Uitspraak 201407218/2/R4


Volledige tekst

201407218/2/R4.
Datum uitspraak: 21 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rederij Rembrandt B.V., gevestigd te Leiden,
verzoekster,

en

1. de raad van de gemeente Leiden,
2. het college van burgemeester en wethouders van Leiden,
3. de burgemeester van Leiden,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwe Rijn" vastgesteld.

Bij besluit van 15 juli 2014 heeft het college aan de stichting Centrummanagement Leiden een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend ten behoeve van het plaatsen van een ijsbaan inclusief bijbehorende bouwwerken voor de periode van 1 december 2014 tot en met 7 januari 2015 en een kerstmarkt voor de periode van 8 december 2014 tot en met 23 december 2014 op het water (Nieuwe Rijn) tussen de Visbrug en de Karnemelksbrug te Leiden.

Bij besluit van 15 juli 2014 heeft de burgemeester aan Centrummanagement Leiden een vergunning op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) verleend voor het neerleggen en exploiteren van een ijsbaan van 4 december 2014 tot en met 3 januari 2015, dagelijks van 10.00 uur tot 21.00 uur, en 4 januari 2015, van 13.00 uur tot 18.00 uur, op het water van de Nieuwe Rijn tussen de Visbrug en de Koornbrug te Leiden.
Voorts heeft de burgemeester bij besluit van 15 juli 2014 aan Centrummanagement Leiden een vergunning op grond van artikel 2:25 van de APV verleend voor het neerleggen en exploiteren van een kerstmarkt van 13 december 2014 tot en met 20 december 2014, dagelijks van 10.00 uur tot 21.00 uur, en 21 december 2014, van 12.00 uur tot 18.00 uur, op het water van de Nieuwe Rijn tussen de Visbrug en de Karnemelksbrug te Leiden.

Bij besluit van 13 februari 2014 heeft de raad besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen deze besluiten heeft Rederij Rembrandt B.V. beroep ingesteld.
Rederij Rembrandt B.V. heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad, het college en de burgemeester hebben een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2014, waar Rederij Rembrandt B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R.TH.G. van der Veldt, advocaat te Leiden, de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en A.J.A. Onderwater-Sacharias, werkzaam bij de gemeente, het college, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en mr. A. Kooij, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en [naam persoon], zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Centrummanagement Leiden, vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor jaarlijks terugkerende evenementen op het water van de Nieuwe Rijn te Leiden. De omgevingsvergunning is verleend voor het plaatsen van een ijsbaan en een kerstmarkt op het water van de Nieuwe Rijn. De evenementenvergunningen zijn verleend voor het neerleggen en exploiteren van een ijsbaan en een kerstmarkt op het water van de Nieuwe Rijn.

3. Het verzoek strekt tot schorsing van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning en de evenementenvergunningen totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat op grond van de bestreden besluiten in december 2014 en januari 2015 een ijsbaan en een kerstmarkt op het water van de Nieuwe Rijn worden mogelijk gemaakt, waardoor een onomkeerbare situatie kan ontstaan.

4. Rederij Rembrandt B.V. richt zich met haar verzoek vooral tegen het bestemmingsplan, en wel tegen de plandelen met de bestemming "Water" en de aanduidingen "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1" en "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2". Zij kan zich niet verenigen met het mogelijk maken van een ijsbaan en een kerstmarkt op het water van de Nieuwe Rijn. De gronden van haar verzoek hebben betrekking op het ontbreken van een reële alternatieve vaarroute voor haar rondvaartonderneming, de locatie en de beschikbaarheid van alternatieve locaties voor de ijsbaan en de kerstmarkt, het uitsluiten van de functie ‘water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de recreatie- en beroepsvaart en het recreëren’ door de functie ‘evenementen’, de mogelijkheid om het water van de Nieuwe Rijn voor de helft af te sluiten voor de ijsbaan en de kerstmarkt, de verstoring van het beschermd stadsgezicht door de ijsbaan en de kerstmarkt en het ontbreken van een financieel belang bij het mogelijk maken van een ijsbaan. Rederij Rembrandt B.V. heeft ter zitting te kennen gegeven dat ten opzichte van het feitencomplex waar de rechtbank Den Haag over heeft geoordeeld in het kader van de procedures over de omgevingsvergunning voor de ijsbaan en de evenementenvergunningen voor de ijsbaan en de kerstmarkt voor december 2013 en januari 2014, nieuw is het grotere aantal dagen dat het water van de Nieuwe Rijn kan worden afgesloten voor de ijsbaan en de kerstmarkt. Tevens is nieuw dat uit het rapport ‘Verkeerseffecten Nieuwe Rijn’ van 14 maart 2014 van Goudappel Coffeng volgt dat de ijsbaan wat betreft het aantrekken van extra bezoekers naar Leiden maar een verwaarloosbare bijdrage levert, aldus Rederij Rembrandt B.V.

4.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor:

a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de recreatie- en beroepsvaart en het recreëren;

b. groenvoorzieningen;

c. nutsvoorzieningen;

d. kunstobjecten;

e. steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "steiger";

f. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1" en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2" met de daarbij behorende voorzieningen;

g. terrasboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "terras".

Ingevolge lid 4.4, onder 1, sub c, mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1" het water volledig worden afgedekt met een tijdelijk drijvend platform ten behoeve van één evenement uit de categorie 1 in de periode van 27 november tot en met 19 januari (ijsbaan) met een totale duur van maximaal 38 evenementendagen (met dien verstande dat na afloop van deze periode de doorvaarbaarheid van het water gewaarborgd dient te zijn) en een maximum bezoekerscapaciteit van 4755 (maximaal aantal bezoekers op het gehele evenemententerrein). Gedurende de periode van dit evenement (ijsbaan) is voor één evenementendag het geluidsniveau zoals opgenomen in een evenement uit categorie 2b toegestaan.

Ingevolge lid 4.4, onder 2, mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2" het water worden afgedekt met een tijdelijk drijvend platform ten behoeve van de volgende evenementen:

a. één evenement uit de categorie 1 in de periode van 27 november tot en met 25 december (kerstmarkt) met een totale duur van maximaal 20 evenementendagen (inclusief op- en afbouw) en een maximum bezoekerscapaciteit van 7938 (maximaal aantal bezoekers op hele evenemententerrein).

b. het evenement als bedoeld onder lid 4.4, onder 2, sub a, mag uitsluitend plaatsvinden, indien het water wordt afgedekt ten behoeve van het evenement als bedoeld onder lid 4.4, onder 1, sub c.

4.2. Met betrekking tot het betoog dat de functie ‘water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de recreatie- en beroepsvaart en het recreëren’ door de functie ‘evenementen’ wordt uitgesloten, overweegt de voorzieningenrechter dat in paragraaf 5.3 van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 is vermeld over functieaanduidingen dat zij ook kunnen worden gebruikt om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende, functie toe te laten. Gelet hierop heeft de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter naast de functie ‘water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de recreatie- en beroepsvaart en het recreëren’ tevens de functie ‘evenementen’ kunnen toestaan.

4.3. Ten aanzien van het betoog dat het beschermd stadsgezicht wordt verstoord door de ijsbaan en de kerstmarkt, volgt uit de planregels dat de totale duur van de ijsbaan en de kerstmarkt is begrensd tot maximaal 38 dagen per jaar. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter voorshands geen grond voor het oordeel dat het plan een onevenredige aantasting van het beschermd stadsgezicht met zich meebrengt.

4.4. Voor zover Rederij Rembrandt B.V. heeft aangevoerd dat uit het rapport ‘Verkeerseffecten Nieuwe Rijn’ van 14 maart 2014 van Goudappel Coffeng volgt dat de ijsbaan geen extra bezoekers trekt naar Leiden, heeft de raad ter zitting toegelicht dat het hier gaat om een verkeersrapport. Volgens de raad ziet het gestelde in het rapport over bezoekers van de ijsbaan op de verkeersgeneratie als gevolg van de ijsbaan en is de verkeersgeneratie als gevolg van de ijsbaan als verwaarloosbaar te beschouwen. Gelet op de toelichting van de raad ziet de voorzieningenrechter in hetgeen is aangevoerd op voorhand geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de realisatie van een ijsbaan in een behoefte voorziet.

4.5. Wat betreft het aantal dagen dat het water van de Nieuwe Rijn kan worden afgesloten voor de ijsbaan en de kerstmarkt, overweegt de voorzieningenrechter dat op grond van artikel 4, lid 4.4, onder 1, sub c, van de planregels, in samenhang gelezen met lid 4.4, onder 2, sub a, van de planregels, de totale duur van de afsluiting van het water van de Nieuwe Rijn voor de ijsbaan en de kerstmarkt maximaal 38 dagen per jaar kan bedragen. Deze afsluitingsduur van het water is overeenkomstig het Evenementenbeleid 2013-2018 en de voor de periode december 2013 en januari 2014 verleende vergunningen voor de ijsbaan en de kerstmarkt. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat Rederij Rembrandt B.V. deze grond en de overige aan het verzoek ten grondslag liggende gronden tevens naar voren heeft gebracht in het kader van de procedures over de omgevingsvergunning voor de ijsbaan en de evenementenvergunningen voor de ijsbaan en de kerstmarkt voor december 2013 en januari 2014. De rechtbank Den Haag heeft bij uitspraak van 16 mei 2014 onderscheidenlijk 25 juni 2014 het beroep van Rederij Rembrandt B.V. tegen de omgevingsvergunning voor de ijsbaan onderscheidenlijk de evenementenvergunningen voor de ijsbaan en de kerstmarkt ongegrond verklaard. Nu niet is gebleken dat de feiten en omstandigheden ten tijde van het thans bestreden besluit in relevante mate zijn gewijzigd, ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de Afdeling in de hoofdzaak hier anders over zal oordelen.

5. Voor zover het verzoek van Rederij Rembrandt B.V. voorts is gericht tegen de in artikel 4, lid 4.6, van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid, die het mogelijk maakt de aanduidingen "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1" en/of "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2" te verwijderen en/of aan te passen alsmede de op deze aanduidingen betrekking hebbende planregels, overweegt de voorzieningenrechter dat eerst na het inwerkingtreden van een wijzigingsplan, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan. Nu niet is gebleken dat op korte termijn gebruik zal worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening in zoverre ontbreekt. Mocht toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aan de orde zijn, dan staat het Rederij Rembrandt B.V. vrij een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

6. Aan het verzoek tot schorsing van de omgevingsvergunning en de evenementenvergunningen ligt ten grondslag dat deze vergunningen in strijd zijn met het bestemmingsplan. Daartoe voert Rederij Rembrandt B.V. aan dat op grond van het bestemmingsplan de kerstmarkt alleen mag plaatsvinden als ook de ijsbaan plaatsvindt. Volgens haar is aan de vergunningen ten onrechte niet deze voorwaarde verbonden.

6.1. Uit artikel 4, lid 4.4, onder 2, sub b, van de planregels volgt dat de kerstmarkt uitsluitend mag plaatsvinden als de ijsbaan plaatsvindt. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning heeft overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de burgemeester bij de beslissing op de aanvraag om een evenementenvergunning voor de kerstmarkt heeft overwogen dat de ijsbaan en de kerstmarkt juridisch-planologisch zijn geregeld in het bestemmingsplan. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het college en de burgemeester niet hebben kunnen afzien van het verbinden van een zodanige voorwaarde aan de vergunningen.

7. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen ligt aan het verzoek tot schorsing van de omgevingsvergunning en de evenementenvergunningen subsidiair ten grondslag dat het bestemmingsplan in de hoofdzaak geen stand zal kunnen houden. Gelet op al het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestemmingsplan in de hoofdzaak geen stand zal houden.

8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Lodeweges
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2014

625.