Uitspraak 201405446/1/R6


Volledige tekst

201405446/1/R6.
Datum uitspraak: 10 december 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Schagen,
2. [appellant sub 2], wonend te Schagen,
appellanten,

en

provinciale staten van Noord-Holland,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2014 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Herinrichting N241" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door J.G. [appellant sub 1], en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. A.F.P. van Mierlo, B.N. van Densen, drs. A.D. Akkies en R. Otte, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in de herinrichting van de provinciale weg N241. Het plan voorziet ter plaatse van de Nes in een fietstunnel onder deze weg en ten noorden daarvan in een gelijkvloers fietspad langs de watergang.

2. Bij de vaststelling van een inpassingsgsplan hebben provinciale staten beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die zij uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig achten. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat provinciale staten zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in het plan ten onrechte niet is geregeld dat de voorziene fietstunnel niet langs hun woningen kan worden gerealiseerd. Provinciale staten hebben volgens hen ten onrechte niet voor het door hen aangedragen alternatief hebben gekozen. Dit alternatief houdt in dat het bestaande fietspad langs hun woningen bestaan en de voorziene fietstunnel ten noorden daarvan langs de watergang wordt gerealiseerd. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat provinciale staten hun alternatief ten onrechte niet in hun afweging hebben meegenomen. Hun alternatief voldoet volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan de eisen ten aanzien van de verkeers- en tunnelveiligheid. Voorts is het geen bezwaar dat bij hun alternatief de ligging van de watergang en de dijk moet worden aangepast, omdat ook bij het alternatief waarvoor provinciale staten hebben gekozen de ligging van de watergang en de dijk moet worden aangepast. Bij het alternatief waarvoor provinciale staten hebben gekozen wordt de watergang naar het noorden in de richting van een appartementencomplex verplaatst. Ook zal het door hen voorgestelde alternatief volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de aanwezige terreinen van archeologische waarden minder belasten. Verder zijn volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor hun alternatief geen gronden benodigd van de wijk Nes Noord die in aanbouw is. De ontwikkeling van deze wijk liep parallel aan de ontwikkeling van de herinrichting van de N241 en provinciale staten waren op de hoogte van de ontwikkeling van deze wijk. Zij hadden dus ervoor zorg kunnen dragen dat daarbij rekening zou worden gehouden met de inpassing van de voorziene fietstunnel.

3.1. De woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] staan thans op een afstand van ongeveer 8 m van een fietspad dat langs de watergang loopt. Ten noorden van deze watergang staat een appartementencomplex in de wijk Nes Noord. Aan het fietspad en de watergang is de bestemming "Verkeer" toegekend.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder b, c en i, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden onder meer bestemd voor kunstwerken, voet- en fietspaden en water.

3.2. De Afdeling overweegt dat provinciale staten bij de keuze van een bestemming een afweging dienen te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij hebben provinciale staten beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Dat provinciale staten niet voor het alternatief van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben gekozen betekent niet dat zij dit alternatief niet in hun afweging hebben meegenomen.

De Afdeling is van oordeel dat provinciale staten in redelijkheid ervoor hebben kunnen kiezen om de voorziene fietstunnel langs de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] mogelijk te maken, ook al zou het alternatief van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan de eisen ten aanzien van de verkeers- en tunnelveiligheid voldoen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat provinciale staten ter zitting hebben toegelicht dat bij het alternatief van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een zinker in de watergang moeilijker te onderhouden is, omdat onderhoud van deze zinker vanaf de muur van de voorziene fietstunnel niet mogelijk is. Voorts hebben provinciale staten toegelicht dat de watergang op grond van de legger van het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een minimale breedte van 4 m dient te hebben. Vanwege deze minimale breedte is het volgens provinciale staten niet mogelijk om de taluds en de beschoeiing vanaf het water te onderhouden, zodat het onderhoud vanaf de wal moet plaatsvinden. Het onderhoud van de taluds en de beschoeiing is echter niet mogelijk vanaf de muur van de voorziene fietstunnel. Ook zal bij het alternatief van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de watergang nog meer richting het appartementencomplex moet worden verplaatst, omdat voor de voorziene fietstunnel meer ruimte benodigd is dan voor het gelijkvloerse fietspad. Uit de ter zitting getoonde foto’s volgt dat de ruimte tussen het appartementencomplex en de watergang niet groot is. Als de watergang nog meer richting het noorden wordt verplaatst, zal het dus erg moeilijk, zo niet onmogelijk worden om de taluds en de beschoeiing vanaf de zijde van het appartementencomplex te onderhouden. De door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerde omstandigheid dat de watergang niet door het provinciebestuur wordt onderhouden, maar door het gemeentebestuur doet daaraan niet af. Provinciale staten dienen bij de vaststelling van een inpassingsplan ook rekening te houden met het gemeentelijke belang. De Afdeling betrekt voorts bij haar oordeel dat bij het alternatief van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de voorziene fietstunnel slechts op een paar meter afstand meer van hun woningen komt te liggen dan bij het alternatief waarvoor provinciale staten hebben gekozen. Gelet hierop hebben provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat de verschillen tussen beide alternatieven voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] klein zijn. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren dat hun alternatief de aanwezige terreinen van archeologische waarde minder zal belasten, stelt de Afdeling vast dat de realisatie van de voorziene fietstunnel langs de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ook niet zal leiden tot aantasting van deze terreinen, nu deze terreinen niet binnen de bestemming "Verkeer" liggen.

Wat betreft de stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat provinciale staten bij de ontwikkeling van de wijk Nes Noord ervoor zorg hadden kunnen dragen dat daarbij rekening zou worden gehouden met de inpassing van de voorziene fietstunnel, stelt de Afdeling vast dat de ontwikkeling van de wijk Nes Noord was voorzien in het bestemmingsplan "Nes Noord" dat op 26 augustus 2010 door de gemeenteraad van Schagen is vastgesteld. Het ontwerp van het voorliggende plan is pas op 4 november 2013 ter inzage gelegd. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren, liep de ontwikkeling van de wijk Nes Noord dus niet parallel aan de ontwikkeling van de herinrichting van de N241.

Het betoog faalt.

4. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Hagen w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014

703.