het akoestisch onderzoek van Spreen blijkt volgens de raad dat met een scherm van minimaal 3,5 m kan worden voldaan aan de eisen van het Activiteitenbesluit.

2.7. Op de verbeelding is aan de gronden langs de kade met de bestemming "Water − 1" en "Bedrijventerrein - 3" de aanduiding "wetgevingzone − wijzigingsgebied 2" toegekend.

Ingevolge artikel 72, aanhef en onder b, van de planregels kunnen Burgemeester en Wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemmingen "Water - 1" en "Water - Waterkering" onderling worden gewijzigd dan wel dat de bestemmingen gewijzigd worden naar de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en dat de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - op- en overslag" en "waterkering" worden aangebracht ten behoeve van de verbreding van de naastgelegen brug en/of de uitbreiding van de activiteiten van het bedrijventerrein Fivelpoort, mits:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen de gronden die zijn voorzien van de aanduiding "wetgevingzone − wijzigingsgebied 2";

2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de verplaatsing van de bestaande aanlegkade nodig is in het kader van de verbreding van de Woldwegbrug dan wel dat de toekomstige uitbreiding van de activiteiten van bedrijventerrein Fivelpoort de realisatie van de aanlegkade noodzakelijk maken;

3. de uitbreiding van de aanlegkade tot 260 m mag uitsluitend plaatsvinden indien de lengte van 65 m niet voldoende is voor de bedrijfsvoering van bedrijventerrein Fivelpoort;

4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied.

2.8. Met de vaststelling van het onderhavige plan is de aanvaardbaarheid van hetgeen met de wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt in beginsel gegeven. Ook bij het, met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, verplaatsen van de kade zal nog steeds niet aan de richtafstand van de VNG-brochure worden voldaan. De raad rechtvaardigt dit met een beroep op het rapport Spreen. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor, onder 3.4, is overwogen is een afwijking van de richtwaarde voor geluid hiermee niet voldoende gerechtvaardigd. Daarnaast heeft de raad de afwijking van de richtafstand voor stof ook in dit verband niet gemotiveerd. Het bestreden besluit is ook in zoverre in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

2.9. [appellant sub 3] vreest voorts voor geluid- en stofhinder van activiteiten op gronden ten zuiden van de kade, op het bedrijfsterrein Fivelpoort. Hiertoe wijst [appellant sub 3] erop dat op een afstand van 77 m van zijn woning activiteiten van milieucategorie 3 mogelijk worden gemaakt, terwijl de richtafstand 100 m bedraagt. Nu de raad afwijzend heeft gereageerd op zijn verzoek om ook ter plaatse van deze gronden een geluid- en stofwerende voorziening te treffen en in verband hiermee het voorziene scherm door te trekken, hadden volgens [appellant sub 3] binnen een afstand van 100 m tot zijn woning geen activiteiten van categorie 3 mogelijk mogen worden gemaakt.

2.10. De raad stelt dat op het bedrijventerrein Fivelpoort op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Bedrijvenpark Fivelpoort" bedrijven tot en met categorie 3 waren toegestaan. In het bestreden plan zijn op het bedrijventerrein Fivelpoort bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. De VNG-brochure geeft hiervoor een richtafstand van 100 m. Nu de woning van [appellant sub 3] is gelegen in gemengd gebied, mag in dit geval op grond van de VNG-brochure echter worden uitgegaan van 50 m, aldus de raad. Daarnaast moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.

2.11. Op de verbeelding is aan gronden op het bedrijventerrein Fivelpoort de bestemming "Bedrijventerrein - 3" toegekend.

2.12. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [appellant sub 3] niet aannemelijk gemaakt dat de omgeving ter plaatse van zijn woning is aan te merken als rustige woonwijk en heeft de raad de omgeving kunnen aanmerken als gemengd gebied. Zoals de raad heeft gesteld mag de richtafstand voor bedrijven van milieucategorie 3.2 in de onderhavige situatie met één stap worden verlaagd tot 50 m. Het betoog van [appellant sub 3] dat niet aan de richtafstand wordt voldaan, treft gelet hierop geen doel. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in zoverre is gewaarborgd.

Het betoog faalt.

2.13. [appellant sub 3] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 3] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

2.14. Het beroep van [appellant sub 3] is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, wat het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − op- en overslag" voor gronden ter plaatse van de langs het Eemskanaal gelegen aanlegkade en gronden ten zuiden daarvan betreft, alsmede voor zover het de artikelen 33, lid 33.2.2, aanhef en onder d, en 72, aanhef en onder b, van de planregels betreft.

2.15. De raad dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.

De beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2]

3. [appellant sub 1B] en [appellant sub 2], die wonen aan De Groeve 6 onderscheidenlijk Kanaalweg 23, kunnen zich niet verenigen met de wijziging van de geluidzone en de toekenning van de bestemming "Bedrijventerrein - 3" met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − machinefabriek" aan de gronden van het bedrijf van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]).

In dit verband voeren zij in de eerste plaats aan dat zij tevens beroep hebben ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 31 mei 2013 tot vaststelling van hogere waarden ten behoeve van dit plan en dat zij in dat beroep hebben aangevoerd dat niet op de voorgeschreven wijze kennis is gegeven van het ontwerpbesluit hogere waarden.

[appellant sub 1B] en [appellant sub 2] betogen dat door het verleggen van de geluidzone de waarde van 50 dB(A) niet meer kan worden gegarandeerd op de gevel van hun woningen. Aanpassing van de zone, waardoor akoestische ruimte wordt geboden voor toekomstige ontwikkelingen, is volgens hen in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aangezien meer ruimte wordt geboden dan voor de huidige bedrijfsvoering nodig is, hetgeen gelet op de reeds overbelaste situatie niet gepast is. Er is volgens hen ten onrechte zonder verdere overweging overgegaan tot verhoging van de geluidwaarde naar 53 respectievelijk 55 dB(A). Het had volgens hen in rede gelegen om eerst te onderzoeken of de bestaande 50 dB(A) norm kan worden gehandhaafd door bron- of overdrachtsmaatregelen die de geluidbelasting reduceren. Hierbij past volgens hen bij uitstek het op gepaste wijze bestemmen van de nog onbebouwde grond van [bedrijf]. De nog onbebouwde strook grond had kunnen worden bestemd voor bedrijvigheid die maximaal in categorie 3.2 valt. De gronden van het bedrijf, waar door opname van de aanduiding "machinefabriek" een bedrijf tot en met milieucategorie 4.2 mogelijk is, hadden volgens [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] niet voor deze categorie mogen worden bestemd, nu het volgens de raad onwaarschijnlijk is dat het bedrijf zal kunnen groeien tot een inrichting van categorie 4.2. Voorts hadden de effecten van een geluidwal moeten worden beoordeeld, aangezien het een overbelaste situatie betreft. Nu is nagelaten dat onderzoek te doen had volgens [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] niet kunnen worden overgegaan tot verruiming van de geluidzone en het gebruik van de bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde. Dat volgens de raad de vestigingsmogelijkheden door milieucategorisering zijn ingeperkt, waarmee kennelijk wordt gesuggereerd dat de geluidsituatie gunstiger wordt, doet daaraan volgens hen niet af, aangezien zowel nieuwe als bestaande bedrijven meer geluidruimte krijgen. Volgens [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] is een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van hun woningen dan ook niet gewaarborgd. Dat volgens de raad een verkennend gevelisolatieonderzoek zal worden uitgevoerd benadrukt volgens hen dat het belang van maatregelen aan de bron niet is onderkend.

3.1. De raad stelt dat het voorheen geldende Uitbreidingsplan in Hoofdzaak van 1957 geen beperkingen kende ten aanzien van de te vestigen industrie. In dat plan was het gehele industrieterrein Woldweg (inclusief de onbebouwde strook ten zuiden van [bedrijf]), het terrein van de Eendracht en de driehoek Kanaalweg bestemd voor bedrijfsdoeleinden. Milieucategorieën bestonden toen nog niet, zodat in beginsel bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 6 mogelijk waren. Een dergelijke ruime regeling is volgens de raad in de huidige tijd niet meer te motiveren. Voorts hadden de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] onder het voorheen geldende Uitbreidingsplan een industriebestemming. Door de bestaande geluidzone mocht de geluidbelasting ter plaatse van deze woningen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Deze zonegrens was zeer dicht bij de woningen gelegen en de afstand tussen de grens van het industrieterrein enerzijds en de zonegrens en de woningen anderzijds bedroeg minder dan 50 m. De ligging van de geluidzone was volgens de raad te krap om de huidige milieugebruiksruimte wat geluid betreft te kunnen accommoderen. Doordat steeds meer bedrijven onder de werking van het Activiteitenbesluit komen te vallen, op grond waarvan voor deze bedrijven een norm geldt van 50 dB(A) op 50 m of een dichterbij gelegen geluidgevoelige bestemming, was het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen bovendien niet meer afdoende cumulatief te beschermen, aldus de raad.

Het onderhavige plan voorziet daarom in het actualiseren van de geluidzone, het beperken van de vestigingsmogelijkheden via milieucategorisering en het toekennen van een woonbestemming aan onder meer de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2]. In de categorieën tot en met 3.2, zoals genoemd in de Bedrijvenlijst in de bijlagen bij de planregels, vallen geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, aldus de raad. Daarnaast zijn de bedrijven [bedrijf] en Kooi specifiek aangeduid, aangezien deze in de bestaande situatie een hogere categorie hebben. Met deze bedrijven is rekening gehouden door deze als zodanig te bestemmen en daarnaast nog enige uitbreidingsmogelijkheden te geven. Andere bedrijven in categorieën boven 3.2 zijn niet toegestaan, zodat de maximale bedrijfscategorie aanzienlijk is verlaagd ten opzichte van het vorige plan, aldus de raad. Op grond van de artikelen 40 en 41 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) behoort het volgens de raad tot de mogelijkheden van het bevoegd gezag om de zone te wijzigen, waarbij de waarde voor bestaande woningen mag worden verhoogd naar 60 dB(A). In dit geval zijn de waarden voor de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] beperkt tot onderscheidenlijk 53 en 55 dB(A). In het plan worden deze woningen ingepast met een woonbestemming, waardoor er rechten ontstaan die voorheen ontbraken. Verder dient per vergunningaanvraag toepassing te worden gegeven aan de beste beschikbare technieken en wordt verondersteld dat inrichtingen die voldoen aan de standaard geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit toepassing geven aan de beste beschikbare technieken. Overdrachtsmaatregelen zijn volgens de raad akoestisch niet doeltreffend en stedenbouwkundig niet gewenst. Door het vaststellen van een nieuwe geluidzone en het toekennen van een woonbestemming aan de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] is er een voor hen gunstiger situatie ontstaan dan onder het oude plan, aldus de raad. In het licht hiervan is er volgens de raad sprake van een goede ruimtelijke ordening.

De raad stelt voorts dat hij de ruimte heeft willen bieden voor een machinefabriek waar motoren worden getest, hetgeen volgens de bij het bestemmingsplan gevoegde lijst van bedrijven ertoe leidt dat het bedrijf tot categorie 4.2 gaat behoren. Daarom heeft hij geen regeling opgenomen om de machinefabriek te beperken tot categorie 4.1. De raad heeft toegelicht op welke wijze met deze activiteit rekening is gehouden. In het akoestisch onderzoek "Akoestisch onderzoek industrie bestemmingsplan Stad Appingedam" (hierna: het akoestisch rapport) is voor de kavels waarop een uitbreiding van de machinefabriek mogelijk is gemaakt een geluidbronvermogen van 65/60/55 (den) dB(A) per m2 tot uitgangspunt genomen. Daarmee wordt uitgegaan van een grotere geluidruimte dan de thans aan [bedrijf] vergunde ruimte van 57/50/39 dB(A) per m2. Ook voor het bestaande oppervlak wordt een hogere geluidbelasting tot uitgangspunt genomen dan thans is vergund. De raad stelt dat uit vergelijking met het bedrijf Control Seal op het industrieterrein Farmsumerweg, waar ook machines worden getest, blijkt dat bij toepassing van de beste beschikbare technieken, hetgeen onder meer inhoudt dat het testen van motoren inpandig plaatsvindt, in samenhang met een akoestisch gunstige indeling van het terrein, de geluidruimte volstaat.

De raad stelt voorts dat de opmerking, in bijlage 1 van het akoestisch rapport, dat doorgroei naar een bedrijf van categorie 4.2 niet waarschijnlijk is, op een vergissing berust. Het valt niet te verwachten dat het bedrijf zodanig zal groeien dat het behoefte zou hebben aan meer geluidruimte dan thans wordt geboden, maar het is wel degelijk steeds de bedoeling geweest om het testen van motoren mogelijk te maken.

3.2. Op de verbeelding is aan de gronden van industrieterrein Woldweg-Zuid de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduiding "overige zone − gezoneerd terrein" toegekend. Aan de gronden van het bedrijf van [bedrijf] is tevens de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − machinefabriek" toegekend.

Ingevolge artikel 13, lid 13.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein - 3" aangewezen gronden bestemd voor:

a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen geluidzoneringsplichtige inrichtingen wel worden gevestigd, ter plaatse van de aanduiding "overige zone − gezoneerd terrein";

[…]

d. een machinefabriek, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek".

3.3. Ingevolge artikel 40 van de Wgh wordt, indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 41, eerste lid, kan een krachtens artikel 40 vastgestelde zone uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, met dien verstande dat opheffing alleen kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen industrieterrein meer is.

Ingevolge artikel 45, eerste lid, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, bedoeld in artikel 44, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 48, eerste lid, worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling gaan of blijven behoren tot een zone, ter zake van de geluidbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 44, onderscheidenlijk 47, eerste lid, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, worden in afwijking van het eerste lid bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als in dat lid bedoeld, hogere waarden in acht genomen, voor zover eerder bij of krachtens artikel 45, 46, 47, tweede lid, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad- en-milieubenadering voor de vaststelling van het bestemmingsplan of het wijzigings- of uitwerkingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.

3.4. Naar het oordeel van de Afdeling berust het besluit, nu in Bijlage 1 van het akoestisch rapport is gesteld dat doorgroei naar een bedrijf in categorie 4.2 onwaarschijnlijk lijkt, welke stelling nergens in de toelichting bij het plan of elders in de ten tijde van het nemen van het bestreden besluit beschikbare stukken wordt weersproken, niet op een deugdelijke motivering, voor zover het de wijziging van de geluidzone van het industrieterrein Woldweg-Zuid en de toekenning van de bestemming "Bedrijventerrein - 3" met de aanduidingen "overige zone − gezoneerd terrein" en "specifieke vorm van bedrijf − machinefabriek" aan de gronden van het bedrijf van [bedrijf] betreft. De betogen slagen.

3.5. De beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] zijn gegrond. Het besluit komt in zoverre in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. De Afdeling ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in zoverre in stand te laten, en overweegt daartoe als volgt.

3.6. Gelet op de ligging op een gezoneerd industrieterrein en nu aannemelijk is dat behoefte bestaat aan een zekere uitbreidingsruimte, kon de raad het naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening achten om ter plaatse van de bebouwde en onbebouwde gronden waar de machinefabriek van [bedrijf] is gevestigd de mogelijkheid te bieden een machinefabriek van milieucategorie 4.2 te vestigen, waarbij mogelijk ook het testen van motoren tot de activiteiten gaat behoren. Aanpassing van de zone, waardoor akoestische ruimte wordt geboden voor deze toekomstige ontwikkelingen, en dus meer ruimte wordt geboden dan voor de huidige bedrijfsvoering nodig is, is onder deze omstandigheden niet in strijd met de Wgh. Het enkele feit dat daardoor de waarde van 50 dB(A) niet meer kan worden gegarandeerd op de gevel van omliggende woningen, maakt dat niet anders. De systematiek van de Wgh voorziet hier juist in, op voorwaarde dat er een hogere waarden besluit is vastgesteld, hetgeen hier het geval is. Bij uitspraak van heden, in zaak nr. 201306290/1/R4, heeft de Afdeling de beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Appingedam waarbij dit college hogere waarden heeft vastgesteld als bedoeld in de artikelen 45 en 110a van de Wgh voor onder meer hun woningen, ongegrond verklaard. Gelet daarop is er ook geen aanleiding voor het oordeel dat ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat verzekerd is. Voorts acht de Afdeling het, gelet op het akoestisch rapport zoals toegelicht in de schriftelijke antwoorden op de door de Afdeling gestelde vragen en ter nadere zitting, aannemelijk gemaakt dat de geluidruimte die voor de machinefabriek beschikbaar komt nodig en toereikend is om een dergelijke groei mogelijk te maken.

Proceskosten

3.7. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn aan te merken als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Appingedam van 19 juni 2013, kenmerk 7, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stad Appingedam", voor zover het betreft de wijziging van de geluidzone van het industrieterrein Woldweg-Zuid, het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduidingen "overige zone − gezoneerd terrein" en "specifieke vorm van bedrijf − machinefabriek" voor de gronden van het bedrijf van [bedrijf] B.V., het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − op- en overslag" voor de gronden ter plaatse van de langs het Eemskanaal gelegen aanlegkade en gronden ten zuiden daarvan, alsmede de artikelen 33, lid 33.2.2, aanhef en onder d, en 72, aanhef en onder b, van de planregels;

III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven voor zover het betreft de wijziging van de geluidzone van het industrieterrein Woldweg-Zuid, alsmede het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduidingen "overige zone − gezoneerd terrein" en "specifieke vorm van bedrijf − machinefabriek" voor de gronden van het bedrijf van [bedrijf] B.V.;

IV. draagt de raad van de gemeente Appingedam op om ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 3" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf − op- en overslag" voor de gronden ter plaatse van de langs het Eemskanaal gelegen aanlegkade en gronden ten zuiden daarvan, alsmede de artikelen 33, lid 33.2.2, aanhef en onder d, en 72, aanhef en onder b, van de planregels, binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Appingedam tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

veroordeelt de raad van de gemeente Appingedam tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Appingedam tot vergoeding van bij [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Appingedam aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2] en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Kuipers
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015

271.