Uitspraak 201402066/2/R3


Volledige tekst

201402066/2/R3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Duizel, gemeente Eersel,

en

de raad van de gemeente Eersel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2013, kenmerk R 13-69, heeft de raad het bestemmingsplan "Duizel-Noord" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door B. Joosten, K.F.J.M Bierens en J.J.M. Borrenbergs, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 22 april 2015 in zaak nr. 201402066/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak het aldaar omschreven gebrek te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 7 juli 2015, kenmerk R 15-42, heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

[appellant] heeft een zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het besluit van 19 december 2013

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad in de stukken noch ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat binnen de planperiode rekening moet worden gehouden met een regionale behoefte aan 41 woningen die bij wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. In de tussenuitspraak is overwogen dat het plan daarom in zoverre in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is vastgesteld.

Voorts heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat in de plantoelichting een verantwoording ontbreekt waaruit blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gesitueerd, hetgeen in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro en artikel 3.3, eerste lid, van de Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant. De Afdeling heeft echter overwogen dat, nu de raad in het verweerschrift en ter zitting alsnog een verantwoording heeft gegeven waaruit blijkt dat de beoogde woningbouw niet binnen bestaand stedelijk gebied van de kern Duizel kan worden gesitueerd, zij aanleiding ziet om voor dit punt geen opdracht tot herstel te geven en in de einduitspraak de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in zoverre in stand te laten.

Verder is in de tussenuitspraak overwogen dat de economische uitvoerbaarheid van het plan in de einduitspraak zal worden beoordeeld.

2. Gelet op hetgeen de Afdeling in de tussenuitspraak heeft overwogen, is het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 19 december 2013, gegrond. Dit besluit dient daarom, gelet op de samenhang tussen de bij recht en bij wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakte woningbouw en de overige plandelen, geheel te worden vernietigd. Gelet op de omstandigheid dat de raad het plan bij besluit van 7 juli 2015 gewijzigd heeft vastgesteld, ziet de Afdeling niet langer aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit van 19 december 2013 in stand te laten.

3. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak alsnog te beschrijven of en in hoeverre de ontwikkeling van 41 woningen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voorziet in een actuele regionale behoefte, dan wel een besluit tot wijziging van het plan te nemen.

Het besluit van 7 juli 2015

4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 7 juli 2015 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Met dit plan heeft de raad de plangrens gewijzigd en wel zodanig dat de gronden waaraan bij besluit van 19 december 2013 nog de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied" was toegekend, thans buiten het plangebied zijn gelaten. Verder bevat artikel 3 van de planregels geen wijzigingsbevoegdheid meer ten behoeve van woningbouw en heeft de raad de plantoelichting aangevuld.

5. Hiermee is niet volledig tegemoet gekomen aan het beroep van [appellant]. Het beroep heeft van rechtswege mede betrekking op het besluit van 7 juli 2015.

6. [appellant] betoogt dat door de gewijzigde planvaststelling bij het herstelbesluit ruimte is ontstaan voor een andere planopzet die meer recht doet aan zijn belangen. De raad had voor een dergelijke planopzet dienen te kiezen bij de vaststelling van het plan, aldus [appellant]. Het plangebied dient volgens hem meer in de richting van de Sint Janstraat te worden verplaatst, zodat een betere aansluiting op de kern van Duizel ontstaat.

6.1. De Groenstraat, waaraan [appellant] woont, ligt ten oosten van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied ligt de Sint Janstraat. Uit paragraaf 2.3 van de plantoelichting volgt dat de Hoef en de Akkerstraat, twee straten die beide in het verlengde van de Groenstraat liggen en die samen de verbinding tussen Eersel en Vessem vormen, een ontsluitingsfunctie voor het plangebied hebben. Het is de bedoeling van de raad dat autoverkeer van en naar het plangebied over voormelde straten rijdt en uit de Sint Janstraat wordt geweerd, zodat uitsluitend langzaamverkeer van deze straat gebruik zal maken. Gelet hierop acht de Afdeling de in het plan voorziene locatie voor de woningen uit ruimtelijk oogpunt niet onredelijk, mede in aanmerking genomen hetgeen de Afdeling heeft overwogen onder 6.2 van haar tussenuitspraak. Het betoog faalt.

7. [appellant] heeft betoogd dat het ontbreken van inzicht in de actuele regionale woningbehoefte meebrengt dat de economische uitvoerbaarheid van het plan van 19 december 2013 onzeker is. In zijn zienswijze over het herstelbesluit voert [appellant] aan dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is komen vast te staan, omdat niet duidelijk is hoe de raad tot zijn berekening is gekomen en of de door het gemeentebestuur gevormde voorziening van € 369.000,00 voldoende zal zijn.

7.1. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

Zoals reeds volgt uit hetgeen onder 4 is overwogen, bevat het gewijzigd vastgestelde plan geen wijzigingsbevoegdheid meer ten behoeve van de bouw van 41 woningen. Wel voorziet het plan bij recht in 70 woningen. Zoals de Afdeling onder 4.4.1 in de tussenuitspraak heeft overwogen, voorziet het plan in zoverre in een actuele regionale behoefte. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de woningbehoefte die niet inzichtelijk zou zijn gemaakt, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre uitvoerbaar is.

In het raadsvoorstel is opgemerkt dat de kosten voor de woningbouwontwikkeling € 8.075.000,00 zullen bedragen terwijl de opbrengsten op € 7.706.000,00 zijn begroot. Voor het resterende bedrag van € 369.000,00 is een voorziening getroffen. Verder volgt uit het raadsvoorstel dat de gemeente voor deze woningbouwontwikkeling beschikt over 30.750 m² uitgeefbare grond. Voorts staat in hoofdstuk 6 van de plantoelichting dat de kosten die met de ontwikkeling samenhangen geheel en al voor risico van het gemeentebestuur komen en dat hiermee in de gemeentelijke begroting rekening is gehouden.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van, in beginsel, tien jaar.

Het betoog faalt.

8. Gelet op hetgeen onder 6.1 en 7.1 is overwogen is het beroep van [appellant], voor zover gericht tegen het besluit van 7 juli 2015, ongegrond. Het gewijzigd vastgestelde plan "Duizel-Noord" wordt met deze uitspraak onherroepelijk.

Slotoverwegingen

9. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

10. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant], voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Eersel van 19 december 2013, kenmerk R 13-69, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Duizel-Noord", gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eersel van 19 december 2013, kenmerk R 13-69, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Duizel-Noord";

III. draagt de raad van de gemeente Eersel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de in het hiervoor vermelde onderdeel II opgenomen vernietiging van de vaststelling van het bestemmingsplan wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. verklaart het beroep van [appellant], voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Eersel van 7 juli 2015, kenmerk R 15-42, tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Duizel-Noord", ongegrond;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Eersel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.269,64 (zegge: twaalfhonderdnegenenzestig euro en vierenzestig cent), waarvan een bedrag van € 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Eersel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.

w.g. Van Sloten
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015

177-813.